3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 11 januari 2022 reed de verdachte, als bestuurder van een personenauto, over de Tudderenderweg, komende uit de richting van de Vrangendael en rijdende in de richting van het kruispunt Odasingel - President Kennedysingel - Tudderenderweg -
Paardestraat te Sittard. Het slachtoffer reed over de Paardestraat, komende uit de richting van de Markt en rijdende in de richting van dit kruispunt. Bij dit kruispunt moesten zij stoppen voor het rode verkeerslicht. De verdachte stond 75,7 seconden stil voor het rode verkeerslicht. Het slachtoffer stond aan de overkant van de kruising 72,8 seconden stil voor het rode verkeerslicht. Gedurende ongeveer 72,8 seconden hadden de verdachte en het slachtoffer zicht op elkaar kunnen hebben. Het zicht op elkaar zal deels belemmerd zijn door kruisend verkeer. Nadat het verkeerslicht voor hen groen uitstraalde, hadden de verdachte en het slachtoffer minimaal 4,2 seconden om elkaar en elkaars nadering op te merken. Het zicht van verdachte werd niet belemmerd.
De verdachte reed vervolgens op dit kruispunt linksaf, om over de President Kennedysingel verder te rijden. Het slachtoffer reed rechtdoor, om over de Tudderenderweg zijn weg te vervolgen. Doordat de verdachte linksaf wilde slaan en het hem, op dezelfde weg tegemoetkomende en rechtdoor gaande, slachtoffer niet voor liet gaan, kwamen de twee voertuigen met elkaar in botsing. Deze aanrijding had niet plaatsgevonden indien de verdachte het slachtoffer voor had laten gaan.
Het slachtoffer werd hierna met hersentrauma en ribbreuken opgenomen in het ziekenhuis in Heerlen. Zijn herstel werd gecompliceerd door een longontsteking (pneumonie). In combinatie met zijn aanwezige hart- en vaatziekten en suikerziekte is hij niet meer hersteld van zijn verwondingen. Op 19 januari 2022 is het slachtoffer door een niet natuurlijke doodsoorzaak (verkeersongeval) overleden.
De verdachte heeft over het ongeluk het volgende verklaard.
Toen ik groen kreeg, ben ik opgereden met de bedoeling om linksaf te rijden over de President Kennedysingel. Toen ik op dit kruisingsvlak linksaf stuurde, hoorde ik opeens een harde klap. Ook zag ik iemand over de motorkap van mijn auto rollen.In een later verhoor en ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij het slachtoffer totaal niet heeft gezien.
Toetsingskader
Aan de verdachte wordt primair verweten dat hij artikel 6 van de Wetenverkeerswet (hierna: 6 WVW) heeft overtreden. Hiervoor is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Of sprake is van schuld in de zin van dit wetsartikel hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Ook behoeft een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer nog geen schuld op te leveren. Om de mate van schuld vast te stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle, op basis van de bewijsmiddelen vaststaande, feiten en omstandigheden van het geval. Voor schuld in de zin van artikel 6 WVW moet minimaal sprake zijn van een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Een lichtere vorm van schuld is onvoldoende.
Mate van schuld
De rechtbank stelt vast dat de verdachte vanuit stilstand is opgetrokken en halverwege de kruising linksaf heeft gestuurd en daarbij het slachtoffer heeft geraakt. De verdachte heeft, toen hij voor het verkeerslicht stond te wachten, alsmede tijdens het rijden naar het midden van de kruising, ruimschoots de tijd gehad om het slachtoffer, dat aan de overkant van de kruising stond en hem daarna naderde, op te merken. Zijn zicht werd, in ieder geval nadat het verkeerslicht groen uitstraalde, niet beperkt.
Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte met een (te) hoge snelheid heeft opgetrokken, dat hij onder invloed was, door rood licht is gereden of afgeleid was. Het enkele verwijt dat hem kan worden gemaakt is dat hij het slachtoffer niet heeft gezien, waar hij hem wel had kunnen en moeten zien en om die reden geen voorrang aan het slachtoffer heeft verleend. Hoewel de verdachte dus een verkeersfout heeft gemaakt die tot zeer ernstige gevolgen heeft geleid, levert deze gedraging onder de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank
geen aanmerkelijke onvoorzichtigheid/onoplettendheid op. Gelet hierop is geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De verdachte wordt dan ook van het hem primair tenlastegelegde feit vrijgesproken.
Subsidiair wordt aan de verdachte verweten dat hij, door het slachtoffer geen voorrang te verlenen, gevaarzettend rijgedrag heeft vertoond.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte geen voorrang heeft verleend, waardoor een verkeersongeluk heeft plaatsgevonden. Door zich zodanig te gedragen heeft de verdachte gevaar op de weg veroorzaakt en het verkeer gehinderd.
De rechtbank acht dan ook het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.