Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Beschikking afwijzing verzoek instelling mentorschap
[verzoekster] ,
[betrokkene] ,
procedure
- de verzoekster, vergezeld van [naam 1] ,
- mevrouw [naam 2] namens de zorginstelling waar de betrokkene verblijft.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van een mentorschap voor een betrokkene die ernstig verstandelijk beperkt is en lijdt aan een autismespectrumstoornis en beginnende dementie. De verzoekster, die de belangen van de betrokkene al jarenlang behartigt, heeft het verzoek ingediend op aanraden van de zorginstelling waar de betrokkene verblijft. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, waaronder een akkoordverklaring van de bewindvoerder over de goederen van de betrokkene.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 januari 2023 is de betrokkene niet gehoord, omdat hij niet in staat was om zijn mening kenbaar te maken. De kantonrechter heeft de behandeling aangehouden in afwachting van nadere onderbouwing. Op 1 mei 2023 is de bestuurder van de zorginstelling gehoord, die heeft verklaard dat de wettelijke vertegenwoordiging van de betrokkene voldoende is geborgd op basis van artikel 7:465 BW. Dit artikel regelt dat als een patiënt niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, de hulpverlener verplichtingen heeft jegens de naaste familieleden of, indien aanwezig, een curator of mentor.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek tot instelling van een mentorschap geen toegevoegde waarde heeft boven de reeds bestaande minder ver strekkende maatregel van artikel 7:465 BW. De belangen van de betrokkene worden al behartigd door de bewindvoerder en de zorginstelling heeft aangegeven dat het verzoek kan worden afgewezen. De kantonrechter heeft daarom het verzoek afgewezen, omdat er geen bewijs is dat de zorg van een goed hulpverlener in het geding zou zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.