ECLI:NL:RBLIM:2023:3928

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
03.250401.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van primair tenlastegelegde feit en veroordeling voor gevaarzettend rijgedrag bij verkeersongeval met dodelijke afloop

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 11 januari 2022 te Sittard. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte een verkeersfout had gemaakt die tot ernstige gevolgen leidde, deze gedraging onder de gegeven omstandigheden niet voldeed aan de criteria voor schuld zoals vastgelegd in de wet.

De rechtbank achtte echter het subsidiair tenlastegelegde feit bewezen, namelijk dat de verdachte door het niet verlenen van voorrang aan een ander verkeersdeelnemer gevaarzettend rijgedrag had vertoond. Dit leidde tot een aanrijding waarbij het slachtoffer, een bestuurder van een scootmobiel, ernstig gewond raakte en uiteindelijk overleed. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als mantelzorger en zijn schuldbewustheid, en oordeelde dat de op te leggen straf passend was voor de ernst van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.250401.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Carli, advocaat, kantoorhoudende te Geleen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 juni 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, als bestuurder van een personenauto, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] is overleden. Subsidiair wordt hem verweten dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor het primair tenlastegelegde en bewezenverklaring van het subsidiair verweten feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde en zich gerefereerd aan de bewezenverklaring van hetgeen aan de verdachte subsidiair ten laste is gelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op 11 januari 2022 reed de verdachte, als bestuurder van een personenauto, over de Tudderenderweg, komende uit de richting van de Vrangendael en rijdende in de richting van het kruispunt Odasingel - President Kennedysingel - Tudderenderweg -
Paardestraat te Sittard. Het slachtoffer reed over de Paardestraat, komende uit de richting van de Markt en rijdende in de richting van dit kruispunt. Bij dit kruispunt moesten zij stoppen voor het rode verkeerslicht. De verdachte stond 75,7 seconden stil voor het rode verkeerslicht. Het slachtoffer stond aan de overkant van de kruising 72,8 seconden stil voor het rode verkeerslicht. Gedurende ongeveer 72,8 seconden hadden de verdachte en het slachtoffer zicht op elkaar kunnen hebben. Het zicht op elkaar zal deels belemmerd zijn door kruisend verkeer. Nadat het verkeerslicht voor hen groen uitstraalde, hadden de verdachte en het slachtoffer minimaal 4,2 seconden om elkaar en elkaars nadering op te merken. Het zicht van verdachte werd niet belemmerd.
De verdachte reed vervolgens op dit kruispunt linksaf, om over de President Kennedysingel verder te rijden. Het slachtoffer reed rechtdoor, om over de Tudderenderweg zijn weg te vervolgen. Doordat de verdachte linksaf wilde slaan en het hem, op dezelfde weg tegemoetkomende en rechtdoor gaande, slachtoffer niet voor liet gaan, kwamen de twee voertuigen met elkaar in botsing. Deze aanrijding had niet plaatsgevonden indien de verdachte het slachtoffer voor had laten gaan. [2]
Het slachtoffer werd hierna met hersentrauma en ribbreuken opgenomen in het ziekenhuis in Heerlen. Zijn herstel werd gecompliceerd door een longontsteking (pneumonie). In combinatie met zijn aanwezige hart- en vaatziekten en suikerziekte is hij niet meer hersteld van zijn verwondingen. Op 19 januari 2022 is het slachtoffer door een niet natuurlijke doodsoorzaak (verkeersongeval) overleden. [3]
De verdachte heeft over het ongeluk het volgende verklaard.
Toen ik groen kreeg, ben ik opgereden met de bedoeling om linksaf te rijden over de President Kennedysingel. Toen ik op dit kruisingsvlak linksaf stuurde, hoorde ik opeens een harde klap. Ook zag ik iemand over de motorkap van mijn auto rollen. [4] In een later verhoor en ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij het slachtoffer totaal niet heeft gezien. [5]
Bewijsoverweging
Toetsingskader
Aan de verdachte wordt primair verweten dat hij artikel 6 van de Wetenverkeerswet (hierna: 6 WVW) heeft overtreden. Hiervoor is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Of sprake is van schuld in de zin van dit wetsartikel hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Ook behoeft een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer nog geen schuld op te leveren. Om de mate van schuld vast te stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle, op basis van de bewijsmiddelen vaststaande, feiten en omstandigheden van het geval. Voor schuld in de zin van artikel 6 WVW moet minimaal sprake zijn van een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Een lichtere vorm van schuld is onvoldoende.
Mate van schuld
De rechtbank stelt vast dat de verdachte vanuit stilstand is opgetrokken en halverwege de kruising linksaf heeft gestuurd en daarbij het slachtoffer heeft geraakt. De verdachte heeft, toen hij voor het verkeerslicht stond te wachten, alsmede tijdens het rijden naar het midden van de kruising, ruimschoots de tijd gehad om het slachtoffer, dat aan de overkant van de kruising stond en hem daarna naderde, op te merken. Zijn zicht werd, in ieder geval nadat het verkeerslicht groen uitstraalde, niet beperkt.
Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte met een (te) hoge snelheid heeft opgetrokken, dat hij onder invloed was, door rood licht is gereden of afgeleid was. Het enkele verwijt dat hem kan worden gemaakt is dat hij het slachtoffer niet heeft gezien, waar hij hem wel had kunnen en moeten zien en om die reden geen voorrang aan het slachtoffer heeft verleend. Hoewel de verdachte dus een verkeersfout heeft gemaakt die tot zeer ernstige gevolgen heeft geleid, levert deze gedraging onder de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank
geen aanmerkelijke onvoorzichtigheid/onoplettendheid op. Gelet hierop is geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De verdachte wordt dan ook van het hem primair tenlastegelegde feit vrijgesproken.
Subsidiair wordt aan de verdachte verweten dat hij, door het slachtoffer geen voorrang te verlenen, gevaarzettend rijgedrag heeft vertoond.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte geen voorrang heeft verleend, waardoor een verkeersongeluk heeft plaatsgevonden. Door zich zodanig te gedragen heeft de verdachte gevaar op de weg veroorzaakt en het verkeer gehinderd.
De rechtbank acht dan ook het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 subsidiair:
op 11 januari 2022 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Tudderenderweg, het kruispunt gevormd door voornoemde Tudderenderweg, Odasingel, President Kennedysingel en Paardestraat is opgereden teneinde linksaf te slaan en daarbij een hem tegemoetkomende en over dezelfde weg rechtdoorgaande bestuurder van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) niet heeft voor laten gaan, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en het gehandicaptenvoertuig, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1 subsidiair:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om de door de officier van justitie gevorderde straf op te leggen, met dien verstande dat de rijontzegging voorwaardelijk dient te worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft, door geen voorrang te verlenen aan het slachtoffer, een verkeersongeluk veroorzaakt waarbij het slachtoffer is komen te overlijden. Geen enkele straf zal ooit het verdriet en gemis van de nabestaanden kunnen compenseren. Echter, de mate van schuld die de verdachte aan het verkeersongeval heeft, maakt dat het verkeersongeval naar het oordeel van de rechtbank geen misdrijf oplevert, maar een overtreding. De op te leggen straf dient daarbij dan ook passend te zijn en kan niet worden gerelateerd aan de gevolgen, hoe afschuwelijk ook.
Uit het onderzoek is duidelijk geworden dat ook de verdachte gebukt gaat onder de gevolgen van zijn fout. Zodanig zelfs dat hij professionele hulp heeft moeten zoeken om een en ander te kunnen verwerken. Na het gebeuren heeft de verdachte ook contact gezocht met de nabestaanden. Dit neemt de rechtbank mee in de bepaling van de straf. Het is ontegenzeggelijk waar dat de verdachte eerder de verkeerswetgeving heeft overtreden, maar nimmer voor een feit als waarvoor hij thans wordt veroordeeld. Ook dit neemt de rechtbank mee in de bepaling van haar straf, zoals zij ook meeneemt de verdere persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de bij verdachte levende schuldbewustheid.
De rechtbank acht een combinatie van een taakstraf en een rijontzegging voldoende recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde feit, te weten het veroorzaken van gevaar op de weg. De verdachte heeft ter terechtzitting ook aangegeven dat hij mantelzorger is voor zijn moeder, waarvoor hij zijn rijbewijs nodig heeft. Daarin, alsmede in het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een feit als waarvoor hij thans wordt veroordeeld, ziet de rechtbank aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde rijontzegging voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank zal de verdachte dan ook veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
  • ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden;
  • bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. D.J.E. Hamers-Aerts en mr. K.G.J. Noelmans-Verbong, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2023.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 11 januari 2022 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Tudderenderweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] , werd gedood, welke gedraging(en) zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend was/waren en hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, het kruispunt gevormd door de wegen Odasingel, President Kennedysingel, Tudderenderweg en Paardestraat is opgereden teneinde af te slaan in de richting van voornoemde President Kennedysingel en daarbij een hem tegemoetkomende en over dezelfde weg rechtdoorgaande bestuurder van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) niet heeft voor laten gaan, waardoor, althans mede waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en voornoemde [slachtoffer] , dan wel diens voertuig;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 11 januari 2022 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Tudderenderweg, het kruispunt gevormd door voornoemde Tudderenderweg, Odasingel, President Kennedysingel en Paardestraat is opgereden teneinde linksaf te slaan en daarbij een hem tegemoetkomende en over dezelfde weg rechtdoorgaande bestuurder van een gehandicaptenvoertuig (scootmobiel) niet heeft voor laten gaan, waardoor, althans mede waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en het gehandicaptenvoertuig, dan wel de bestuurder daarvan, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-022005518, gesloten d.d. 5 juni 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 91.
2.Het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 24 mei 2022, pagina 13 tot en met 23.
3.Het geschrift, het schouwverslag d.d. 19 januari 2022, pagina 56.
4.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 11 januari 2022, pagina 73.
5.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 4 maart 2022, pagina 85.