ECLI:NL:RBLIM:2023:4079

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
ROE 21/1855 en ROE 21/1970
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van omgevingsvergunning voor wijziging van ramen in voorgevel

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 13 juli 2023 uitspraak gedaan over een bezwaar tegen een omgevingsvergunning die niet-ontvankelijk was verklaard door de gemeente Eijsden-Margraten. De eiser, eigenaar van een aangrenzend perceel, had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die was verleend voor het wijzigen van ramen in de voorgevel van een schuur. De gemeente stelde dat de eiser geen belanghebbende was, omdat hij geen rechtstreeks zicht had op de ramen en deze geen ruimtelijk effect op zijn perceel zouden hebben. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser wel degelijk belanghebbende was, aangezien hij eigenaar is van het aangrenzende perceel en de wijziging invloed kan hebben op het straatbeeld. De rechtbank heeft de gemeente de gelegenheid gegeven om het gebrek in de procedure te herstellen door inhoudelijk op het bezwaar van de eiser te beslissen. De rechtbank heeft de termijn voor herstel vastgesteld op zes weken na verzending van de tussenuitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van belanghebbendheid in het kader van omgevingsvergunningen en de rechten van omwonenden.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 21 / 1855 en ROE 21 / 1970

Tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. Van Roy),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten, verweerder
(gemachtigde: mr. J.J.E.H.M. Reijnders).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derdepartij], te [plaats 1] (vergunninghouder).

