ECLI:NL:RBLIM:2023:4148

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
10383635/CV/23-963
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering werknemer om arbeidsovereenkomst van 40 uur per week op basis van rechtsvermoeden

In deze zaak vorderde de werknemer, die sinds 1 juni 2015 in dienst is bij de werkgever, een verklaring voor recht dat er sinds 1 januari 2023 sprake is van een arbeidsovereenkomst van 40 uur per week. De werknemer had gedurende een periode van negen tot tien maanden gemiddeld 40 uur per week gewerkt en baseerde haar vordering op artikel 7:610b BW, dat een rechtsvermoeden van de omvang van de arbeidsovereenkomst biedt. De werkgever verweerde zich door te stellen dat de arbeidsovereenkomst een flexibele arbeidstijd van gemiddeld 38 uur per week omvatte, zoals vastgelegd in de cao en de arbeidsovereenkomst zelf.

De kantonrechter oordeelde dat de cao duidelijke afspraken bevatte over de omgang met meeruren en dat de werknemer niet kon slagen in haar beroep op het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW. De rechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer een flexibele arbeidsovereenkomst van gemiddeld 38 uur per week was, en dat de cao bepalingen bevatte die de werkgever in staat stelden om de gewerkte uren te registreren en te compenseren. De vordering van de werknemer werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever, die op € 616,29 werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10383635 \ CV EXPL 23-963
Vonnis van de kantonrechter van 19 juli 2023
in de zaak van:
[werknemer],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
verder te noemen [werknemer] ,
gemachtigde mr. M.P.M.A. Willems (CNV Vakmensen),
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam] B.V.,
gevestigd te Horst,
gedaagde partij,
verder te noemen [werkgever] ,
gemachtigde mr. D. Nelson (BETA Belangenvereniging tankstations).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1970, is op 1 juni 2015 bij [werkgever] in dienst getreden en vervult thans de functie van Site Assistant tegen een loon van € 1.970,02 bruto per maand.
2.2.
Partijen zijn bij arbeidsovereenkomst een arbeidsduur van gemiddeld 38 uren per week overeengekomen.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst is de (algemeen verbindend verklaarde) Collectieve arbeidsovereenkomst voor Tankstations en Wasbedrijven van toepassing.
2.4.
Op de arbeidsovereenkomst zijn tevens van toepassing de arbeidsvoorwaarden die zijn vastgesteld binnen [naam] (Personeelswijzer).
2.5.
In de periode december 2021 tot en met september 2022 heeft [werknemer] gemiddeld 40 uur per week gewerkt.

3.Het geschil

3.1.
[werknemer] vordert een verklaring voor recht dat tussen [werknemer] en [werkgever] sinds 1 januari 2023 sprake is van een arbeidsovereenkomst op basis van 40 arbeidsuren per week.
3.2.
[werkgever] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[werknemer] legt aan haar vordering ten grondslag de artikelen 7:610b BW (rechtsvermoeden, omvang van de arbeid), 7:611 BW (goed werkgeverschap), 5a CAO (flexibele arbeidstijd) en 5.1. Personeelswijzer (arbeidsduur en werktijden). Zij stelt zich op het standpunt dat nu zij gedurende negen à tien maanden gemiddeld veertig uur per week heeft gewerkt, de omvang van de arbeidsovereenkomst geacht moet worden veertig uur per week te bedragen. Voorts is [werkgever] op grond van goed werkgeverschap gehouden [werknemer] een overeenkomst voor veertig uur per week aan te bieden.
4.2.
[werkgever] heeft de vordering van [werknemer] betwist en beroept zich op artikel 2 van de arbeidsovereenkomst en op (een andere uitleg van) artikel 5a van de cao.
In artikel 2 van de arbeidsovereenkomst is een flexibele arbeidstijd overeengekomen van 38 uur per week, die het mogelijk maakt soms meer en soms minder te werken, zonder dat sprake is van een rechtsvermoeden (bijvoorbeeld in het geval van meerwerk).Volgens artikel 5a van de cao kunnen de arbeidsuren per week variëren tussen de 34 en 48 uur per week, berekend over een periode van 26 weken. Wanneer blijkt dat een werknemer over een periode van 26 weken gemiddeld meer dan 38 uur per week heeft gewerkt, worden deze uren per 31 december als tijd voor tijd opgenomen.
4.3.
Overwogen wordt als volgt.
Artikel 2 van de arbeidsovereenkomst luidt:
“Er wordt gewerkt op alle voorkomen openstellingstijden van het tankstation met dien verstande dat er sprake is van een werkweek van gemiddeld 38 uur per week. (…)”.
4.4.
Artikel 5a van de cao luidt:
“Artikel 5A Flexibele arbeidstijd
Er kan door de werkgever gekozen worden voor flexibele arbeidstijd,
a. Er geldt een werkweek van gemiddeld 38 uur, waarbij de arbeidsduur kan variëren tussen 34 en 48 uur per week met een maximum van 12 uur per dag. De gemiddelde werkweek wordt over een periode van 26 weken berekend. Dit is 988 uur bij een 38-urige werkweek of 1.040 uur bij een 40-urige werkweek.
b. Het aantal meer en minder gewerkte uren dan overeengekomen in de arbeidsovereenkomst wordt bijgehouden in een urenregister.
c. Indien de arbeidsduur als overeengekomen in de arbeidsovereenkomst wordt overschreden, dan worden de meer gewerkte uren toegevoegd aan het saldo in het urenregister.
d. Indien er sprake is van minder uren dan overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, dan wordt het aantal minder gewerkte uren in mindering gebracht op het saldo in het urenregister.
e. Indien op 31 december van enig kalenderjaar het urenregister een positief saldo kent, dan worden deze uren na overleg opgenomen in vrije tijd vóór 1 mei van het nieuwe kalenderjaar. Als op 31 december van enig kalenderjaar het urenregister een negatief saldo kent, dan worden deze uren kwijtgescholden, met inachtneming van artikel 7:628, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek.”
4.5.
Artikel 20 van de cao luidt:
Artikel 20 Arbeidstijden
1. Gemiddelde arbeidstijd per week Voor de werknemer geldt een gemiddelde wekelijkse arbeidstijd van gemiddeld 38 uur, verdeeld over 7 dagen per week volgens een dienstrooster. Werkgever en werknemer kunnen in overleg overeenkomen de gemiddelde arbeidstijd te verhogen van 38 uur naar 40 uur per week. Dit in ruil voor 13 vakantiedagen of 5% loonsverhoging.”
4.6.
Artikel 7a van de cao luidt:
“Artikel 7A In en na overleg bepaling
Met de term ‘in overleg’ wordt in deze cao bedoeld dat de werkgever en de werknemer het beide eens moeten zijn over het betreffende onderwerp. Met de term ‘na overleg’ wordt in deze cao bedoeld dat de werkgever en de werknemer met elkaar overleggen, waarna werkgever zijn besluit neemt.”
4.7.
Deze artikelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, kunnen naar het oordeel van de kantonrechter tot geen andere conclusie leiden dan dat steeds sprake is van een flexibele arbeidsovereenkomst van gemiddeld 38 uur per week. De leden b, c, d en e van artikel 5a cao bepalen hoe om te gaan met minder- en, thans van belang, meeruren.
4.8.
Voor het geval, zoals in het onderhavige, sprake is van kennelijk structureel meeruren, hou je berekend over een periode van 26 weken, een x-aantal uren over. Deze dienen dan in het kalenderjaar volgend op het jaar waarin ze zijn opgebouwd, vóór 1 mei, na overleg, te worden opgenomen (tijd voor tijd). Er zullen aldus per kalenderjaar 2 meetpunten zijn om de tijd-voor-tijd-uren vast te stellen. Met [werkgever] is de kantonrechter van oordeel dat artikel 5.1 van de Personeelswijzer niet meer is dan een (korte) verwijzing naar artikel 5a van de cao.
4.9.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat het voorgaande met zich mee brengt, dat het vervolgens niet aan [werkgever] is, om na ommekomst van (de eerste) 26 weken (meetpunt), haar werknemer structureel minder in te plannen om de in de eerste 26 weken opgebouwde meeruren ‘weg te poetsen’. Werknemer heeft er recht op deze, na overleg, maar in ieder geval vóór 1 mei op te nemen. Anders ligt dat bij de meer gewerkte uren in de lopende periode van 26 weken, voor zover er maar sprake is het inroosteren van minimaal 34 uur per week.
4.10.
Nu in de cao duidelijke afspraken zijn gemaakt over hoe om te gaan met meeruren, kan een beroep op het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW naar het oordeel van de kantonrechter niet slagen.
4.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [werknemer] zal worden afgewezen. De kantonrechter acht geen termen aanwezig haar toe te laten tot nadere bewijslevering, voor zover al aan de orde.
4.12.
[werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [werkgever] worden begroot op:
  • dagvaarding € 132,29
  • griffierecht 86,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 616,29
4.13.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
4.14.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [werknemer] in de proceskosten aan de zijde van [werkgever] gevallen en tot op heden begroot op € 616,29, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: KSF
coll: