ECLI:NL:RBLIM:2023:4057

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
10495086/AZ/23-38
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ontslag op staande voet met recht op billijke vergoeding en transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Texis B.V. De werknemer, die sinds 2019 in dienst was, werd op 30 maart 2023 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat de werknemer gefraudeerd had door niet-declarabele uren te boeken en materialen niet te registreren, wat leidde tot een aanzienlijke financiële schade voor het bedrijf. De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om een billijke vergoeding, transitievergoeding en betaling van achterstallig salaris. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd voor de dringende reden. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer toe, inclusief een billijke vergoeding van € 10.000, een gefixeerde schadevergoeding van € 4.020,84 en een transitievergoeding van € 4.718,82. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris en de kosten van de procedure. De kantonrechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10495086 \ AZ VERZ 23-38
Beschikking van de kantonrechter van 12 juli 2023
in de zaak van:
[werknemer],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
werknemer
gemachtigde ARAG Rechtsbijstand,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TEXIS B.V.,
gevestigd te Reuver,
werkgever
gemachtigde mr. I. Atar,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek.
Partijen zullen hierna [werknemer] en Texis BV worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 9 mei 2023 ter griffie ontvangen verzoekschrift
- de akte wijziging verzoek
- het verweerschrift, tevens houdende een aantal zelfstandige verzoeken
- de overgelegde producties 33 tot en met 39 van Texis BV
- de mondelinge behandeling op 14 juni 2023
- de pleitnota’s van partijen.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1964 is op 23 september 2019 bij Texis BV in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van administrateur/controller (50%) en aspirant bedrijfsleider (50%) tegen een loon van € 3.723,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2.
Texis BV heeft eind 2022/begin 2023 een ontslagaanvraag voor [werknemer] ingediend bij het UWV.
2.3.
Op 24 januari 2023 hebben partijen een gesprek gehad over de verslechterde situatie van de onderneming en is [werknemer] een vaststellingsovereenkomst ter ondertekening voorgelegd.
2.4.
[werknemer] heeft zich op 24 januari 2023 ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft op 10 februari 2023 geconcludeerd dat [werknemer] inzetbaar is voor werk.
2.5.
Texis BV heeft een loonstop opgelegd en vanaf 27 februari 2023 is er geen loon meer betaald aan [werknemer] .
2.6.
Naar aanleiding van de resultaten van een onderzoek in verband met de slechte financiële situatie nodigt Texis BV [werknemer] uit voor een gesprek op 2 maart 2023. [werknemer] is niet op het gesprek verschenen.
2.7.
Per brief van 2 maart 2023 bericht Texis BV aan [werknemer] dat hij op non-actief is gesteld en wordt hij uitgenodigd voor een gesprek op 6 maart 2023.
2.8.
Op 6 maart 2023 vindt het gesprek plaats. Daarbij zijn [werknemer] , vergezeld door zijn broer, aanwezig en [medewerker 1] van Texis BV in het bijzijn van [persoon X] . Van het gesprek is een verslag opgemaakt.
2.9.
[werknemer] is bij brief van 30 maart 2023 op staande voet ontslagen. Als reden staat in de brief het volgende vermeld:
Je hebt meerdere keren ontkend dat je bestand 69363 (order 20VO1127) aangemaakt hebt. Uit de logboek informatie van het bestand blijkt eenduidig dat jij op 3 januari 2020 om 11:52:40 uur het bestand gemaakt hebt. Je hebt mij hierover onjuist geïnformeerd.
Je stelt dat [medewerker 1] dit bestand gemaakt heeft. [medewerker 1] is op 5 maart 2020 in dienst van Texis gekomen; 3 maanden nadat jij het bestand gemaakt hebt. Jouw stelling is derhalve onjuist.
Je ontkent dit bestand te kennen. In het bestand is te zien dat jij je dagelijkse uren boekingen hierop verricht hebt. Hiermee is bewezen dat je het bestand kent en derhalve niet de waarheid verteld hebt.
