ECLI:NL:RBLIM:2023:3909

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
10009014 MS VERZ 22-918
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instelling van mentorschap op basis van artikel 7:465 BW

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van mentorschap voor een betrokkene, geboren in 1960. De verzoekster, die de belangen van de betrokkene al jarenlang behartigt, heeft het verzoek ingediend op aanraden van de zorginstelling waar de betrokkene verblijft. De zorginstelling heeft aangegeven dat de wettelijke vertegenwoordiging van de betrokkene voldoende is geborgd op basis van artikel 7:465 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat betrekking heeft op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder het verzoekschrift, verklaringen van mentoren en aantekeningen van gesprekken met de verzoekster en de betrokkene.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 januari 2023 is de betrokkene niet gehoord, omdat hij niet in staat was om zijn mening kenbaar te maken. De kantonrechter heeft de behandeling van het verzoek aangehouden in afwachting van een nadere onderbouwing. Op 1 mei 2023 is de bestuurder van de zorginstelling gehoord, die bevestigde dat de wettelijke vertegenwoordiging van de betrokkene voldoende is en dat het verzoek om mentorschap kan worden afgewezen.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het instellen van een mentorschap geen toegevoegde waarde heeft boven de minder ver strekkende maatregel van artikel 7:465 BW. Er is geen bewijs dat het nakomen van de verplichtingen uit de geneeskundige behandelingsovereenkomst niet verenigbaar zou zijn met de zorg van een goed hulpverlener. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot instelling van mentorschap afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Team Toezicht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10009014 MS VERZ 22-918
Uitspraakdatum: 12-06-2023

Beschikking afwijzing verzoek instelling mentorschap

naar aanleiding van het verzoek van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
hierna: de verzoekster,
met betrekking tot:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonplaats] , [adres 2] ,
hierna: de betrokkene.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 juli 2022,
- de bereidverklaringen van de voorgestelde mentoren en de Verklaring Omtrent het Gedrag inzake [naam 1] , ontvangen op 23 augustus 2022,
- de aantekeningen van het gesprek van een medewerker van het team Toezicht met de verzoekster, [naam 1] en de betrokkene, gehouden op 7 november 2022,
- de verklaring van de gedragsdeskundige en coördinerend begeleider van de zorginstelling waar de betrokkene verblijft, ontvangen op 23 november 2022.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 januari 2023. Verschenen zijn:
  • de verzoekster,
  • de heer [naam 1] ,
  • de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3] namens de zorginstelling waar de betrokkene verblijft.
De betrokkene is niet gehoord, omdat uit de stukken voldoende blijkt dat hij niet in staat is om zijn mening kenbaar te maken.
De kantonrechter heeft op deze zitting de behandeling van het verzoek aangehouden, in afwachting van een nadere onderbouwing van het verzoek.
Op 1 mei 2023 heeft de kantonrechter de heer [naam bestuurder] , bestuurder van de zorginstelling waar de betrokkene verblijft, gehoord. De kantonrechter heeft vervolgens kennisgenomen van de brief van [naam bestuurder] voornoemd, ontvangen op 23 mei 2023.

verzoek

Het verzoek strekt tot instelling van een mentorschap ten behoeve van de betrokkene.
beoordeling
Ingevolge artikel 7:465 van het Burgerlijk Wetboek (BW), een van de bepalingen met betrekking tot de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet - als de patiënt niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake - de hulpverlener de verplichtingen voortvloeiende uit de bepalingen over de geneeskundige behandelingsovereenkomst nakomen jegens de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de patiënt, dan wel als een zodanige persoon ontbreekt, jegens een ouder, kind, broer of zus van de patiënt, tenzij de patiënt dat niet wenst. Dit geldt niet als de meerderjarige een curator of een mentor heeft.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat haar door de zorginstelling waar de betrokkene verblijft, is opgedragen om mentorschap aan te vragen. Als reden daarvoor is gesteld dat op den duur mogelijk moeilijke (medische) beslissingen met betrekking tot de betrokkene genomen moeten worden, dat de betrokkene die mogelijk zelf niet voldoende kan nemen en dat een mentor daarbij aan de betrokkene ondersteuning kan bieden. Verzoekster heeft verklaard dat zij al vele jaren de (gezondheidsrechtelijke) belangen van de betrokkene behartigt en dat zij bereid is om dit te blijven doen.
De zorginstelling waar de betrokkene verblijft heeft, in de brief ontvangen op 23 mei 2023, verklaard dat de wettelijke vertegenwoordiging van de betrokkene op basis van artikel 7:465 BW voldoende geborgd is en dat daarom het verzoek kan worden afgewezen.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het instellen van een mentorschap geen toegevoegde waarde heeft boven de minder ver strekkende maatregel van artikel 7:465 BW. Dit zou alleen anders kunnen zijn als het nakomen van de verplichtingen voortvloeiende uit de bepalingen over de geneeskundige behandelingsovereenkomst niet verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener. Dat hiervan sprake zou zijn, is echter op geen enkele wijze gebleken. De kantonrechter zal het verzoek daarom afwijzen.

beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.F.J. Aalderink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, L.W.H. Rademacher. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze beschikking kan – door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof