ECLI:NL:RBLIM:2023:3910

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
10090409 MS VERZ 22-1150
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instelling van mentorschap op basis van artikel 7:465 BW

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van een mentorschap voor een betrokkene die ernstig verstandelijk beperkt is en lijdt aan een autismespectrumstoornis en beginnende dementie. De verzoekster, die de belangen van de betrokkene al jarenlang behartigt, heeft het verzoek ingediend op aanraden van de zorginstelling waar de betrokkene verblijft. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, waaronder een akkoordverklaring van de bewindvoerder over de goederen van de betrokkene.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 januari 2023 is de betrokkene niet gehoord, omdat hij niet in staat was om zijn mening kenbaar te maken. De kantonrechter heeft de behandeling aangehouden in afwachting van nadere onderbouwing. Op 1 mei 2023 is de bestuurder van de zorginstelling gehoord, die heeft verklaard dat de wettelijke vertegenwoordiging van de betrokkene voldoende is geborgd op basis van artikel 7:465 BW. Dit artikel regelt dat als een patiënt niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, de hulpverlener verplichtingen heeft jegens de naaste familieleden of, indien aanwezig, een curator of mentor.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek tot instelling van een mentorschap geen toegevoegde waarde heeft boven de reeds bestaande minder ver strekkende maatregel van artikel 7:465 BW. De belangen van de betrokkene worden al behartigd door de bewindvoerder en de zorginstelling heeft aangegeven dat het verzoek kan worden afgewezen. De kantonrechter heeft daarom het verzoek afgewezen, omdat er geen bewijs is dat de zorg van een goed hulpverlener in het geding zou zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Team Toezicht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10090409 MS VERZ 22-1150
Uitspraakdatum: 13-06-2023

Beschikking afwijzing verzoek instelling mentorschap

naar aanleiding van het verzoek van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] ,
hierna: de verzoekster,
met betrekking tot:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
wonende te [woonplaats 2] , [adres 2] ,
hierna: de betrokkene.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 9 september 2022,
- de akkoordverklaring van Stichting Beschermingsbewind Heel, zijnde de bewindvoerder over de goederen die aan de betrokkene (zullen) toebehoren, ontvangen op 7 oktober 2022.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 januari 2023. Verschenen zijn:
  • de verzoekster, vergezeld van [naam 1] ,
  • mevrouw [naam 2] namens de zorginstelling waar de betrokkene verblijft.
De betrokkene is niet gehoord, omdat uit de stukken voldoende blijkt dat hij niet in staat is om zijn mening kenbaar te maken.
De kantonrechter heeft op deze zitting de behandeling van het verzoek aangehouden, in afwachting van een nadere onderbouwing van het verzoek.
Op 1 mei 2023 heeft de kantonrechter de heer [naam bestuurder] , bestuurder van de zorginstelling waar de betrokkene verblijft, gehoord. De kantonrechter heeft vervolgens kennisgenomen van de brief van [naam bestuurder] voornoemd, ontvangen op 23 mei 2023.

verzoek

Het verzoek strekt tot instelling van een mentorschap ten behoeve van de betrokkene.

beoordeling

Ingevolge artikel 7:465 van het Burgerlijk Wetboek (BW), een van de bepalingen met betrekking tot de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet - als de patiënt niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake - de hulpverlener de verplichtingen voortvloeiende uit de bepalingen over de geneeskundige behandelingsovereenkomst nakomen jegens de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de patiënt, dan wel als een zodanige persoon ontbreekt, jegens een ouder, kind, broer of zus van de patiënt, tenzij de patiënt dat niet wenst. Dit geldt niet als de meerderjarige een curator of een mentor heeft.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat haar door de zorginstelling waar de betrokkene verblijft, is opgedragen om mentorschap aan te vragen. De betrokkene is zeer ernstig verstandelijk beperkt. Ook is bij hem sprake van een autismespectrumstoornis en beginnende dementie. Naar verwachting zal de betrokkene de komende jaren verder achteruitgaan in zijn functioneren. Een mentor kan de belangen van de betrokkene zowel op financieel als op juridisch gebied behartigen en de wensen van de betrokkene zo veel als mogelijk omzetten naar concrete acties passend binnen de mogelijkheden van de betrokkene, aldus de verklaring van de zorginstelling die als bijlage bij het verzoek is gevoegd. Verzoekster heeft verklaard dat zij al vele jaren de (gezondheidsrechtelijke) belangen van de betrokkene behartigt en dat zij bereid is om dit te blijven doen.
De zorginstelling waar de betrokkene verblijft heeft, in de brief ontvangen op 23 mei 2023, verklaard dat de wettelijke vertegenwoordiging van de betrokkene op basis van artikel 7:465 BW voldoende geborgd is en dat daarom het verzoek kan worden afgewezen.
De vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene worden behartigd door de bewindvoerder. De bewindvoerder is als zodanig de wettelijk vertegenwoordiger van de betrokkene op onder meer financieel gebied.
De kantonrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het instellen van een mentorschap geen toegevoegde waarde heeft boven de minder ver strekkende maatregel van artikel 7:465 BW. Dit zou alleen anders kunnen zijn als het nakomen van de verplichtingen voortvloeiende uit de bepalingen over de geneeskundige behandelingsovereenkomst niet verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener. Dat hiervan sprake zou zijn, is echter op geen enkele wijze gebleken. De kantonrechter zal het verzoek daarom afwijzen.

beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.F.J. Aalderink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, L.W.H. Rademacher.