Je hebt uitvoerende medewerkers ( [medewerker 2] en [medewerker 3] ) hun uren op de order laten boeken. Dit terwijl je weet dat dit bestand uitsluitend en alleen bedoeld is om jouw persoonlijke uren te boeken. [medewerker 2] en [medewerker 3] zijn uitvoerende medewerkers. Zij werken op basis van opdrachten voor klanten. Hun uren boekingen moeten derhalve op de klant orders geboekt worden waarvoor ze gewerkt hebben. Dit is het fundament van het verdienmodel van Texis. Vanuit jouw rol als controller ben je in gebreke gebleven omdat je verzuimd hebt controlerend en corrigerend op te treden. Noch heb je hiervan melding gemaakt ondanks het feit dat uit recent onderzoek gebleken is dat je hier door een collega meerdere keren op bent geattendeerd.
Je hebt van uitvoerende collega’s ( [medewerker 4] , [medewerker 5] , [medewerker 6] werkuren geboekt op dit bestand in plaats van op order voor de klant waarvoor ze gewerkt hebben. Betrokken medewerkers hebben verklaard hier geen weet van te hebben. Aan de hand van de logboek data uit Intelly hebben we kunnen achterhalen dat jij de boekingen gedaan hebt.
Materialen die verbruikt zijn tijdens de uitvoerende werkzaamheden zijn niet geregistreerd. De niet-geregisseerde materialen dragen bij een het verlies dat ontstaan is. Omdat de materialen ontbreken kan Texis deze niet doorfactureren.
Je hebt spreadsheets met inkoop bedragen en nacalculaties niet op mijn eerste verzoek overhandigd, waardoor de administratie van Texis niet aansluit. Op grond van de informatie die ons momenteel ter beschikking staat is het omzet bedrag in de ontbrekende spreadsheets en niet door gefactureerd is naar klanten ca 110.000 Euro.
Als gevolg van de onrechtmatige uren boekingen op order 69363 heeft Texis 1.535:06 gewerkte uren voor klanten en bijbehorende materialen niet door kunnen factureren. Het verlies aan omzet bedraagt ca. 186.392 Euro.
Als gevolg van het feit dat je spreadsheets ontbreken en de onrechtmatige uren boekingen heeft Texis gedurende de periode 3 januari 2020 tot en met heden ca. 296.392 Euro aan omzet misgelopen.
Uit het onderzoek is gebleken dat het verlies aan omzet (zie punt 9) gefinancierd is met het aanvragen van belastinguitstel en now. Je hebt mij willens en wetens verkeerd geïnformeerd over de werkelijke reden waarom belasting uitstel en now is aangevraagd. Immers, jij hebt er weet van dat er 1.535 uur zijn geboekt op een order die niet door gefactureerd wordt. Tevens heb je uit de spreadsheets zelf kunnen concluderen dat er nog ca. 110.000 Euro gefactureerd moet worden.
Texis heeft hierdoor een schuld bij de belastingdienst en uwv van ca. 300.000 Euro opgelopen. Hierdoor heb je de continuïteit van Texis in gevaar gebracht waardoor een faillissement dreigt.
Ondanks het feit dat ik je meerdere keren mondeling en schriftelijk in de gelegenheid gesteld heb vragen te beantwoorden over bovengenoemde, heb je met onwaarheden en leugens geantwoord of geen verklaring afgegeven. De reactie van je gemachtigde is ondanks mijn verzoeken pas gisteren naar mij gestuurd. Maar ook die verklaring komt niet overeen met de werkelijkheid.
2.10.
Bij brief van 3 april 2023 heeft [werknemer] geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet. Bij brief van 8 april 2023 heeft Texis BV haar standpunten herhaald.
2.11.
[werknemer] heeft op 28 april 2023 een deskundigenoordeel aangevraagd, maar heeft de aanvraag is on hold gezet.

3.Het geschil

3.1.
[werknemer] verzoekt – kort weergegeven en na wijziging van het verzoek– :
PRIMAIR:
  • een billijke vergoeding ter hoogte van € 25.414,56
  • de gefixeerde schadevergoeding ad € 4.151,52 bruto
  • de transitievergoeding ad € 4.835,72 bruto
  • de wettelijke rente over voornoemde bedragen
  • een bruto/netto specificatie
  • betaling van 100% van het loon vanaf 27 februari 2023 tot 30 maart 2023 en afgifte van een bruto/netto specificatie
SUBSIDIAIR:
  • de transitievergoeding ad € 4.835,72 met afgifte van een bruto/netto specificatie op straffe van een dwangsom
  • de wettelijke rente over voornoemd bedrag
  • betaling van 100% van het loon vanaf 2 maart 2023 tot 30 maart 2023 met afgifte van een bruto/netto specificatie
PRIMAIR EN SUBSIDIAR:
  • een verklaring voor recht dat de opgelegde loonstop ongegrond is en veroordeling van Texis BV tot betaling van het salaris
  • een verklaring voor recht dat er sprake is van loondoorbetaling tijdens non-actiefstelling en Texis BV te veroordelen tot betaling van het loon over de periode van non-actiefstelling;
  • de buitengerechtelijke kosten ad € 1.861,23
  • de kosten van de procedure, inclusief de nakosten.
3.2.
Texis BV heeft verweer gevoerd en heeft (voorwaardelijke) tegenverzoeken gedaan, waarbij zij – samengevat – verzoekt:
  • ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de voet van artikel 7:686 BW (voor het geval de opzegging wordt vernietigd)
  • te verklaren voor recht dat [werknemer] aansprakelijk is voor de door Texis BV geleden en nog te lijden schade;
  • betaling van de schade nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente
  • afwijzing van de door [werknemer] gevraagde uitvoerbaar bij voorraad verklaring dan wel dat er zekerheid wordt gesteld in de vorm van een bankgarantie
  • betaling van de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil van partijen betreft de vraag of Texis BV [werknemer] op staande voet mocht ontslaan. Mocht dit niet het geval zijn dan heeft [werknemer] de keuze om vernietiging daarvan te vragen of de zogenoemde switch te maken en te berusten in het ontslag waarbij aanspraak kan worden gemaakt op een aantal vergoedingen. Bij akte wijziging verzoek heeft [werknemer] die switch gemaakt. Dit houdt in dat de arbeidsovereenkomst per 6 maart 2023 is geëindigd. Dit houdt in dat het voorwaardelijk gedane verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen bespreking behoeft.
4.2.
Hierna zal beoordeeld worden of het ontslag rechtsgeldig is gegeven. Is dit het geval dan stranden de verzoeken van [werknemer] . Is dit niet het geval dan komen de verzoeken tot betaling van een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging aan de orde. Ook komen dan de verzoeken van [werknemer] tot de gevraagde verklaringen voor recht aan de orde.
Het ontslag op staande voet
4.3.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor Texis BV als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [werknemer] , die ten gevolge hebben dat van Texis BV redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van [werknemer] , zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.4.
De dringende reden die is meegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is vermeld in de ontslagbrief van 30 maart 2023 en is opgenomen in rechtsoverweging 2.10. Het komt er in het kort op neer dat [werknemer] verweten wordt gefraudeerd te hebben door niet facturabele uren te boeken in de order (20V01227) van hemzelf en van collega’s, dat er materialen niet geregistreerd zijn, dat hierdoor een verlies is geleden en dat er een schuld is opgebouwd bij de Belastingdienst. [werknemer] wordt ook verweten hierover te hebben gelogen en zijn taak als controller niet goed te hebben uitgevoerd.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven vanwege het ontbreken van een dringende reden. Voor dit oordeel is het volgende van belang. Een ontslag op staande voet is een ultimum remedium gelet op de verstrekkende gevolgen daarvan. Uit de stukken en ook uit het besprokene op de mondelinge behandeling is gebleken dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de betreffende order waarop de uren (volgens Texis BV ten onrechte) geboekt zijn. [werknemer] geeft aan dat hij de betreffende order op verzoek van Texis BV heeft aangemaakt om zo zijn uren te verantwoorden. Dit is namens Texis BV op de mondelinge behandeling ook erkend. Daarmee zijn de in de ontslagbrief genoemde aspecten omtrent het wel of niet liegen over het bestaan en gebruik van het bestand of de order ongegrond, daargelaten of zij een dringende reden opleverden dan wel aan het bestaan daarvan konden bijdragen. Ook de niet declarabele uren van zijn collega’s, zoals bijvoorbeeld die van het zogenoemde Sunshine-overleg, zijn in die order geboekt. [werknemer] ontkent uitdrukkelijk dat hij uren heeft geboekt die wel declarabel zijn en dat hij gefraudeerd heeft. Ook betwist [werknemer] materialen op die order te hebben geboekt. Ter zitting is duidelijk geworden dat Texis ook nu nog geen afdoende zekerheid heeft over het declarabel zijn van de uren waarvan zij stelt dat [werknemer] die onterecht op deze order geboekt zou hebben. Het had, alvorens een verstrekkend middel als ontslag op staande voet in te zetten, op de weg van Texis BV gelegen hierover zekerheid te verkrijgen. Dat zij dat niet heeft gedaan maakt dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden. Dit geldt ook voor het argument dat [werknemer] debet is aan de schuld bij de belastingdienst. De gestelde schuld is gebaseerd op de hiervoor ingenomen stellingen met betrekking tot de geboekte uren op de order. Nu niet vast staat [werknemer] daarvan een verwijt te maken is, kan hem daarom ook geen verwijt worden gemaakt over een eventuele belastingschuld. Bovendien ontbreekt een causaal verband tevens handelen of nalaten van [werknemer] en de schuld bij de belastingdienst. Door Texis BV is op dit punt onvoldoende onderbouwd gesteld.
4.6.
Op Texis BV rust de stelplicht en zo nodig de bewijslast van de gestelde dringende reden. Naar het oordeel van de kantonrechter toont Texis BV niet aan dat er ondubbelzinnig sprake is van fraude door [werknemer] . In elk geval is het uitspreken van vermoedens, zoals ook ter zitting is gedaan, onvoldoende om aan te nemen dat [werknemer] frauduleus heeft gehandeld. Omdat er niet is voldaan aan de stelplicht wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
4.7.
Omdat het ontslag ten onrechte is gegeven is Texis BV schadeplichtig. De gevraagde vergoedingen worden hierna besproken.
De billijke vergoeding
4.8.
[werknemer] verzoekt primair om toekenning van een billijke vergoeding ter hoogte van € 25.414,56 bruto. De kantonrechter overweegt het volgende.
4.9.
Het geven van een ongeldig ontslag op staande voet moet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever worden aangemerkt (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Voor het vaststellen van de hoogte van een toe te kennen billijke vergoeding zijn in rechtspraak uitgangspunten geformuleerd (zie – onder meer – de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
New Hairstyle)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt.
4.10.
[werknemer] heeft in de akte wijziging verzoek uitgelegd hoe het gevraagde bedrag tot stand is gekomen. De kantonrechter is met [werknemer] van mening dat aannemelijk is dat de arbeidsovereenkomst nog minimaal twee jaar zou hebben geduurd. Dat er een ontslagaanvraag is ingediend, doet daaraan niet af. De uitkomst daarvan is immers ongewis. [werknemer] stelt verder dat hij bij zijn nieuwe werkgever minder uren is gaan werken. Hoewel dit niet is aangetoond, ziet de kantonrechter geen aanleiding hieraan te twijfelen. Het behoeft geen betoog dat [werknemer] dan ook minder salaris zal ontvangen. Omdat [werknemer] bij de berekening is uitgegaan van een onjuist salaris (door Texis BV is immers onbetwist gesteld dat het brutosalaris € 3.723,00 bruto per maand bedraagt) en omdat hij inmiddels een andere baan heeft en inkomsten genereert, zal de kantonrechter de billijke vergoeding vast stellen op een bedrag van € 10.000,00 bruto.
De gefixeerde schadevergoeding
4.11.
Texis BV heeft de opzegtermijn niet in acht genomen en is hierdoor schadeplichtig geworden. Dit is in de wet opgenomen in artikel 7:672 lid 11 BW en de tekst daarvan luidt als volgt: ”
De partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren”.
4.12.
De opzegtermijn bedraagt één maand. Uitgaande van het salaris van € 3.723,00 bruto per maand bedraagt de gefixeerde schadevergoeding € 4.020,84 bruto. Dit bedrag wordt aan [werknemer] toegewezen.
Transitievergoeding
4.13.
Op basis van het bepaalde in artikel 7:673 BW heeft [werknemer] recht op een transitievergoeding. Uitgaande van een salaris van € 3.723,00 bruto en een indiensttreding per 19 september 2019 bedraagt de transitievergoeding € 4.718,82 bruto. Dit bedrag wordt toegewezen.
Wettelijke rente en afgifte van bruto/netto specificaties
4.14.
Volgens artikel 7:686a BW is wettelijke rente over de gefixeerde schadevergoeding en de billijke vergoeding verschuldigd vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst eindigt, derhalve vanaf 30 maart 2023. De wettelijke rente over de transitievergoeding is verschuldigd vanaf een maand na het einde van de arbeidsovereenkomst, derhalve vanaf 30 april 2023.
4.15.
Over de uit te betalen bedragen zal Texis BV een bruto/netto specificatie dienen af te geven zodat de verzoeken die daarop zien worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal de kantonrechter toewijzen vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking. Aan de dwangsom zal telkens een maximum worden verbonden van € 2.500,00. Het verweer van Texis BV dat zij deze zal verstrekken zodra zij daartoe veroordeeld wordt en dat hier geen dwangsom voor nodig is, passeert de kantonrechter. Als Texis BV deze toezegging gestand doet, zal er geen dwangsom verbeuren.
Betaling van het salaris
4.16.
Texis BV heeft een loonstop opgelegd en vanaf 27 februari 2023 ontvangt [werknemer] geen salaris meer. De kantonrechter is van oordeel dat er een splitsing dient te worden aangebracht in de periode, in die zin dat er een periode is vanaf 27 februari 2023 tot aan de op non-actiefstelling op 2 maart 2023 en vanaf deze laatste datum tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst op 30 maart 2023.
4.17.
Voor wat betreft de eerste periode geldt dat [werknemer] arbeidsongeschiktheid is . [werknemer] heeft geen deskundigenoordeel overgelegd, zodat het verzoek - voor zover dit ziet op de eerste periode – op de voet van artikel 7:629a strandt.
4.18.
Voor wat betreft de tweede periode heeft [werknemer] wel recht op betaling van loon. Volgens vaste rechtspraak, en gelet op de inhoud van artikel 7:628 lid 1 BW, is een werkgever bij een op non-actiefstelling het loon verschuldigd. Door Texis BV zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zou leiden tot een ander oordeel. Het loon over de periode van 2 maart 2023 tot en met 30 maart 2023, gebaseerd op een maandloon van € 3.723,00 bruto per maand, wordt daarom toegewezen. Ook de daarover verzochte wettelijke verhoging en wettelijke rente is toewijsbaar, evenals de afgifte van een bruto/netto specificatie. De daarover gevraagde dwangsom is verschuldigd vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking.
Verklaringen voor recht dat de loonstop ongegrond is
4.19.
Nu hiervoor al een beslissing is gegeven over de betaling van het loon, heeft [werknemer] geen belang meer bij een afzonderlijke verklaring voor recht. Deze wordt daarom afgewezen.
Eindrekening
4.20.
[werknemer] verzoekt betaling van de eindafrekening pro rata vakantiegeld en de opgebouwde maar niet genoten 152 verlofuren tot en met 30 maart 2023. Hiertegen heeft Texis BV geen verweer gevoerd, zodat dit deel van het verzoek wordt toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.21.
[werknemer] vordert € 1.861,23 aan incassokosten. Geconstateerd kan worden dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die toewijzing van incassokosten rechtvaardigen. Het hiervoor genoemde bedrag komt de kantonrechter billijk voor zodat dit wordt toegewezen.
De zelfstandig verzoeken van Texis BV
4.22.
Omdat [werknemer] heeft berust in het ontslag op staande voet en de arbeidsovereenkomst hiermee is geëindigd per 30 maart 2023, kan deze niet alsnog ontbonden worden. Het verzoek dat daarop ziet wordt afgewezen.
4.23.
Texis BV heeft een verklaring voor recht gevraagd dat [werknemer] aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade, waarbij wordt gevraagd [werknemer] te veroordelen tot vergoeding van die schade nader op te maken bij staat.
De kantonrechter wijst deze verzoeken eveneens af. Texis BV heeft immers niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat zij door toedoen van [werknemer] schade heeft geleden doordat [werknemer] frauduleus zou hebben gehandeld. Ter zake verwijst de kantonrechter naar hetgeen in rechtsoverwegingen 4.5 en 4.6. is overwogen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.24.
[werknemer] heeft verzocht om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Texis BV heeft hiertegen verweer gevoerd. Zij stelt geen vertrouwen meer te hebben in [werknemer] en er recht en belang bij te hebben om haar eventuele risico’s zo veel mogelijk te beperken. Subsidiair verzoekt Texis BV aan de uitvoerbaarverklaring de voorwaarde te verbinden dat zekerheid wordt gesteld in de vorm van een deugdelijke bankgarantie, dan wel dat [werknemer] een bankgarantie moet laten verstrekken, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen zekerheid.
4.25.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. De uitvoerbaar bij voorraadverklaring kan geschieden met of zonder zekerheidstelling. Anders dan bij de dagvaardingsprocedure – artikelen 233-235 Rv- bevat de Vierde afdeling van de Derde titel van het Eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen nadere bepalingen betreffende zekerheidstelling. Hoewel de wet hiervan geen melding maakt, ligt het voor de hand om in voorkomend geval voornoemde bepalingen uit de Twaalfde afdeling van de Tweede titel van het Eerste boek van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op overeenkomstige wijze toe te passen.
4.26.
Bij de beoordeling van een vordering op grond van artikel 233 Rv dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Bij de belangenafweging moet de kans van slagen van een eventueel aan te wenden rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing blijven en wordt degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben. Voorts dient een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd te worden, en staan mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, op zichzelf niet aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad in de weg, maar moeten deze worden meegewogen bij de belangenafweging.
4.27.
Gesteld noch gebleken is dat de wet en/of de aard van de zaak zich in dit geval tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad verzetten. Gelet op voormeld uitgangspunt wordt [werknemer] vermoed het vereiste belang bij een uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring te hebben. Dit brengt mee dat het op de weg van Texis BV ligt om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren en onder verwijzing daarnaar te stellen dat haar belangen bij het achterwege blijven van uitvoerbaarverklaring bij voorraad prevaleren boven de belangen van [werknemer] bij toewijzing van de betreffende vordering.
4.28.
Texis BV heeft niet gesteld dat sprake is van een restitutierisico aan de zijde van [werknemer] . Ook zijn geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit een concreet restitutierisico kan worden afgeleid. De kantonrechter zal deze beschikking dus uitvoerbaar bij voorraad verklaren en zal, gelet op bovenstaande overwegingen, ook geen voorwaarde verbinden dat tot een bepaald bedrag zekerheid wordt gesteld.
Inzake het verzoek en het tegenverzoek
4.29.
Texis BV zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [werknemer] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht verzoek € 86,00
- salaris gemachtigde
€ 793,00
Totaal € 879,00
De gevorderde nakosten worden, met inachtneming van de richtlijnen van het LOVCK, toegewezen op de hierna in het dictum te vermelden wijze.

5.De beslissing

De kantonrechter
Inzake het verzoek van [werknemer]
5.1.
veroordeelt Texis BV tot betaling aan [werknemer] het bedrag van:
  • € 10.000,00 bruto aan billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2023 tot aan de dag van betaling,
  • € 4.020,84 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2023 tot aan de dag van betaling,
  • € 4.718,82 bruto aan transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot aan de dag van betaling,
5.2.
veroordeelt Texis BV tot afgifte van de bruto/netto specificatie van de hiervoor genoemde bedragen, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking en tot een maximum van € 2.500,00 per aparte dwangsom,
5.3.
veroordeelt Texis BV tot betaling van 100% van het verschuldigde loon ad € 3.723,00 bruto per maand, te vermeerderen met alle emolumenten waaronder 8% vakantietoeslag, vanaf 2 maart 2023 tot 30 maart 2023 te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van betaling,
5.4.
veroordeelt Texis BV tot afgifte van de bruto/netto specificatie van het hiervoor bedoelde salaris, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking en tot een maximum van € 2.500,00,
5.5.
veroordeelt Texis BV tot uitbetaling van de eindafrekening van pro rata vakantiegeld en de opgebouwde doch niet genoten 152 verlofuren tot en met maart 2023,
5.6.
veroordeelt Texis BV tot betaling aan [werknemer] van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.861,23,
Inzake de (voorwaardelijke) zelfstandig verzoeken vanTexis BV
5.7.
wijst de verzoeken af,
Inzake alle verzoeken
5.8.
veroordeelt Texis BV in de proceskosten, aan de zijde van [werknemer] tot op heden begroot op € 879,00,
5.9.
veroordeelt Texis BV als deze niet binnen twee weken na aanschrijving door [werknemer] volledig aan deze beschikking voldoet, in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking,
5.10.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: