Op 18 januari 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging van een slachtoffer. De verdachte, geboren in 1971 en woonachtig in Roermond, werd bijgestaan door mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 januari 2023, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de belaging, gebaseerd op de aangifte van het slachtoffer en getuigenverklaringen van haar ouders. De verdediging betwistte de kwalificatie van belaging en stelde dat de gedragingen van de verdachte niet aan de criteria voldeden.
De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, die zich uitten in enkele ontmoetingen en pogingen tot contact over een periode van zes weken, niet voldeden aan de wettelijke definitie van belaging zoals vastgelegd in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank benadrukte dat er geen stelselmatige inbreuk was gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, ondanks dat het gedrag als ergerlijk werd ervaren. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging.
Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, voor schadevergoeding. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat er geen bewezenverklaring was van het ten laste gelegde feit. De rechtbank besloot ook de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was J.G.A.M. Spijkers.