ECLI:NL:RBLIM:2023:3900

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
03.242997.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag op partner met zware gevolgen voor nabestaanden

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 2 september 2021 zijn partner [slachtoffer] om het leven heeft gebracht, heeft de rechtbank Limburg op 3 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van doodslag, waarbij hij opzettelijk met een hard voorwerp, vermoedelijk een hamer, meerdere keren op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer is overleden door meervoudige heftige stomp botsende krachtsinwerkingen, wat resulteerde in hersen- en hersenvliesletsel. De verdachte heeft zich na het delict schuldig gemaakt aan curieus gedrag, waaronder het onderduiken en het vragen aan een vriend om kleding weg te gooien. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van moord, maar hem schuldig bevonden aan doodslag. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 15 jaar opgelegd, evenals een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, gezien de ernstige aard van het delict en het recidiverisico. De benadeelde partijen, de dochters van het slachtoffer, hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De uitspraak benadrukt de impact van het delict op de nabestaanden en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.242997.21
Tegenspraak (gemachtigde raadslieden)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1970,
gedetineerd in [adres PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.B.E. van Kan en mr. F. de Vries, advocaten, kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 juni 2023 en het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 19 juni 2023. De verdachte is niet verschenen. Wel zijn verschenen zijn gemachtigde raadslieden. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De nabestaanden van het slachtoffer, [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij [naam 2] is met haar advocaat mr. P. Boonen ter terechtzitting verschenen. De benadeelde partijen, [naam 1] en [naam 3] , zijn niet ter terechtzitting verschenen. Namens hen is mr. P. Boonen ter terechtzitting verschenen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte opzettelijk al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft gedood.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde, de moord, maar acht bewezen dat de verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood, zoals aan hem subsidiair wordt verweten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde, nu niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank zal allereerst de verweren van de verdediging bespreken alvorens zij toekomt aan de bewijsvraag.
Verweren verdediging
De verweren van de verdediging komen, kort gezegd, op het navolgende neer:
1) het onderzoek op de plaats delict is onzorgvuldig uitgevoerd; er is slordig omgegaan met potentieel bewijsmateriaal en niet alle handelingen ter plaatse zijn geverbaliseerd;
2) de kans op contaminatie van de goederen in de vuilnisbak was daarom groot. Dit is ook niet nader onderzocht door de politie;
3) het betongruis op de tissue kan ook afkomstig zijn van het gruis aan de binnenkant van de vuilniszak. De aanwezigheid van dit gruis is zichtbaar op de foto’s die op de plaats delict zijn gemaakt. De verdediging heeft bepleit dat de tissue daarom moet worden uitgesloten van het bewijs.
Voor zover de verdediging voornoemde verweren als verweren in de zin van artikel 359a Sv heeft bedoeld, geldt het navolgende. Ingevolge de bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. ECLI:NL:HR:2014:144) geldt voor dit soort verweren een specifiek zware stelplicht. Het verweer moet niet alleen uitdrukkelijk onderbouwd worden, het verweer moet zelfs op specifieke punten ingaan, namelijk het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Er geldt alleen een responsieplicht als het verweer duidelijk is en gemotiveerd aan de hand van voornoemde factoren. De rechtbank constateert dat de verdediging niet heeft voldaan aan voornoemde vereisten, zodat de rechtbank de verweren van de verdediging ook niet zal beschouwen als 359a Sv verweren.
De rechtbank zal de verweren van de verdediging beschouwen als betrouwbaarheidsverweren. Zo begrijpt de rechtbank die verweren althans. De rechtbank zal aldus begrijpen dat de onregelmatigheden die zich in de ogen van de verdediging hebben voorgedaan, de betrouwbaarheid en accuraatheid van de onderzoeksresultaten wezenlijk hebben aangetast. Dit dient gevolgen te hebben, nu de rechtbank bij de beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, alleen dat bewijsmateriaal kan gebruiken dat betrouwbaar is. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
1) De situatie in de keuken in de woning van het slachtoffer, zoals deze door de politie werd aangetroffen, is onder meer met behulp van foto’s vastgelegd. Deze foto’s zijn te vinden op pagina 1490 van het dossier. Hierop is de situatie te zien ten tijde van het aantreffen van twee prullenbakken in de keuken. In één van deze prullenbakken werd later een tissue met bloed gevonden. Gelet hierop twijfelt de rechtbank niet aan de manier waarop de prullenbak is aangetroffen en de goederen die er op dat moment in lagen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er verschillende processen-verbaal zijn opgemaakt waarin de goederen in de prullenbak zijn beschreven. Deze vertonen enige verschillen met betrekking tot welke goederen bovenop de bedoelde tissue lagen. Tevens is uit het dossier op te maken dat met de prullenbakken is geschoven, teneinde deze te fotograferen en te onderzoeken. Zo zijn de prullenbakken van de keuken naar de galerij verplaatst en vervolgens naar het balkon.
Deze omstandigheden maken het handelen van de politie en hetgeen zij hebben geverbaliseerd echter niet onbetrouwbaar. Het gaat hier om handelingen die doorgaans plaatsvinden bij een onderzoek van de plaats delict. Bovendien doet dit niet af aan de bevindingen die zijn geconstateerd voor wat betreft de aanwezigheid van het bloed, DNA en betongruis op de tissue.
2) De raadslieden hebben enkel en alleen in algemene zin gesteld dat er sprake zou kunnen zijn van contaminatie van de tissue door de andere goederen in de prullenbak.
De deskundige, [naam 4] , heeft in zijn rapport van 30 september 2022 antwoord gegeven op de vraag van de verdediging:
‘wat de waarschijnlijkheid is dat het
keukenpapier gecontamineerd is geraakt met DNA-materiaal van het andere afval in de
afvalbak?’.
Het antwoord van de deskundige [naam 4] luidde als volgt:
Het is niet mogelijk om, op basis van de beschikbare informatie, aan te geven wat de waarschijnlijkheid van contaminatie is. Voor de mogelijkheid van contaminatie is vereist dat sprake is van een andere bron van DNA van de betreffende persoon die de contaminatie kan hebben veroorzaakt. Indien er in de context van deze zaak meerdere verklaringen (bijvoorbeeld contaminatie) kunnen zijn voor de aanwezigheid van DNA van de verdachte op het keukenpapier dan kan de mogelijkheid worden besproken voor een interpretatie op activiteitniveau.
De verdediging heeft, zoals eerder opgemerkt, slechts in algemene termen gesproken over de mogelijkheid van contaminatie. Op geen enkel moment werd een concreet scenario aangevoerd, dat de mogelijkheid van contaminatie zou staven. De verdachte heeft in dit verband geen enkele verklaring gegeven, waardoor het niet mogelijk was om dergelijk onderzoek te verrichten. Bij het voorgaande komt nog het volgende. Het is goed voorstelbaar dat de politie, tijdens het onderzoek van een plaats delict, keuzes maakt in onderzoekshandelingen, bijvoorbeeld, welke goederen in beslag zullen worden genomen en welke onderzoeken dienen te worden uitgevoerd. De politie schat dan daarbij in welke goederen delictgerelateerd zijn. Dat de politie in de onderhavige zaak andere goederen in de prullenbak -behalve de tissue- niet in beslag heeft genomen en onderzocht, wil niet zeggen dat het onderzoek daarmee onbetrouwbaar is.
3) Zoals hiervoor gezegd zijn duidelijke foto’s van de prullenbak in het dossier aanwezig. Hierop is een bruin/grijze aanslag te zien aan de binnenkant van de zwarte vuilniszak in de prullenbak. De verdediging heeft wederom enkel en alleen in algemene zin gesteld dat er misschien (klus- of schoonmaak-)werkzaamheden zouden kunnen zijn verricht in de woning van het slachtoffer. Een concrete onderbouwing hiervan ontbreekt. Bovendien is niet vast te stellen dat het hierbij om betongruis ging. Uit het dossier blijkt in ieder geval niet dat er (klus- of schoonmaak-)werkzaamheden hebben plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer die mogelijk gerelateerd zouden kunnen zijn aan het delict.
De rechtbank ziet, gezien het bovenstaande, geen aanleiding om de bevindingen ten aanzien van de tissue als onbetrouwbaar aan te merken en de bedoelde tissue aldus uit te sluiten van het bewijs en verwerpt derhalve deze verweren.
Bewijsmiddelen
Inleiding
Op 8 september 2021 kreeg de politie de melding van de dochter van het slachtoffer, genaamd [naam 3] , dat zij sinds 4 september 2021 geen contact meer kreeg met haar moeder, [slachtoffer] . [2] Naar aanleiding van deze informatie ging de politie naar de woning van [slachtoffer] , aan de [adres 1] te Heerlen. Daar troffen zij het stoffelijk overschot van het slachtoffer aan op de bank in de woonkamer. Op de muur waren bloedspetters te zien. [3] Op het tafeltje naast de bank waar het slachtoffer werd aangetroffen stond een opengeklapte laptop waarop de website [internetsite 1] was geopend. Op het toetsenbord en het beeldscherm van deze laptop werden eveneens bloedsporen aangetroffen. [4]
Oorzaak overlijden slachtoffer
Uit forensisch pathologisch onderzoek is gebleken dat bij het slachtoffer uitgebreid en meervoudig letsel aan het hoofd en het gelaat (met name linkszijdig) was toegebracht door meermaals, deels heftige, stomp botsende (en deels schavende) krachtsinwerkingen, met
17 huidverscheuringen en 2 schaafletsels tot gevolg. Het slachtoffer is overleden door hersen- en hersenvliesletsel ten gevolge van meervoudige heftige stomp botsende krachtsinwerkingen (aan met name het hoofd), ten gevolge van het meermaals slaan met een voorwerp. [5]
Voorwerp waarmee het slachtoffer is omgebracht, aangetroffen sporen
Om zicht te krijgen op het voorwerp waarmee het slachtoffer is omgebracht, is onderzoek gedaan naar haar verwondingen. Uit dit onderzoek is het volgende gebleken.
Tijdens de gerechtelijke sectie zijn door de forensisch arts-patholoog diverse delen van het hoofd, waaronder schedeldelen, uitgenomen voor verder onderzoek.
Bij het eerste onderzoek aan de grotere schedeldelen zijn microsporen aangetroffen met een uiteenlopende elementsamenstelling. Bij het tweede onderzoek aan zowel de grotere als kleinere schedeldelen zijn op de schedeldelen tussen kraslijnen microsporen aangetroffen die bestaan uit natrium, magnesium, aluminium, silicium, kalium, calcium, ijzer en zuurstof in wisselende verhoudingen.
In de schedeldelen zijn tussen kraslijnen microsporen aangetroffen die bestaan uit een steenachtig materiaal. De samenstelling van deze deeltjes lijkt overeen te komen met die van bestanddelen uit beton. Deze microsporen bevinden zich deels in het bot. Het is aannemelijk dat deze microsporen afkomstig zijn van het voorwerp waarmee de beschadigingen in de schedel zijn veroorzaakt. [6]
De woning van het slachtoffer is doorzocht en daarbij is in één van de vuilnisbakken in de keuken een bebloede tissue aangetroffen. [7] Deze tissue is in beslag genomen [8] en heeft het SIN nummer AALP5415NL gekregen. De bloeddruppels op deze tissue werden bemonsterd en hebben SIN nummer AAOO0629NL gekregen. Ook het niet bebloede gedeelte van de tissue werd bemonsterd en heeft het SIN nummer AAOO0628NL gekregen. [9]
Het NFI heeft deze bemonsteringen onderzocht. Hieruit is het volgende gebleken.
Het bloedspoor op de tissue, AAOO0629NL, bevat een DNA-profiel van een vrouw. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] .
Het niet bebloede deel van de tissue, AAOO0628NL, bevat een DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van 2 donoren, van wie zeker 1 man. De verdachte en het slachtoffer kunnen donor zijn van dit celmateriaal.
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van het celmateriaal van de verdachte en het slachtoffer in de bemonstering van de tissue, met uitzondering van de bebloede delen, is de Likelihood-ratio methode toegepast.
De resultaten van het onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijkerwanneer
hypothese 1(de bemonstering van het spoor bevat DNA van de verdachte en een onbekende, niet verwante persoon) juist is, dan wanneer hypothese 2 (de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen) juist is.
De resultaten van het onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijkerwanneer
hypothese 1(de bemonstering van het spoor bevat DNA van het slachtoffer en een onbekende, niet verwante persoon) juist is, dan wanneer hypothese 2 (de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen) juist is. [10]
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal is aanvullend onderzoek verricht en werd de Likelihood-ratio (LR) methode wederom toegepast. Daarbij werden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende, hypothesen. De conclusie luidt als volgt:
De resultaten van het onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijkerwanneer
hypothese 1juist is (de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer en verdachte) dan wanneer hypothese 2 juist is (de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen). [11]
Op deze tissue is tevens een groot aantal deeltjes aangetroffen dat bestaat uit steenachtig materiaal. De elementsamenstelling van deze deeltjes lijkt overeen te komen met die van bestanddelen uit beton. De resultaten van het onderzoek passen bij een scenario waarbij de beschadigingen in de schedel zijn veroorzaakt met een steenachtig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een betonklinker of een betonnen sokkel of tegel.
Het antwoord op de vraag:
met welk soort wapen of voorwerp is het letsel veroorzaakt?luidt:
Het letsel aan de schedel is veroorzaakt met een voorwerp dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit beton. [12]
Om een uitspraak te kunnen doen over de aangetroffen sporen in de schedel van het slachtoffer en de sporen aangetroffen op de tissue, is vergelijkend onderzoek gedaan naar deze sporen. Hieruit is het volgende naar voren gekomen.
In de schedeldelen zijn twee microsporen aangetroffen die zich in kraslijnen bevinden. Deze microsporen zijn vrijwel zeker afkomstig van het voorwerp waarmee de beschadigingen in de schedel zijn veroorzaakt.
Het ene microspoor is aangetroffen op een kleiner schedeldeel. Het microspoor heeft een elementsamenstelling die overeenkomt met die van cement en microsporen met dezelfde elementsamenstelling zijn ook aangetroffen op de tissue.
Het andere microspoor is aangetroffen op een groter schedeldeel. Het microspoor heeft een elementsamenstelling die overeenkomt met die van veldspaat, een bestanddeel van zand. Microsporen met dezelfde elementsamenstelling zijn ook aangetroffen op de tissue.
Op de schedeldelen zijn ook andere microsporen aangetroffen die bestaan uit steenachtig materiaal, maar deze bevinden zich niet in kraslijnen. Het is aannemelijk dat ook deze microsporen afkomstig zijn van het voorwerp waarmee de beschadiging in de schedel zijn veroorzaakt, maar het is minder zeker. Microsporen met dezelfde elementsamenstelling zijn ook aangetroffen op de tissue.
De conclusie luidt:
Het steenachtig materiaal dat is aangetroffen op de schedeldelen komt, wat betreft elementsamenstelling, overeen met die van (micro)sporen steenachtig materiaal die zijn aangetroffen op de tissue. [13]
Moment van overlijden
Op camerabeelden in de buurt van de woning van het slachtoffer is te zien dat het slachtoffer op 2 september 2021 tussen 11:44 uur en 11:46 uur bij de servicebalie van Albert Heijn aan de [straatnaam 1] in Hoensbroek staat. Zij vertrekt daarna op haar fiets in de richting van de [straatnaam 1] . [14]
Vervolgens is onderzoek gedaan naar de activiteiten op de laptop van het slachtoffer.
Hieruit is gebleken dat via de laptop van het slachtoffer structureel de website [internetsite 1] werd bezocht, een website die huurwoningen aanbiedt. De laatste keer dat deze site werd bezocht via de laptop van het slachtoffer was op 2 september 2021 tussen 20:07 uur en 20:10 uur (meermaals), met als laatste webadres om 20:10:35 uur [internetsite 1] . Tevens werd op 25 augustus 2021 de website [internetsite 2] bezocht. [15]
Ook de activiteiten op de telefoon van het slachtoffer werden onderzocht. Hieruit is het volgende naar voren gekomen.
Het laatste uitbellend contact was op 2 september 2021 om 12:55:10 uur, naar het telefoonnummer van de verdachte. Uit de ontvangen
location updategegevensblijkt dat op
1 september 2021 253 registraties hebben plaatsgevonden en op 2 september 165 registraties. Op 3 september zijn er geen registraties. De laatste registratie op 2 september 2021 was om 20:07:22 uur.
Het is derhalve opvallend dat er op 1 en 2 september 2021 vele registraties zijn en dat dit plots stopt na 20:07:22 uur. Dat plotseling stoppen zou kunnen betekenen dat de gebruiker van het toestel na dat tijdstip, om wat voor reden dan ook, geen enkele actieve handeling met dit toestel heeft gedaan, zoals verplaatsingen, social media communicatie, dan wel andere actieve handelingen. [16]
Tevens zijn met de telefoon van het slachtoffer in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 2 september 2021 dagelijks websites bezocht. De laatste registratie van een bezochte website vond plaats op 2 september 2021 om 15:19:48 uur. [17]
Om te bepalen wanneer het slachtoffer nog in leven was is ook gekeken naar het gas- en elektriciteitsverbruik in de woning van het slachtoffer. Hieruit is gebleken dat het gasverbruik na 2 september 2021 nog maar ongeveer 25% van het normale gebruik bedroeg.
Het elektriciteitsverbruik valt na 2 september 2021 ineens met minimaal 25% terug, van steeds per etmaal ruim boven de 3,400 eenheden naar onder de 2,719 eenheden. In de woning zijn een aantal elektrische apparaten aanwezig die voortdurend stroom verbruiken (o.a. koelkast/diepvries/CV Ketel/ingestoken laptop). Na 8 september 2021 als de woning als plaats delict wordt aangemerkt en de laptop wordt ontkoppeld, daalt het stroomverbruik andermaal.
Aan de hand van deze bevindingen kan worden gesteld dat er na 2 september 2021 significant minder energie in de woning van het slachtoffer werd verbruikt. [18]
Dochter slachtoffer
De dochter van het slachtoffer, [naam 3] , is gehoord en heeft verklaard dat zij sinds zaterdag 4 september 2021 geen contact kreeg met haar moeder, dat haar moeder in het verleden een relatie had met [verdachte] en dat haar moeder tijdens deze relatie door hem meermalen werd bedreigd. Daardoor heeft haar moeder in 2020 een zelfmoordpoging ondernomen. [19]
Camerabeelden
Om zicht te krijgen op de activiteiten van de verdachte op 2 september 2021 is onderzoek gedaan aan de hand van camerabeelden. Er zijn beelden verkregen van een camera, bevestigd aan het pand aan de [adres 2] , die zicht geeft op het appartementencomplex van de verdachte aan de [adres 3] in Heerlen. Verder zijn er camerabeelden verkregen van supermarkt Lidl aan de [adres 7] in Heerlen en van camera’s bevestigd aan de panden aan de [adres 5] en [adres 6] te Heerlen. Hieruit is het volgende op te maken.
Het is verbalisant ambtshalve bekend dat indien de verdachte zijn woning wil verlaten, hij dit moet doen via de ijzeren trap schuin voor zijn voordeur.
Op 2 september 2021 om 12:41 uur (werkelijke tijd) komt een persoon uit de woning aan de [adres 3] te Heerlen. Deze persoon draagt een zwarte jas/vest en een blauw/grijze broek. Deze persoon loopt de ijzeren trap naar beneden.
Omstreeks 12:43 uur (werkelijke tijd) komt deze persoon uit de portiek op de begane grond, om vervolgens naar links te lopen in de richting van de [adres 3] te Heerlen. Deze persoon houdt niets in zijn handen. [20]
Aan het pand aan de [adres 4] hangt een camera welke in de verte zicht heeft op de ingang van Lidl. Om 12.46 uur is te zien dat een persoon, qua kleding en postuur gelijkend op de verdachte, vanuit de [straatnaam 2] komt aangelopen, de [straatnaam 3] oversteekt en richting Lidl loopt. [21]
De verdachte staat onder bewind en krijgt wekelijks leefgeld op zijn bankrekening met nummer [rekeningnummer] . Van deze bankrekening werd op 2 september 2021 om 12:53 een bedrag van € 83,60 afgeschreven bij Lidl in Heerlen. [22]
Uit de opgevraagde kassabon van dit filiaal van Lidl blijkt dat op dat moment vier blikken Premium pils ter waarde van € 0,49, suikerwafels en een draagtas werden gekocht. Uit de folder van Lidl bleek dat een blik Premium pils van het merk Kordaat € 0,49 kostte. Uit de kassabon bleek dat er betaald werd met een pinpas van de ABN AMRO bank. De gekochte producten hadden een gezamenlijke waarde van € 3,60. Uit de kassabon blijkt ook dat er
€ 80,- is ‘bijgepind’ en dat er in totaal een bedrag van € 83,60 is betaald met deze pinpas. [23]
Daarop zijn de camerabeelden van Lidl gevorderd en bekeken. Hierop is het volgende te zien.
Op 2 september 2021 om 12:46:02 komt een man binnen bij Lidl, aan de [adres 7] te Heerlen. Deze man vertoont sterke overeenkomsten met de verdachte. Deze man heeft een licht getinte huidskleur, is boven op het hoofd kaal en heeft donkere wenkbrauwen. Deze man draagt een donkerkleurige jas en broek. De broek is lichter van kleur dan de jas. Aan de linker mouw van de jas, aan de onderzijde, is een randje aanwezig in een lichtere kleur. Onder de jas draagt de man een T-shirt met daarop een afbeelding of opdruk in een lichtere kleur. De schoenen die de man draagt zijn donker van kleur, met daarop vermoedelijk een gesp of iets soortgelijks, in vermoedelijk de kleur zilver of grijs.
Vanaf omstreeks 12:51 uur staat deze man in de wachtrij bij de kassa van Lidl en schuift langzaam op in de richting van de kassière.
Gezien de informatie dat met de bankpas van verdachte, horende bij het rekeningnummer [rekeningnummer] , op 2 september 2021, te 12.53 uur, is gepind bij supermarkt Lidl, gevestigd aan de [adres 7] te Heerlen, en de man die op de beelden is te zien de uiterlijke kenmerken heeft van de verdachte, betreft de man op de camerabeelden vermoedelijk de verdachte [verdachte] . Vervolgens blijft die man nog even ter hoogte van de kassa staan om vermoedelijk te betalen. Vervolgens doet die man een goed, dat in plastic is verpakt, in die tas. Vervolgens neemt de kassière nog iets uit de kassalade en overhandigt dit aan die man. Hetgeen dat de kassière overhandigt lijkt op briefgeld. Daarna pakt die man de tas op en loopt weg. [24]
Om vast te stellen wie de gebruiker is van deze bankpas zijn de geldopnames opgevraagd. Hieruit is gebleken dat van dit rekeningnummer op 7 oktober 2021 om 13:41 uur een bedrag van € 160,- is opgenomen bij de geldautomaat aan de [straatnaam 4] in Heerlen. Van deze geldautomaat zijn de camerabeelden van dat tijdstip opgevraagd. De persoon op deze beelden is door verbalisanten herkend als zijnde de verdachte [verdachte] , wonende aan de [adres 3] te Heerlen. [25]
Omstreeks 12:54 uur is op de camerabeelden van de entree van Lidl te zien dat de
vermoedelijke verdachte Lidl verlaat. Op deze beelden is ook te zien dat de vermoedelijke verdachte in zijn rechterhand, tegen zijn rechteroor een voorwerp houdt, gelijkende op een mobiele telefoon. In de linkerhand heeft die man een tas, welke lijkt op een boodschappentas van Lidl. [26]
Uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat het slachtoffer met haar telefoonnummer ( [gsm nummer 1] ) op 2 september 2021 om 12:55 uur heeft gebeld naar het telefoonnummer op naam van de verdachte ( [gsm nummer 2] ) en dat zij vervolgens een gesprek hebben gevoerd van 132 seconden. [27]
Vervolgens zijn door de politie camerabeelden bekeken van de omgeving van Lidl en de omgeving van de plaats delict, [adres 1] in Heerlen.
Aan het pand aan de [adres 4] hangt een camera welke in de verte zicht heeft op de ingang van Lidl. Daarop is te zien dat om 12:55 uur een persoon met een witte draagtas de Lidl uitkomt, de [straatnaam 3] oversteekt en de [straatnaam 2] inloopt. [28]
Vervolgens zijn wederom de beelden bij de woning van de verdachte bekeken. Hieruit bleek het volgende.
Op 2 september 2021 omstreeks 13:00 uur (werkelijke tijd) komt dezelfde persoon (als die om 12:41 uur zijn woning verliet) vanuit de [adres 3] de steeg binnen en loopt vervolgens weer de portiek in naar binnen. Deze keer heeft deze persoon een witte zak in zijn rechterhand. Deze persoon loopt later de ijzeren trap op naar boven. Omstreeks 13:01 uur (werkelijke tijd) gaat deze persoon met de witte tas de woning gelegen aan de [adres 3] te Heerlen binnen. [29]
Op 2 september 2021 om 15:28 uur (werkelijke tijd) komt een persoon uit de woning aan de [adres 3] te Heerlen. Deze persoon draagt een zwarte jas/vest en een blauw/grijze broek. Hij houdt een grotere lichtkleurige tas in zijn rechterhand. Deze persoon loopt vervolgens de ijzeren trap af naar beneden. [30] Deze persoon heeft ook een zwarte pet op en draagt een zwarte tas over de rechterschouder/rug. [31]
Op camerabeelden van de [straatnaam 3] van 15:36 uur (werkelijke tijd) is te zien dat een persoon, die qua kleding / signalement overeenkomsten vertoont met de persoon op de camerabeelden van de woning van de verdachte, uit de richting van de woning van de verdachte komt en vervolgens over de [straatnaam 3] loopt in de richting van de [straatnaam 5] . Deze persoon heeft een kortmodel jas/vest aan en draagt deze open. De broek is lichter dan zijn jas. Het kledingstuk onder de jas/vest, is donker van kleur en heeft een lichtere afbeelding op de borst. Tevens lijkt het dat de persoon iets over zijn rechterschouder draagt en vermoedelijk een donker petje/hoofddeksel op zijn hoofd heeft.
Verderop in de [straatnaam 3] is de bushalte [straatnaam 5] gelegen, waar om 15:57:27 uur met de ov-chipkaart van de verdachte is ingecheckt in de bus en om 16:02:22 uur is uitgecheckt op de [straatnaam 6] te Heerlen. De [straatnaam 6] ligt op korte afstand van de woning van het slachtoffer. [32]
Vervolgens zijn de mastgegevens van de telefoon van de verdachte en de gegevens van de ov-chipkaart van de verdachte onderzocht.
Met de ov-chipkaart op naam van de verdachte is op 23 augustus 2021 te 17:57:02 uur ingecheckt in de lijnbus bij de bushalte [straatnaam 7] te Heerlen en om 18:03:02 uur uitgecheckt bij de bushalte de [straatnaam 8] Heerlen. De [straatnaam 8] is op zeer korte afstand gelegen van de woning van het slachtoffer.
Uit de verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte volgt dat op 23 augustus 2021 om 14:23 uur zijn mobiele telefoon onder zijn meest gebruikte mast, [adres 8] Heerlen, in de buurt van zijn woning aan de [adres 3] te Heerlen, valt.
Op 23 augustus 2021 om 18:23 uur valt de mobiele telefoon van de verdachte onder een mast van de [straatnaam 9] te Heerlen. Deze mast staat in de buurt van de woning van het slachtoffer [slachtoffer] , aan de [adres 1] Heerlen. De dagen erna ( 24, 25, 26, 27, 28, 29 en 30 augustus 2021) werd nagenoeg alleen deze mast gebruikt.
Op 31 augustus 2021 om 13:18:28 uur is met de ov-chipkaart ingecheckt in de lijnbus bij de bushalte [straatnaam 8] te Heerlen en om 13:18:28 uur uitgecheckt bij de bushalte de [straatnaam 5] Heerlen.
Op 30 augustus 2021 om 21:52 uur valt de mobiele telefoon van de verdachte onder de mast [straatnaam 9] te Heerlen en op 31 augustus 2021 om 14:15 uur weer onder de mast van de [straatnaam 10] te Heerlen.
Gelet op vorenstaande rees het vermoeden dat de ov-chipkaart van de verdachte en de mobiele telefoon van de verdachte door één en dezelfde persoon werden gebruikt. [33]
Vervolgens zijn de camerabeelden bekeken van de omgeving van de bushalte [straatnaam 6] en de omgeving van de woning van het slachtoffer.
Op 2 september 2021, omstreeks 16:11 uur, is op de camerabeelden van de [adres 5] te Heerlen, te zien dat een man komt aangelopen. Deze man komt uit de richting van de [straatnaam 9] en slaat links af de [straatnaam 11] in en loopt verder in de richting van de [straatnaam 12] . Deze man heeft dezelfde uiterlijke kenmerken als de man die bij Lidl werd beschreven. Deze man draagt een donkere jas, vermoedelijk zwart, met daaronder een donker T-shirt, met daarop een opdruk in een lichtere kleur. Verder draagt de man een broek in een donkere kleur, die lichter is dan de jas, schoenen met daarop aan de bovenzijde iets lichters en een cap of pet, in een donkere kleur, vermoedelijk zwart. [34]
De looproute van de woning van het slachtoffer, aan de [adres 1] tot aan de [adres 6] is in normaal wandeltempo 1 minuut en 42 seconden. Op de camerabeelden van de [adres 6] is het volgende te zien. [35]
Op 2 september 2021, vanaf 20:15:09 uur is, op de camerabeelden van de woning aan de [adres 6] te Heerlen, te zien dat een man komt aangelopen uit de richting van de [straatnaam 1] en loopt in de richting van de [straatnaam 11] . De [adres 6] te Heerlen is binnen een afstand van honderd meter gelegen van de ingang van het flatcomplex, gelegen aan de [adres 1] , waar het slachtoffer woonachtig is.
Die man heeft gelijkenissenmet de man die bij Lidl en de [straatnaam 11] is beschreven. Deze man draagt een donkere jas, vermoedelijk zwart. Aan de linkermouw, aan de onderzijde, is een randje zichtbaar in een lichtere kleur. Verder draagt de man een broek in een donkere kleur, welke lichter is dan de jas, schoenen met daarop aan de bovenzijde iets lichters, een cap of pet, in een donkere kleur, vermoedelijk zwart en vermoedelijk een rugzak of tas, over zijn rechterschouder, in een donkere kleur, met daarop een lichtere opdruk. Gezien de uiterlijke kenmerken bestond het vermoeden dat dit dezelfde man was als de man die werd beschreven op de beelden van Lidl en de [straatnaam 11] .
Op de camerabeelden van de [adres 5] is te zien dat de eerder omschreven man om 20:16 uur over de [straatnaam 11] loopt. Hij komt uit de richting van de [straatnaam 12] en loopt in de richting van de [straatnaam 9] te Heerlen. Op de t-splitsing [straatnaam 11] / [straatnaam 9] slaat deze man rechts af en vervolgt zijn weg over de [straatnaam 9] . Deze man heeft dezelfde uiterlijke kenmerken als de man die is beschreven op de camerabeelden van de [straatnaam 12] . [36]
Op 2 september 2021 omstreeks 20:41 uur (werkelijke tijd) komt de persoon, die hiervoor beschreven staat bij de beelden van de [straatnaam 13] , vanuit de [straatnaam 13] de steeg naar binnen lopen en gaat vervolgens weer de portiek in.
Vervolgens loopt deze persoon even later de ijzeren trap op naar boven. Omstreeks 20:42 uur (werkelijke tijd) gaat deze persoon de woning gelegen aan de [adres 3] te Heerlen binnen. Omstreeks 20:46 uur (werkelijke tijd) komt deze persoon uit de woning van de [adres 3] te Heerlen en loopt naar links (dus tegenovergesteld aan waaruit hij is gekomen). Vervolgens loopt hij over de galerij uit beeld. Deze persoon houdt een grotere lichtkleurige tas in zijn handen.
Omstreeks 20:47 uur (werkelijke tijd) komt deze persoon uit de richting van de toegangsdeur van het appartementencomplex aan de [straatnaam 13] te Heerlen en loopt over de [straatnaam 3] in de richting van de [straatnaam 14] te Heerlen. Deze persoon draagt een rugzak, een petje, donkere schoenen met bovenop iets glimmend (mogelijk een gesp) en een grotere lichtkleurige tas in zijn linker hand. Hij houdt iets in zijn rechterhand vast en zijn hoofd kijkt in de richting van dit voorwerp. Ook komt er licht vanaf het voorwerp dat deze persoon in zijn rechterhand houdt. Mogelijk is dit een mobiele telefoon. [37]
De woning van de verdachte werd op 2 september 2021 tussen 21:00 en 22:00 uur niet betreden of verlaten. [38]
De tijdstippen van de camerabeelden van de woning van de verdachte in de periode van
2 september 2021 te 12:30 uur tot en met 3 september 2021 te 00:30 uur zijn, voor zover nog niet bekeken, alsnog bekeken. Hierop zijn geen relevante waarnemingen gedaan. [39]
Er zijn op 2 september 2021 vanaf 12:53 uur géén datagegevens / mastlocaties bekend van de telefoon van de verdachte. Pas later die avond om 20:47 uur is er weer een registratie op de verkeersgegevens van zijn telefoon te zien. De telefoon bevindt zich dan onder de mast van de [straatnaam 10] te Heerlen. Rondom dit tijdstip zijn camerabeelden veiliggesteld waarop te zien is dat een persoon de woning van de verdachte binnen gaat en deze enkele minuten later weer verlaat. Deze persoon heeft dan een rugzak op zijn rug en tas in zijn hand.
Na 2 september 2021 zijn de ov-chipkaart, de bankpas en de telefoon van de verdachte niet meer gebruikt. [40]
Getuigen
Getuige [naam getuige 1] is gehoord. Hij kent de verdachte al sinds zijn twaalfde levensjaar en hij heeft verklaard dat de verdachte op 3, 4 of 5 september in de avond -de verdachte heeft tegen de getuige aangegeven te voet- bij hem is gekomen. Vanaf de woning van de verdachte naar [naam getuige 1] toe is het volgens [naam getuige 1] tussen de drie kwartier en een uur lopen. De verdachte was lichtelijk in paniek. Hij zei dat hij onzin had uitgehaald, ruzie had gehad en dat hij in de problemen zat. De verdachte heeft in totaal 4 of 5 nachten bij hem geslapen. De verdachte heeft ook gebruikgemaakt van de telefoon van [naam getuige 1] . De verdachte belde daarmee met zijn broer, genaamd [ naam getuige 7] . De verdachte gaf aan dat hij ruzie had gehad en dat hij moest onderduiken. De verdachte rook naar alcohol. De verdachte was ook angstig en stiller dan normaal. [41]
In een nader verhoor verklaart getuige [naam getuige 1] dat de verdachte kleding had achtergelaten en aan hem had gevraagd om deze kleding weg te doen. Dit vroeg de verdachte aan [naam getuige 1] de dag nadat hij bij hem was gekomen. Deze kleding betrof een trui, schoenen van het merk Puma en een blauwe spijkerbroek. Deze kleding zat in een witte zak met blauwe letters
‘ACTION’erop. De verdachte had andere schoenen aan dan de schoenen in de witte tas. Toen hij die avond binnenkwam droeg hij een zwarte joggingbroek, een zwarte hoody met een grote witte opdruk met de naam ‘
Puma’.
Tot slot verklaart [naam getuige 1] dat de verdachte op 2 september 2021 bij hem moet zijn gearriveerd -nu hij op 3 september 2021 om 06:01 de website [internetsite 3] heeft bezocht omdat hij wilde weten waarmee hij te maken had en de verdachte toen al bij hem was- en dat de verdachte de dag daarna zijn broer heeft gebeld met de telefoon van [naam getuige 1] . [42]
De broer van de verdachte, genaamd [ naam getuige 7] , werd eveneens gehoord en hij heeft het volgende verklaard.
De verdachte had hem gebeld en gevraagd om naar [straatnaam 15] te komen. [verdachte] had stress en problemen. [ naam getuige 7] zag dat hij overstuur was. [verdachte] zei hem dat hij een tijdje weg moest. [ naam getuige 7] heeft hem daarna een sleutel gegeven van het appartement van een kennis in Wittem, waar [verdachte] een tijdje kon verblijven. [43]
Hij verklaarde in een later verhoor dat hij voor de verdachte wel eens zwarte schoenen van het merk Puma had gekocht. Op deze schoen loopt zwarte band met grote witte letters ‘
PUMA’erop. [ naam getuige 7] had precies hetzelfde paar schoenen, maar dan een andere maat. [44]
Tot slot heeft hij verklaard dat hij aan de verdachte vroeg wat het probleem was. De verdachte had toen gezegd dat hij een groot fucking probleem had. [45]
Bewijsoverweging
De rechtbank trekt uit de voornoemde bewijsmiddelen de navolgende conclusies.
Wanneer en hoe is het slachtoffer om het leven gebracht?
Het slachtoffer is op 8 september 2021 aangetroffen. Zij is overleden door een niet-natuurlijke oorzaak. Zij blijkt om het leven te zijn gebracht door meerdere harde slagen op haar hoofd, met een voorwerp dat geheel of gedeeltelijk bestond uit beton. Uit het onderzoek van de laptop van het slachtoffer is gebleken dat haar laatste activiteit op 2 september 2021 rond 20:10 uur had plaatsgevonden. De door haar laatst bezochte website (circa 20:10 uur) stond bij het aantreffen van het lichaam van het slachtoffer nog open, op de laptop waren bloedsporen van het slachtoffer zichtbaar. Dit, samen met de bevindingen omtrent de afname van het energieverbruik vanaf 2 september 2021 en de telefoonregistraties, leidt de rechtbank tot de conclusie dat het leven van het slachtoffer op 2 september 2021 rond 20:10 uur moet zijn beëindigd.
In het dossier bevinden zich ook verklaringen van verschillende getuigen -getuigen [naam getuige 2] , [naam getuige 3] , [naam getuige 4] , [naam getuige 5] - die erop zouden kunnen duiden dat het slachtoffer ná 2 september 2021 zou zijn overleden. De politie heeft nader onderzoek verricht in dit verband en heeft, door middel van objectieve feitelijkheden, vastgesteld dat de waarnemingen van die getuigen niet kunnen kloppen en heeft deze aldus weerlegd. Wat getuige [naam getuige 3] betreft zij bovendien opgemerkt dat haar verklaring onjuistheden bevat. Deze getuige heeft -kort gezegd- verklaard dat zij het slachtoffer op 3 september 2021 tussen 14:00 en 15:00 heeft gezien toen zij terugkwam van de Albert Heijn. Uit de foto van het door [naam getuige 3] verstrekte bankafschrift blijkt echter dat zij op 4 september 2021 bij de Albert Heijn is geweest en niet op 3 september (pagina 773).
De hiervoor genoemde weerlegging heeft echter niet plaatsgevonden wat betreft de verklaring van getuige [naam getuige 6] . Daarover oordeelt de rechtbank als volgt. Hoewel getuige [naam getuige 6] vrij stellig was in haar verklaring -die kort gezegd erop neerkomt dat zij het slachtoffer in de ochtend van 4 september 2021 nog levend had gezien-, kiest de rechtbank ervoor om uit te gaan van de objectieve gegevens die het procesdossier biedt en die iets zeggen over het tijdstip van het overlijden van het slachtoffer. Objectieve vaststellingen zijn in beginsel immers feilloos, terwijl het geheugen van een getuige dat beslist niet is. Bij deze getuige is dat laatste nog pregnanter aanwezig, nu uit haar verklaring volgt dat zij het slachtoffer slechts oppervlakkig kende en dat zij de conclusie trok dat het wel het slachtoffer moest zijn geweest dat overleden was, omdat zij van anderen had vernomen dat het ging om ‘
die mevrouw met de herdershond’.
Wie is de persoon op de camerabeelden?
De verdachte wordt herkend als hij met zijn pinpas gebruikmaakt van een pinautomaat op
7 oktober 2021. Met deze pas wordt op 2 september de aankoop bij Lidl gedaan. Weliswaar heeft er geen volledige herkenning kunnen plaatsvinden van de verdachte door de politie aan de hand van de beelden in Lidl, maar de persoon op die beelden vertoont volgens de politie wel grote gelijkenis met de verdachte. Bovendien wordt net op dat tijdstip gepind met de pinpas van de verdachte -hetgeen goed zichtbaar is op de camerabeelden- en wordt de betreffende persoon, na het pinnen, bellend gezien op de camerabeelden, precies op het tijdstip dat het slachtoffer met de verdachte heeft gebeld. Ten slotte blijkt uit het onderzoek van de bankrekening van de verdachte dat net op het tijdstip van het pinnen in Lidl, een bedrag van de rekening van verdachte werd afgeschreven van € 83,60, bij Lidl te Heerlen. Hieruit concludeert de rechtbank dat de persoon die op de camerabeelden in Lidl wordt beschreven de verdachte is.
Diezelfde persoon, verdachte dus, wordt verder op de camerabeelden gevolgd en betreedt de woning van de verdachte, vrij kort na zijn bezoek aan Lidl. Dit was rond 13:01 uur die dag. Om circa 15:20 uur verlaat een persoon de woning van de verdachte. Nu de verdachte alleen in zijn woning verbleef en er geen aanwijzingen zijn dat iemand anders destijds ook gebruikmaakte van zijn woning, gaat de rechtbank ervan uit dat het de verdachte was die zijn woning op voornoemd tijdstip weer heeft verlaten.
Vervolgens is met de chipkaart van de verdachte in de bus ingecheckt om ongeveer 15:57 uur; uitgecheckt wordt er vervolgens om ongeveer 16:02 uur, bij een bushalte vlakbij de woning van het slachtoffer. De rechtbank gaat ervan uit dat het de verdachte was die deze korte reis heeft ondernomen en vlak in de buurt van de woning van het slachtoffer is uitgestapt. Het was immers de chipkaart van de verdachte, die hij blijkens nader onderzoek zelf al eerder had gebruikt; bovendien is er geen enkele aanwijzing dat iemand anders dan de verdachte zijn chipkaart op die dag -of andere dagen- heeft gebruikt.
Op de camerabeelden van de woningen in de buurt van de woning van het slachtoffer ( [adres 5] , [adres 6] ) wordt vervolgens een persoon waargenomen, die gelijkenissen vertoont met de persoon die in de Lidl die dag boodschappen had gedaan, de verdachte dus. Die persoon, zo is op de camerabeelden te zien, beweegt zich rond 16:11 uur in de richting van de woning van het slachtoffer. Rond 20:15 uur is een persoon te zien die
-dezelfde route afleggend- uit de richting loopt van de woning van het slachtoffer. De politie beschrijft dat deze persoon veel gelijkenissen vertoont met de persoon die bij Lidl werd waargenomen en die zich eerder die dag bewoog in de richting van de woning van het slachtoffer.
De rechtbank trekt de conclusie dat het steeds de verdachte was die op voornoemde camerabeelden werd waargenomen. Hoewel het steeds gaat om een algemene beschrijving van de waargenomen persoon, zijn er wel bijzondere kenmerken die overeenkomen met de beschrijving van de persoon die bij Lidl was en waarvan voor de rechtbank aldus vaststaat dat het om de verdachte gaat. Dit zijn de jas, de lichtere broek, de schoenen met iets lichts bovenop, het donkere T-shirt met een lichtere opdruk, het lichte randje aan de mouw en de pet die de verdachte op had toen hij zijn woning verliet rond 15:20 uur. Deze pet had de verdachte overigens niet op in Lidl. Dat de verdachte soortgelijke schoenen had blijkt bovendien uit de verklaring van zijn broer. Hij verklaarde dat de verdachte schoenen had met aan de bovenkant een zwarte band met witte letters ‘
Puma’.
De verdediging heeft in dit verband gesteld dat de verdachte thuis was op 2 september 2021 om 18:07 uur of 20:07 uur, zoals zou blijken uit inloggegevens van zijn laptop. Voor zover de verdediging heeft willen bepleiten dat het niet de verdachte was die te zien zou zijn op de camerabeelden, nu dat feitelijk onmogelijk zou zijn, wijst de rechtbank op het proces-verbaal van bevindingen op pagina 755 van het dossier, waaruit blijkt dat alle camerabeelden van
2 september 2021 12:30 uur tot en met 3 september 2021 00:30 uur zijn bekeken, met name de camerabeelden die nog niet bekeken en beschreven waren in een proces-verbaal, en dat daarop niet te zien is dat buiten de beschreven tijdstippen iemand de woning van de verdachte betreedt of verlaat.
Tussenconclusie
Welke tussenconclusie levert het voorgaande op?
De verdachte wordt kort na het overlijden van het slachtoffer gezien, als hij om 20:15 uur langs de camera aan de [adres 6] loopt. Hij kwam uit de richting van de woning van het slachtoffer, die op een steenworp afstand van die camerapositie is gelegen (normaal wandeltempo 1 minuut en 42 seconden lopen vanaf de woning van het slachtoffer).
Tissue
In de prullenbak in de woning van het slachtoffer is een tissue aangetroffen waarop bloed van het slachtoffer werd aangetroffen, alsmede het DNA van de verdachte en sporen (steenachtige materiaal) die qua elementsamenstelling overeenkomen met de sporen die aangetroffen zijn in de schedel van het slachtoffer. Dit tezamen bezien met het gegeven dat forensische bevindingen passen bij een scenario waarbij de beschadigingen in de schedel van het slachtoffer zijn veroorzaakt met een voorwerp dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit beton, leidt de rechtbank tot het oordeel dat de betreffende tissue direct gerelateerd is aan het voorwerp waarmee het slachtoffer is gedood. De rechtbank beschouwt de sporen op de tissue dan ook als dadersporen.
Gedrag van de verdachte
De rechtbank constateert dat de verdachte curieus gedrag heeft vertoond na het strafbare feit. Na het strafbare feit zijn immers de ov-chipkaart, de bankpas en de telefoon van de verdachte niet meer gebruikt. Bovendien bezocht de verdachte vlak na het delict, op dezelfde avond, zijn vriend [naam getuige 1] en vroeg hem om een aantal nachten bij hem te mogen slapen en om een tas met kleding weg te doen. Tegen [naam getuige 1] vertelde de verdachte dat hij
onzinhad uitgehaald en tegen zijn broer vertelde de verdachte dat hij een
groot fucking probleemhad. Na bij [naam getuige 1] te zijn verbleven ging de verdachte naar een adres in Wittem. De verdachte dook aldus gedurende ongeveer een maand na het strafbare feit onder.
Oordeel van de rechtbank
De vraag is vervolgens welk oordeel de voornoemde conclusies rechtvaardigen. Is de verdachte verantwoordelijk voor de dood van het slachtoffer of dient hij van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken?
Volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan de rechter bij het oordeel of het tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard, ook de omstandigheid betrekken dat de verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden. De weigering om een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op artikel 29 lid 1 Sv en artikel 6 lid 2 van het EVRM, niet tot het bewijs bijdragen. De rechter mag echter bij zijn bewijsoordeel wel in aanmerking nemen dat de verdachte, voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven (vgl. ECLI:NL:HR:1997:ZD0733).
Het slachtoffer is op 2 september 2021 rond 20:10 uur overleden, er is een daderspoor dat de verdachte in verband brengt met het delict en de verdachte is, kort na het overlijden van het slachtoffer, gezien terwijl hij uit de richting van de woning van het slachtoffer liep, dit op een steenworp afstand van die woning. Bovendien vertoonde de verdachte na het strafbare feit gedrag dat bij een dader hoort. Deze redengevende feiten en omstandigheden behoeven een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring zijdens de verdachte.
Op geen enkel moment is de verdachte met een dergelijke verklaring gekomen. Hij heeft zich vanaf het begin van het onderzoek naar de dood van het slachtoffer gehuld in stilzwijgen, hoewel hem vele gelegenheden zijn geboden om met een verklaring te komen. De verdediging heeft wel gepoogd verschillende mogelijkheden voor een en ander aan te dragen, maar verder dan algemeenheden en aannames is zij niet gekomen. Wat daar ook van zij, de aangedragen algemeenheden kwamen steeds uit de koker van de raadslieden, terwijl het toch echt de verdachte is die met een concrete verklaring moet komen. En dat heeft hij niet gedaan.
De rechtbank gaat er derhalve van uit dat het de verdachte is geweest die het slachtoffer op
2 september 2021 meermaals met een hard voorwerp op haar hoofd heeft geslagen als gevolg waarvan zij is overleden. Nu het dossier geen aanknopingspunten biedt die wijzen op een vooropgezet plan van de verdachte om het slachtoffer van het leven te beroven, zal de rechtbank hem vrijspreken van het primair ten laste gelegde, de moord. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde, de doodslag, wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 subsidiair:
op 2 september 2021, in de gemeente Heerlen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een hard voorwerp, meermalen, op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1 subsidiair:
doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog [naam 5] en psychiater [naam 6] , beiden verbonden aan het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum, hebben over de geestvermogens van de verdachte op
21 april 2022 een rapport uitgebracht. De verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het opstellen van dit rapport. Desondanks hebben de deskundigen het volgende kunnen constateren.
Er is bij de verdachte sprake van een langdurig patroon van middelen gerelateerde problematiek, ernstige gewelddadige gedragingen binnen partnerrelaties, mogelijk verhoogde achterdocht en een lage frustratietolerantie bij een man die voor zover bekend weinig stabiliteit in zijn leven kent en zelfstandig op geen enkel leefgebied langdurig probleemloos lijkt te functioneren. Gelet hierop is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en/of een ziekelijke stoornis. Hier was ook sprake van ten tijde van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank sluit zich aan bij deze bevindingen en zal deze meenemen bij de beoordeling van de straf.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 15 jaren, met aftrek van het voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging (hierna: TBS-maatregel) op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, in geval van een bewezenverklaring, enkel en alleen een gevangenisstraf op te leggen en geen TBS-maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zijn toenmalige vriendin in haar woning op een gruwelijke wijze om het leven gebracht door haar meermalen met een hard voorwerp op haar hoofd te slaan.
Door haar het leven te benemen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan doodslag, één van de meest ernstige misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht. Het handelen van verdachte heeft voor de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed en verdriet gebracht. Voor de samenleving is het een schokkend en zeer ernstig feit. Voor het slachtoffer moeten het
-gelet op de wijze waarop zij om het leven is gebracht- helse laatste minuten zijn geweest. Met deze wetenschap moeten ook de nabestaanden leven.
Dit blijkt onder meer uit de ter terechtzitting van 5 juni 2023 voorgedragen slachtofferverklaringen van twee van de drie dochters van het slachtoffer.
[naam 3] beschrijft dat zij heeft moeten verhuizen, omdat zij bang was voor de verdachte, nu hij wist waar zij woonde. Niet alleen het feit dat zij verder moet zonder haar moeder, maar ook de wetenschap dat de verdachte hiervoor verantwoordelijk is, en kennelijk al eerder een dergelijk misdrijf heeft gepleegd, zorgen voor een ondraaglijke last.
[naam 2] beschrijft hoe moeilijk het voor haar is dat zij geen afscheid heeft kunnen nemen van haar moeder. Verder heeft zij naar voren gebracht dat zij de woning van haar moeder leeg heeft moeten ruimen en hoe confronterend het was om de bloedvlekken te zien.
De verdachte heeft gezwegen, hoewel hij volgens de rechtbank de enige is die tekst en uitleg had kunnen geven over de laatste uren van het slachtoffer. De dochters moeten daarom verder leven met de vele vragen die zij hebben over wat hun moeder in haar laatste uren heeft meegemaakt. Dat de verdachte op geen enkel moment het achterste van zijn tong heeft laten zien, en dus geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad, acht de rechtbank bijzonder kwalijk. Hij toonde eerder geen enkele interesse in de zaak. Niet één keer verscheen hij voor de rechtbank om zijn verhaal te doen.
Persoon van de verdachte
Uit het rapport van de deskundigen blijkt dat er bij de verdachte sprake is van een beperkte frustratietolerantie en emotieregulatie. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat verdachtes agressieregulatie, met name binnen partnerrelaties en onder invloed van middelen, stelselmatig tekortschiet. Ook blijkt dat er sprake is van langdurig bestaande middelengerelateerde problematiek, ernstige gewelddadige gedragingen binnen partnerrelaties, mogelijk (rand) psychotische verschijnselen en een lage frustratietolerantie.
Gelet op eerdere incidenten is het recidiverisico statistisch gezien hoog.
Justitiële documentatie
De verdachte is op 3 november 2010 veroordeeld voor een misdrijf, eveneens gepleegd tegen zijn toenmalige partner. De verdachte had haar zo langdurig en stelselmatig mishandeld dat zij uiteindelijk aan de gevolgen hiervan is overleden. De verdachte heeft nu, reeds vóór zijn eenenvijftigste levensjaar, zijn tweede levensdelict gepleegd.
Buiten deze informatie weet de rechtbank niet veel over de verdachte. Ook over zijn persoonlijke omstandigheden heeft hij niet willen verklaren. Het is het goed recht van de verdachte om te zwijgen, maar dit maakt het lastig om een beeld te vormen over zijn persoon. De rechtbank kan daarom alleen uitgaan van de informatie die zij tot haar beschikking heeft.
Straf
De maximale straf voor doodslag is vijftien jaren. De rechtbank ziet, gelet op het hiervoor geschetste, geen enkele reden om hier, in het voordeel van de verdachte, van af te wijken en zal de verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van het voorarrest. Iemand die voor de tweede keer een leven neemt, verdient niets anders dan de maximale straf.
TBS-maatregel
De vraag is vervolgens of aan de verdachte, naast de gevangenisstraf, ook een TBS-maatregel moet worden opgelegd. Ten behoeve van deze afweging moet de rechtbank beschikken over een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Een dergelijk rapport is op 21 april 2021 door psychiater [naam 6] en psycholoog [naam 5] opgemaakt.
De verdediging heeft, verwijzende naar artikel 37a, derde lid, Sr, bepleit dat geen gebruik gemaakt kan worden van dit rapport, nu dit dateert van 21 april 2022, de inhoudelijke behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op 5 juni 2023 en daarmee meer dan een jaar is verstreken. De rechtbank gaat hier niet in mee.
Uit artikel 37a, derde lid, Sr, volgt dat indien het advies dat de deskundige(n) over de verdachte hebben uitgebracht meer dan een jaar vóór de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend, de rechter hier slechts gebruik van kan maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte. Echter, uit het vierde lid van dit artikel volgt dat het derde lid buiten toepassing blijft, indien de betrokkene heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het onderzoek van de deskundigen. Nu de verdachte bij elke gelegenheid heeft geweigerd zijn medewerking aan het onderzoek van psycholoog [naam 5] en psychiater [naam 6] te verlenen, en dus sprake is van de situatie zoals bedoeld in het vierde lid, zal de rechtbank gebruikmaken van de bevindingen zoals weergegeven in het rapport van de psycholoog en psychiater, zoals hiervoor reeds beschreven.
De verdediging heeft geopperd dat de verdachte opnieuw de kans zou moeten krijgen om aan de rapportage van de deskundigen mee te werken, nu hij (blijkens het rapport) heeft aangegeven spijt te hebben van het feit dat hij niet heeft meegewerkt. De rechtbank merkt in dat verband op dat de verdachte keer op keer stellig heeft aangegeven niets te zullen zeggen en derhalve voldoende gelegenheid heeft gehad om te praten met de deskundigen, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt.
Aan de wettelijke eisen voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan. Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 1, Sr (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld). Tijdens het begaan van dit strafbare feit was er, gelet op het rapport van de deskundigen, bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en/of ziekelijke stoornis. Naar het oordeel van de rechtbank eist de algemene veiligheid van personen bovendien het opleggen van de TBS-maatregel, gelet op de grote kans dat de verdachte opnieuw gewelddadige feiten zal plegen jegens een eventuele nieuwe partner, met voor haar ernstige gevolgen.
Gelet hierop zal de rechtbank naast de hiervoor genoemde gevangenisstraf tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [naam 1] en [naam 3] vorderen ieder een bedrag van
€ 17.500,- ter zake affectieschade. [naam 3] vordert tevens de kosten van de lijkbezorging. De benadeelde partij [naam 2] vordert een bedrag van in totaal
€ 37.747,92, bestaande uit € 247,92 materiële schade, € 20.000,- shockschade en € 17.500,- affectieschade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot vergoeding van affectieschade van de drie benadeelde partijen, toe te wijzen. De door de benadeelde partij [naam 3] verzochte kosten van lijkbezorging zijn niet onderbouwd. De officier van justitie refereert zich ten aanzien van de door de benadeelde partij [naam 2] gevorderde vergoeding terzake shockschade. De reiskosten naar politie en justitie kunnen worden gezien als proceskosten en kunnen eveneens worden toegewezen. Voor wat betreft de overige reiskosten en de kosten van het milieupark dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de wet juridisch gezien geen mogelijkheden biedt om die schade in deze procedure te verhalen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partijen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, voor zover deze betrekking hebben op de affectieschade, nu er geen band of persoonlijke relatie bestond tussen het slachtoffer en haar dochters. Subsidiair zouden deze posten gematigd dienen te worden. Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 2] heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de shockschade, nu deze onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair zou deze post gematigd dienen te worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Affectieschade [naam 1] , [naam 3] en [naam 2]
Vanaf 1 januari 2019 kunnen de in artikel 6:108, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde naasten van een door een misdrijf overleden slachtoffer vergoeding van affectieschade vorderen. De aanspraak op vergoeding van affectieschade is een naar omvang beperkte vergoeding, die vooral beoogt het leed van de naasten en nabestaanden te erkennen.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partijen bij hun vorderingen aansluiting hebben gezocht bij de in het
Besluit vergoeding affectieschadevermelde bedragen.
De rechtbank stelt voorop dat de benadeelde partijen, als dochters van de overledene, tot de gerechtigden behoren die recht hebben op vergoeding van affectieschade en volgens de wettelijke regeling geacht worden een zeer nauwe affectieve band met het slachtoffer te hebben. Zij hoeven dit niet te bewijzen of aannemelijk te maken. Hoewel in uitzonderlijke gevallen het zo kan zijn dat het vorderen van vergoeding van affectieschade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zal dit ten aanzien van kinderen die een overleden ouder te betreuren hebben niet gauw het geval zijn.
Het feit dat er op enig moment geen contact meer was tussen het slachtoffer en (één of meer van) haar dochters is onvoldoende om hen het recht op affectieschade te onthouden. Tussen een ouder en een kind bestaat een onvoorwaardelijke (bloed)band en dat maakt dat het verlies van een ouder pijn doet, ongeacht de mate van contact. Bovendien is het herstel van contact en het hebben van een band met het slachtoffer in de toekomst door het overlijden niet meer mogelijk. [46] De door de benadeelden [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] gevorderde vergoeding van affectieschade zal de rechtbank dan ook toewijzen.
Shockschade [naam 2]
Volgens vaste jurisprudentie kan vergoeding van shockschade plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok teweeg wordt gebracht door het waarnemen van het tenlastegelegde of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan.
Voor vergoeding van deze schade is wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Het bestaan van een dergelijk ziektebeeld is blijkens de jurisprudentie een harde eis voor toekenning van vergoeding van shockschade en moet door de rechter worden onderzocht.
Uit de ingediende stukken blijkt niet dat er sprake is van een dergelijk ziektebeeld. Hieruit blijkt alleen dat de benadeelde onder behandeling was voor bestaande depressieve klachten en dat zij daarvoor op de wachtlijst stond voor EMDR-therapie. Wat de exacte klachten zijn naar aanleiding van deze gebeurtenis, is onduidelijk gebleven. De enkele stelling van de praktijkondersteuner van de huisarts dat de benadeelde hierdoor uit balans is gebracht en dat de bestaande PTSS klachten zijn toegenomen, is daartoe onvoldoende. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde shockschade niet-ontvankelijk verklaren.
Overige kosten
Benadeelde partij [naam 3] heeft ook schadevergoeding verzocht van de kosten van lijkbezorging. Deze kosten zijn niet onderbouwd, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard ten aanzien van deze post.
Benadeelde partij [naam 2] stelt reiskosten te hebben gemaakt voor een bedrag van
€ 192,40 en kosten voor het afvoeren van goederen bij het milieupark ter hoogte van € 55,52.
De rechtbank zal de reiskosten geheel toewijzen, nu deze voldoende zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de kosten voor het milieupark zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, nu niet duidelijk is welke goederen zijn ingeleverd bij het milieupark, waardoor het rechtstreeks verband tussen het feit en deze schadepost niet vast te stellen is.
De rechtbank zal derhalve de vorderingen van de benadeelde partij [naam 1] en [naam 3] ieder toewijzen voor een bedrag van € 17.500,-. De vordering van de benadeelde partij [naam 2] zal zij toewijzen voor een bedrag van € 17.692,40.
De rechtbank zal de toegewezen bedragen vermeerderen met de wettelijke rente en zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen ter inning van de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
  • gelast dat de verdachte
  • beveelt dat de ter beschikking gestelde
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[naam 1]
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [naam 1] , van een bedrag van
€ 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 1] , van een bedrag van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
2 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 122 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover hij aan de betalingsverplichting jegens [naam 1] heeft voldaan;
[naam 3]
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [naam 3] , van een bedrag van
€ 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 3] , van een bedrag van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 122 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover hij aan de betalingsverplichting jegens [naam 3] heeft voldaan;
[naam 2]
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [naam 2] , van een bedrag van
€ 17.692,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 2] , van een bedrag van € 17.692,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 123 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover hij aan de betalingsverplichting jegens [naam 2] heeft voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juli 2023.
Buiten staat
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 2 september 2021 in de gemeente Heerlen [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een hamer, in elk geval een hard voorwerp, meermalen, althans eenmaal, op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 2 september 2021 in de gemeente Heerlen [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een hamer, in elk geval een hard voorwerp, meermalen, althans eenmaal, op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Dienst Regionale Recherche, team Opsporing, proces-verbaalnummer LB2R021084-87, gesloten d.d. 29 maart 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1461, alsmede de vier aanvullingen hierop, doorgenummerd van pagina 1462 tot en met 1497, alsmede de niet genummerde bescheiden.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2021, pagina 84 en 85 (pv RC!)
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2021, pagina 84 en 85 van het proces-verbaal voorgeleidingsdossier, sluiting 13 oktober 2021.
4.Het proces-verbaal forensisch onderzoek laptop en mobiele telefoon in woning ( [adres 1] Heerlen) d.d. 15 september 2021, pagina 1152.
5.Het geschrift, forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden d.d. 8 april 2022, pagina 1266.
6.Het geschrift, Mircroanalyse van invasief trauma (MIT) aan schedeldelen naar aanleiding van een geweldsdelict, d.d. 8 april 2022, pagina 1439 tot en met 1447.
7.Het proces-verbaal van doorzoeking d.d. 10 september 2021, pagina 47.
8.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 9 september 2021, pagina 109.
9.Het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 23 december 2021, pagina 1429 en 1430.
10.Het geschrift, de deskundigenrapportage d.d. 22 december 2021, pagina 1433 en 1434.
11.Het geschrift, de deskundigenrapportage d.d. 27 december 2021, pagina 1437.
12.Het geschrift, Mircroanalyse van invasief trauma (MIT) aan schedeldelen naar aanleiding van een geweldsdelict, d.d. 8 april 2022, pagina 1439 tot en met 1447.
13.Het geschrift, de brief van het NFI d.d. 5 augustus 2022, pagina 1483 en 1484.
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2021, pagina 719.
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2021, pagina 814 tot en met 818.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2021, pagina 993 en 994.
17.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2022, pagina
18.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2021, pagina 862 tot en met 866.
19.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 3] d.d. 8 september 2021, pagina 477.
20.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2021, pagina 739.
21.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2021, pagina 727 A tot en met 727C.
22.Het proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens d.d. 14 september 2021, pagina 695 en 696.
23.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2021, pagina 723 en 724.
24.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2021, pagina 729 tot en met 731.
25.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2021, pagina 848 tot en met 851.
26.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2021, pagina 729 en 730.
27.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2021, pagina 996 en 997.
28.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2021, pagina 727 A tot en met 727C.
29.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2021, pagina 740.
30.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2021, pagina 743.
31.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2021, pagina 780.
32.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2021, pagina 760 tot en met 762.
33.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2021, pagina 758 tot en met 759.
34.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2021, pagina 733.
35.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2021, pagina 770.
36.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2021, pagina 733 en 734.
37.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2021, pagina 745 tot en met 747.
38.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2021, pagina 754.
39.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 december 2021, pagina 755.
40.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2021, pagina 762.
41.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 1] d.d. 19 oktober 2021, pagina 615 tot en met 617.
42.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 1] d.d. 10 november 2021, pagina 625 tot en met 631.
43.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [ naam getuige 7] d.d. 14 oktober 2021, pagina 544 en 545.
44.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [ naam getuige 7] d.d. 25 oktober 2021, pagina 563.
45.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [ naam getuige 7] d.d. 11 november 2021, pagina 575.