3.3Het oordeel van de rechtbank/
03.039942.22
Feit 1
Op 14 februari 2022 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte aan de [Adres 2] te Roermond.In het televisiekastje in de woonkamer zijn twee doorzichtige zakjes met daarin bruine blokken aangetroffen. Op de salontafel lag een klein bruin blokje.De bruine blokken zijn in beslag genomenen onderzocht. Uit het onderzoek is gebleken dat het hasjiesj betrof met een totaal nettogewicht van 154,73 gram.De verdachte heeft ter terechtzitting van 26 oktober 2022 verklaard dat hij geen weet had van de drugs in zijn woning, maar dat hij wel verantwoordelijk is voor hetgeen in zijn woning is aangetroffen.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat verdachte verantwoordelijk is voor hetgeen in zijn woning gebeurt en voor hetgeen zich in die woning bevindt, tenzij er feiten en omstandigheden aan te wijzen zijn die dit anders zouden moeten maken. Die feiten en omstandigheden zijn niet aangevoerd noch anderszins is daarvan gebleken.
De verdachte woonde in de woning aan de [Adres 2] te Roermond, toen daar op 14 februari 2022 hasjiesj werd aangetroffen. De hasjiesj bevond zich in de machtssfeer van de verdachte op verschillende zichtbare (op de salontafel) dan wel makkelijk toegankelijke plekken (het televisiekastje in de woonkamer) in de woning. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat er hasjiesj in zijn woning aanwezig was.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk de hasjiesj aanwezig heeft gehad.
Feiten 2 en 3
Aangever [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 14 februari 2022 samen met [Slachtoffer 3] (de ex-vriendin van verdachte) spullen ging ophalen op het [Adres 2] te Roermond, waar [Slachtoffer 3] heeft gewoond samen met verdachte. Als [Slachtoffer 1] binnenkomt wordt verdachte agressief. [Slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat de verdachte iets in zijn handen had en dat hij dat op hem richtte.Hij hoorde verdachte hierbij roepen: "Ik maak je dood pas maar op, wacht maar." [Slachtoffer 1] is vervolgens naar buiten gegaan, hij hoorde de verdachte vanuit de woning roepen dat hij met zijn laatste geld dit wapen had gekocht speciaal om hem om te leggen. Door deze woorden voelde [Slachtoffer 1] zich bedreigd. (..) De verdachte is naar buiten gekomen en begon [Slachtoffer 1] met zijn rechtervuist met kracht tegen diens hoofd te slaan. De verdachte sloeg meerdere keren tegen het hoofd. [Slachtoffer 1] voelde direct pijn. [Slachtoffer 1] heeft ten slotte verklaard dat hij bulten achter op zijn hoofd heeft en een bult op zijn rechterjukbeen.
Aangeefster [Slachtoffer 3] heeft bij de politieverklaard dat de verdachte een pistool trok, hetgeen zij ten overstaan van de rechter-commissaris heeft bevestigd.Zij zag dat dit een klein pistooltje was. Zij heeft de verdachte in het verleden dat wapen een 'Lady gun' horen noemen. (...) Zij hoorde dat de verdachte zei dat hij haar en [Slachtoffer 1] dood wilde maken. (...) [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 3] verlieten de woning van verdachte. Na een tijdje ging [Slachtoffer 3] samen met [Slachtoffer 1] weer terug naar de woning van verdachte. (...) [Slachtoffer 3] voelde dat de gemoederen opliepen. (…) Zij zag dat verdachte zijn hand balde tot een vuist en [Slachtoffer 1] een aantal klappen op het hoofd gaf. Zij zag dat het hoofd van [Slachtoffer 1] hierdoor tegen de muur aankwam. [Slachtoffer 3] heeft met haar telefoon de bedreigingen opgenomen.
Verbalisant [Naam 2] heeft de geluidsfragmenten die door [Slachtoffer 3] zijn ter beschikking gesteld uitgeluisterd. Op de geluidsopname is te horen dat de verdachte onder andere zegt:
V: Dat heb ik vandaag gekocht dat ik een van jullie twee af wil afknallen.
V: Je weet niet waar je fucking aan bent begonnen pik. De situatie dat je mij tussen mij en haar in komt staan pik, je gaat dood pik. (...) Jij gaat dood pik.
V: Ik ga geld op jouw hoofd zetten pik.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 26 oktober 2022 verklaard dat hij [Slachtoffer 1] heeft geslagen en dat het zou kunnen dat hij gezegd heeft wat op de geluidsopname staat.
Bewijsoverweging en conclusies ten aanzien van feit 2
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met een vuurwapen [Slachtoffer 3] en [Slachtoffer 1] heeft bedreigd met de dood en daarbij bedreigende woorden heeft geuit.
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat [Slachtoffer 3] heeft gezien dat de verdachte een vuurwapen (‘lady gun, lady killer’) in de hand had en dit aan haar en [Slachtoffer 1] toonde. [Slachtoffer 3] bevestigde haar gedetailleerde verklaring bij de politie ten overstaan van de rechter-commissaris. [Slachtoffer 1] heeft gezien dat de verdachte iets in de hand had en naar hem richtte. Dit in combinatie met de geuite bedreigingen: “Dat heb ik vandaag gekocht dat ik een van jullie twee af wil afknallen” en “Je weet niet waar je fucking aan bent begonnen pik. De situatie dat je mij tussen mij en haar in komt staan pik, je gaat dood pik.” (...) Jij gaat dood pik”, maakt dat de rechtbank tot de conclusie komt dat de verdachte aan [Slachtoffer 3] en [Slachtoffer 1] een vuurwapen heeft getoond. Tevens komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte bedreigende bewoordingen heeft geuit jegens [Slachtoffer 3] en [Slachtoffer 1] , hetgeen blijkt uit de verklaringen van aangevers, de verklaring van de verdachte en de uitgeluisterde geluidsfragmenten. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de door de verdachte geuite bewoordingen en verrichte handelingen in de gegeven omstandigheden naar objectieve maatstaven bij [Slachtoffer 3] en [Slachtoffer 1] de redelijke vrees konden doen ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. Daarnaast merkt de rechtbank nog op dat de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie geenszins vergelijkbaar is met de onderhavige zaak.
Conclusie ten aanzien van feit 3
De rechtbank komt gelet op de bewijsmiddelen tot de conclusie dat [Slachtoffer 1] door de verdachte meermalen tegen het hoofd is geslagen. De rechtbank leidt dat af uit de aangifte van [Slachtoffer 1] die naar het oordeel van de rechtbank gedetailleerd en betrouwbaar is waarbij de rechtbank ten overvloede nog overweegt dat weliswaar een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit dient te voldoen aan het wettelijk bewijsminimum, maar dat voor een onderdeel van het tenlastegelegde (in dit geval meermalen) de aangifte van [Slachtoffer 1] dragend kan zijn.
Feit 4
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het ten laste gelegde ter terechtzitting van 26 oktober 2022 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2022, doorgenummerde dossierpagina 2;
- kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 maart 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 39 en 40;
- een proces-verbaal relaterende een onderzoek aan het wapen d.d. 17 maart 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 30 tot en met 32;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 oktober 2022.
Feit 5
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het ten laste gelegde ter terechtzitting van 26 oktober 2022 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 1 en 2;
- kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 maart 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 24 en 25;
- het proces-verbaal verdovende middelen d.d. 4 april 2022, niet doorgenummerd;
- NFI rapporten d.d. 4 april 2022, niet doorgenummerd;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 oktober 2022.
Feit 6
Op 1 maart 2022 zagen verbalisanten een personenauto, merk Volkswagen Bora, over de [Adres 3] te Roermond rijden.De verbalisanten gaven de bestuurder een stopteken. De bestuurder bleek de verdachte te zijn. De verdachte kon geen rijbewijs overleggen omdat dit vanwege eerder drugsgebruik in het verkeer was ingevorderd. Vanaf 22 oktober 2021 was de geldigheid van het rijbewijs geschorst.De verdachte reageerde sloom en laat op vragen van de verbalisanten.Verdachte heeft -na een vordering tot uitlevering daartoe- drugs aan de verbalisanten overhandigd. De verdachte werd daarop aangehouden. Op het politiebureau vond een speekseltest plaats. Deze gaf een positieve indicatie voor drugsgebruik, namelijk cannabis en amfetamine. Met toestemming van verdachte werd vervolgens bloed afgenomen. Het bloed is door een toxicoloog van Eurofins onderzocht. Uit de resultaten van dat onderzoek is gebleken dat de verdachte amfetamine en cannabis in zijn bloed had.De verdachte heeft verklaard dat hij iets gepakt had omdat hij zo moe was en niet in slaap wilde vallen tijdens het rijden.
Bewijsoverweging
De rechtbank moet beoordelen (a) of de verdachte zijn auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van verdovende middelen, (b) of die invloed zodanig was dat de verdachte niet tot het behoorlijk besturen van die auto in staat moest worden geacht en (c) of de verdachte wist of moest weten dat het gebruik van verdovende middelen de rijvaardigheid kon verminderen.
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af (a) dat de verdachte tijdens het besturen van de personenauto onder invloed was van amfetamine en cannabis. Ook leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af (b) dat de invloed van de verdovende middelen zodanig was, dat de verdachte niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. De verbalisanten hebben immers gezien dat de verdachte sloom reageerde en late reacties gaf op vragen. Bovendien had de verdachte verklaard dat hij ‘iets’ gepakt had omdat hij zo moe was en niet in slaap wilde vallen tijdens het rijden. Tot slot stelt de rechtbank vast (c) dat de verdachte wist dat het gebruik van verdovende middelen de rijvaardigheid kon verminderen. Dat de verdachte daarvan wetenschap had leidt de rechtbank enkel al af uit de verklaring van de verdachte dat zijn rijbewijs eerder was ingevorderd vanwege het rijden onder invloed van drugs. De verdachte was op de hoogte van de effecten van verdovende middelen. Tot die effecten van verdovende middelengebruik behoort een verminderd reactievermogen en (daarmee) een verminderde rijvaardigheid.
De rechtbank komt gelet op de bewijsmiddelen en al hetgeen hiervoor is overwogen tot de conclusie dat het ten laste gelegde is bewezen, op de wijze als hierna weergegeven onder 3.4.
Feit 7
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het ten laste gelegde ter terechtzitting van 26 oktober 2022 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2022, doorgenummerde dossierpagina 1;
- een geschrift, zijnde een aangetekende brief van het CBR aan verdachte inhoudende de mededeling schorsing van de geldigheid van het rijbewijs d.d. 22 maart 2021;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 oktober 2022.
03.006056.22
Op 25 november 2021 vond in de woning van de verdachte aan de [Adres 2] te Roermond een doorzoeking plaats.Tijdens deze doorzoeking werd in de keukenlade een gasdrukpistool aangetroffenen in beslag genomen.Het gasdrukpistool is onderzocht en de verbalisant heeft geconcludeerd dat dit gasdrukpistool een wapen is in de zin van artikel 2 lid 1, Categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie.De verdachte heeft ter terechtzitting van 26 oktober 2022 verklaard dat hij niets afwist van een vuurwapen en ook niet of het van iemand anders is.
Bewijsoverweging
Voor een bewezenverklaring van ‘voorhanden hebben’ van voorwerpen is vereist dat de dader niet alleen wetenschap heeft van, maar ook de beschikkingsmacht heeft over de voorwerpen, in die zin dat deze voorwerpen zich in zijn of haar machtssfeer bevinden.
Het is vaste jurisprudentie dat de bewoner van een woning geacht mag worden weet te hebben van (en dus opzet te hebben op) al hetgeen zich in de woning bevindt, tenzij er feiten en omstandigheden aan te wijzen zijn die dit anders zouden moeten maken. Die feiten en omstandigheden zijn hier niet aangevoerd en ook voor het overige niet aannemelijk geworden.
De verdachte woonde in de woning aan de [Adres 2] te Roermond, toen daar op 25 november 2021 een gasdrukpistool in de keukenlade werd aangetroffen; een vrij toegankelijke plek waar normaliter dagelijks dan wel wekelijks gebruik van wordt gemaakt. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanwezigheid van dit voorwerp in de woning.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verdachte het gasdrukpistool bewust voorhanden heeft gehad.
03.271575.21
Feit 1
Op 13 juni 2021, omstreeks 04.07 uur, werd bij de politie eenheid Limburg een melding gemaakt dat meldster [Naam 3] benaderd was door 2 personen, de verdachten [Verdachte] en [Medeverdachte] , met de vraag of meldster naar scooters wilde kijken bij een verlaten boerderij in [Locatie 1] . De meldster kende beide verdachten en gaf aan dat er in de boerderijschuur ook nog andere gestolen spullen zouden staan.
Meerdere voertuigen van de politie pakten post rondom de verlaten boerderijschuur aan de [Locatie 1] . Nadat door verbalisanten gezien was dat de verdachten op een grijze motorscooter langs kwamen rijden en daarna de boerderijschuur ingingen, zijn de postende verbalisanten naar de boerderijschuur gereden. De deuren van de schuur waren vanaf de binnenzijde afgesloten. Beide verdachten werden in de boerderijschuur aangetroffen.
In de boerderijschuur werd door de verbalisanten een grijze motorscooter, voorzien van het Duitse [Kenteken 1] , aangetroffen.Dit was dezelfde motorscooter als waar de verdachten zojuist op reden. Ook werd er een andere scooter aangetroffen waar het [Kenteken 2] op hoort.Beide scooters bleken gestolen te zijn./Er werden ook diverse andere goederen in de boerderijschuur aangetroffen. Het ging hierbij onder andere om dozen met daarin Enexis-onderdelen, waaronder Sagemcom XS210 slimme elektriciteitsmeters en materialen om elektriciteits- en gasmeters te kunnen vervangen.Deze goederen bleken ook gestolen te zijn.
Naast de schuur zagen verbalisanten verder twee containers staan met daarin een hoop verpakkingen en dozen. Dit betroffen allemaal pakketjes van DHL. Alle pakketjes waren geopend en alleen de verpakkingen lagen er nog. De meeste pakketjes waren van eind mei 2021.Na onderzoek in de politiesystemen bleek dat DHL recent aangifte had gedaan van diefstal van de pakketjes.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 26 oktober 2022 verklaard dat het klopt dat hij het idee had dat er iets niet klopte met de scooter ( [Kenteken 1] ) en dat het zo zou kunnen zijn dat de scooter van diefstal afkomstig was. De verdachte heeft verder verklaard dat hij de scooter ‘bedekt’ wilde neerzetten in de schuur. Ten slotte heeft de verdachte verklaard dat het klopt dat hij eerder in de schuur is geweest en aldaar gestolen goederen heeft opgeslagen. Hij wist dat de schuur door meerdere mensen werd gebruikt.
De rechtbank komt gelet op de verklaring van de verdachte in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen tot de conclusie dat de verdachte de tenlastegelegde goederen opzettelijk heeft geheeld. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het ‘medeplegen’ daar de rechtbank niet kan vaststellen dat de [Medeverdachte] de scooter ( [Kenteken 1] ) en/of de andere aangetroffen gestolen goederen opzettelijk heeft geheeld.
Feit 2 primair
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het ten laste gelegde ter terechtzitting van 26 oktober 2022 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte namens het bedrijf [Slachtoffer 4] . d.d. 26 mei 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 115-116;
- het proces-verbaal van bevindingen beschrijving camerabeelden d.d. 22 juni 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 119-120;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 oktober 2022.
Feit 3 primair
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het ten laste gelegde ter terechtzitting van 26 oktober 2022 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte namens het bedrijf [Slachtoffer 4] . d.d. 3 juni 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 112-113;
- het proces-verbaal van bevindingen beschrijving camerabeelden d.d. 22 juni 2021, doorgenummerde dossierpagina 120;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 oktober 2022.