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een gewijzigde omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van een schuur op het perceel aan de [adres] te [plaats 2] . Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 1 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft op 13 juli 2021 respectievelijk 15 juli 2021 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De zaak is geregistreerd onder twee zaaknummers, omdat eiser via twee gemachtigden separate (pro forma) beroepschriften heeft ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is, vergezeld van zijn echtgenote, eveneens ter zitting verschenen. De zaak is ter zitting gevoegd behandeld met de zaken ROE 21/1856 en ROE 21/1892 die gaan over een handhavingszaak over het onderhavige perceel. In die zaken wordt separaat uitspraak gedaan.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft op 25 juli 2019 aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een schuur tot een woning en een startersappartement op het perceel [adres] .
2. Verweerder heeft bij een op 29 juni 2020 gehouden controle geconstateerd dat vergunninghouder in afwijking van deze omgevingsvergunning heeft gebouwd en heeft op 29 oktober 2020 aan vergunninghouder daarom een waarschuwingsbrief gestuurd. Naar aanleiding hiervan heeft vergunninghouder op 20 november 2020 een aanvraag voor wijziging van de eerder verleende omgevingsvergunning ingediend. Bij het primaire besluit heeft verweerder een omgevingsvergunning voor de aangevraagde wijziging verleend. De vergunning is verleend voor de activiteit bouwen en, omdat het toevoegen van een tweede woning in strijd is met het bestemmingsplan, de activiteit gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
3. Eiser woont naast het perceel van vergunninghouder. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Het bezwaar is op 6 april 2021 op de hoorzitting van de Intergemeentelijke Adviescommissie Bezwaarschriften (bezwaarcommissie) behandeld. De bezwaarcommissie heeft op 6 mei 2021 aan verweerder advies uitgebracht over de op het bezwaar te nemen beslissing. De bezwaarcommissie stelt in dit advies dat eiser bezwaar heeft gemaakt tegen het vervangen van een zware balk door een lichtere balk en dat eisers bezwaar inhoudt dat het vervangen van de balk een constructieve wijziging betreft die aan het Bouwbesluit had moeten worden getoetst. De bezwaarcommissie is van oordeel dat eiser rechtstreeks zicht heeft op de gewijzigde balk en hij daarom op dit onderdeel belanghebbende is. De bezwaarcommissie acht de wijziging van de balk niet vergunningvrij en is daarom van oordeel dat verweerder deze wijziging ten onrechte niet aan het Bouwbesluit heeft getoetst. Volgens de bezwaarcommissie voldoet het gewijzigde bouwplan voor het overige wel aan het Bouwbesluit en de andere in artikel 2.10 van de Wabo [1] vermelde eisen voor verguningverlening, waaronder de redelijke eisen van welstand.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij het primaire besluit slechts vergunning is verleend voor wijziging (een kleiner kozijn) van de twee rechter ramen op de eerste verdieping in de voorgevel van het pand aan de [adres] en niet voor de andere wijzigingen. De andere wijzigingen, waaronder die ten aanzien van de constructieve balk, zijn volgens verweerder vergunningvrij en niet in het primaire besluit vergund. Verweerder acht eiser geen belanghebbende bij de wijziging van de twee ramen omdat hij vanuit zijn woning geen rechtstreeks zicht daarop heeft en deze ramen geen ruimtelijk effect hebben op het perceel van eiser. Verweerder heeft eisers bezwaar daarom, in afwijking van het advies van de bezwaarcommissie, niet-ontvankelijk verklaard.
5. Eiser kan zich niet verenigen met de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar. Hij heeft niet alleen bezwaar gemaakt tegen de twee ramen maar ook tegen andere gerealiseerde (constructieve) wijzigingen van het in 2019 vergunde bouwplan, te weten het weglaten van een Frans balkon bij de eerder bedoelde twee ramen, wijziging van de achtergevel van de garage en wijziging van de draagconstructie vanwege het vervallen van de berging. Ook was het bezwaar gericht tegen de gewijzigde dakrand (uitvoering in zink) boven de loggia. Volgens eiser ziet het primaire besluit niet alleen op de twee ramen maar ook op de andere voornoemde wijzigingen. Eiser is van mening dat hij ten aanzien van deze vergunde wijzigingen belanghebbende is, nu de wijzigingen hebben plaatsgevonden op een perceel dat direct grenst aan zijn perceel. Eiser heeft zicht op het perceel van vergunninghouder en de aard, intensiteit en feitelijke gevolgen van het primaire en bestreden besluit zijn onwenselijk voor hem. Indien niet aan de constructieve eisen uit het Bouwbesluit is voldaan, wordt eiser mogelijk geschaad in de gebruiksmogelijkheden van zijn perceel. Inhoudelijk voert eiser in beroep aan dat de twee ramen en de andere constructieve wijzigingen vergunningplichtig zijn en niet voldoen aan het Bouwbesluit. Het beroep inzake de zinken dakrand houdt in dat deze vergunningplichtig is en in strijd is met redelijke eisen van welstand. Eiser is daarom van mening dat voor de genoemde constructieve wijzigingen en de wijziging van de dakrand geen omgevingsvergunning had mogen worden verleend.
6. Verweerder handhaaft in beroep zijn standpunt dat het primaire besluit alleen betrekking heeft op de twee ramen en dat eiser geen belanghebbende daarbij is, zodat het bezwaar niet-ontvankelijk is.
7. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of verweerder eiser terecht niet als belanghebbende bij de omgevingsvergunning heeft aangemerkt.
Waarop ziet de omgevingsvergunning?
8. De rechtbank stelt vast dat in de vergunningaanvraag van 20 november 2020 staat dat de aanvraag wordt gedaan naar aanleiding van de brief van de verweerder van 29 oktober 2020 (bij welke brief het inspectierapport van de gemeentelijk toezichthouder van 1 juli 2020 is gevoegd), en dat het vervallen van de Franse balkons, de wijziging van de achtergevel van de garage, de vervallen berging en de zinken dakrand van de loggia, zoals in de brief van 29 oktober 2020 is aangegeven, vergunningvrij zijn. In voormeld inspectierapport wordt alleen de geconstateerde wijziging ten aanzien van de twee ramen in de voorgevel als overtreding aangemerkt, de andere wijzigingen worden in dat rapport als vergunningvrij aangemerkt. De aanvraag ziet blijkens het aanvraagformulier op het nieuw plaatsen van een kozijn. De omgevingsvergunning ziet blijkens het primaire besluit op wijziging van de eerder verleende vergunning, waarbij wordt aangegeven dat het aanvraagformulier deel uitmaakt van de vergunning. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het primaire besluit alleen ziet op een omgevingsvergunning voor de twee ramen in de voorgevel van het pand van vergunninghouder. Het geschil is in bezwaar (en beroep) daarom beperkt tot de vergunning voor de wijziging van die ramen.
Heeft verweerder eiser terecht niet als belanghebbende bij het primaire besluit aangemerkt?
9. Eiser heeft aangevoerd dat hij belanghebbende is bij het primaire besluit. Volgens vaste jurisprudentie [2] wordt belanghebbendheid bij besluiten krachtens de Wabo in beginsel aangenomen bij bewoners en eigenaren, en ook bij anderszins zakelijk of persoonlijke gerechtigden van een perceel dat grenst aan het perceel waarover het besluit gaat of dat gelijk te stellen is met een aangrenzend perceel. Bij dergelijke percelen wordt ervan uitgegaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken. Eiser is eigenaar van het aan het perceel van vergunninghouder grenzende perceel. Hoewel de wijziging van de ramen in de woning van vergunninghouder slechts een beperkte wijziging betreft, heeft dit invloed of kan dit invloed hebben op het uiterlijk aanzien van de woning die is gelegen naast de woning van eiser en daarmee enig gevolg voor het straatbeeld. De rechtbank acht eiser daarmee belanghebbende bij de wijziging van de omgevingsvergunning.
Conclusie
10. Verweerder heeft eiser gelet op hetgeen onder 9 is geoordeeld ten onrechte niet als belanghebbende aangemerkt en het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
11. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb, [3] gelezen in samenhang met artikel 8:80a van deze wet, verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat kan uitsluitend met een nieuw besluit op het bezwaar van eiser, waarin eisers bezwaar ontvankelijk wordt geacht en waarin inhoudelijk op het bezwaar wordt beslist. Uiterlijk tegelijk met dat nieuwe besluit moet het nu bestreden besluit worden ingetrokken (dan wel worden vervangen door het nieuwe besluit). De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
12. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank dient mede te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid, zal de rechtbank de overige partijen in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing, zoals die over de proceskosten en het griffierecht, aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mede te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023
de griffier is verhinderd rechter
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: 13 juli 2023

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:641, en 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1910.
3.Algemene wet bestuursrecht.