3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal allereerst de verweren van de verdediging bespreken alvorens zij toekomt aan de bewijsvraag.
De verweren van de verdediging komen, kort gezegd, op het navolgende neer:
1) het onderzoek op de plaats delict is onzorgvuldig uitgevoerd; er is slordig omgegaan met potentieel bewijsmateriaal en niet alle handelingen ter plaatse zijn geverbaliseerd;
2) de kans op contaminatie van de goederen in de vuilnisbak was daarom groot. Dit is ook niet nader onderzocht door de politie;
3) het betongruis op de tissue kan ook afkomstig zijn van het gruis aan de binnenkant van de vuilniszak. De aanwezigheid van dit gruis is zichtbaar op de foto’s die op de plaats delict zijn gemaakt. De verdediging heeft bepleit dat de tissue daarom moet worden uitgesloten van het bewijs.
Voor zover de verdediging voornoemde verweren als verweren in de zin van artikel 359a Sv heeft bedoeld, geldt het navolgende. Ingevolge de bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. ECLI:NL:HR:2014:144) geldt voor dit soort verweren een specifiek zware stelplicht. Het verweer moet niet alleen uitdrukkelijk onderbouwd worden, het verweer moet zelfs op specifieke punten ingaan, namelijk het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Er geldt alleen een responsieplicht als het verweer duidelijk is en gemotiveerd aan de hand van voornoemde factoren. De rechtbank constateert dat de verdediging niet heeft voldaan aan voornoemde vereisten, zodat de rechtbank de verweren van de verdediging ook niet zal beschouwen als 359a Sv verweren. De rechtbank zal de verweren van de verdediging beschouwen als betrouwbaarheidsverweren. Zo begrijpt de rechtbank die verweren althans. De rechtbank zal aldus begrijpen dat de onregelmatigheden die zich in de ogen van de verdediging hebben voorgedaan, de betrouwbaarheid en accuraatheid van de onderzoeksresultaten wezenlijk hebben aangetast. Dit dient gevolgen te hebben, nu de rechtbank bij de beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, alleen dat bewijsmateriaal kan gebruiken dat betrouwbaar is. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
1) De situatie in de keuken in de woning van het slachtoffer, zoals deze door de politie werd aangetroffen, is onder meer met behulp van foto’s vastgelegd. Deze foto’s zijn te vinden op pagina 1490 van het dossier. Hierop is de situatie te zien ten tijde van het aantreffen van twee prullenbakken in de keuken. In één van deze prullenbakken werd later een tissue met bloed gevonden. Gelet hierop twijfelt de rechtbank niet aan de manier waarop de prullenbak is aangetroffen en de goederen die er op dat moment in lagen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er verschillende processen-verbaal zijn opgemaakt waarin de goederen in de prullenbak zijn beschreven. Deze vertonen enige verschillen met betrekking tot welke goederen bovenop de bedoelde tissue lagen. Tevens is uit het dossier op te maken dat met de prullenbakken is geschoven, teneinde deze te fotograferen en te onderzoeken. Zo zijn de prullenbakken van de keuken naar de galerij verplaatst en vervolgens naar het balkon.
Deze omstandigheden maken het handelen van de politie en hetgeen zij hebben geverbaliseerd echter niet onbetrouwbaar. Het gaat hier om handelingen die doorgaans plaatsvinden bij een onderzoek van de plaats delict. Bovendien doet dit niet af aan de bevindingen die zijn geconstateerd voor wat betreft de aanwezigheid van het bloed, DNA en betongruis op de tissue.
2) De raadslieden hebben enkel en alleen in algemene zin gesteld dat er sprake zou kunnen zijn van contaminatie van de tissue door de andere goederen in de prullenbak.
De deskundige, [naam 4] , heeft in zijn rapport van 30 september 2022 antwoord gegeven op de vraag van de verdediging:
‘wat de waarschijnlijkheid is dat het
keukenpapier gecontamineerd is geraakt met DNA-materiaal van het andere afval in de
afvalbak?’.
Het antwoord van de deskundige [naam 4] luidde als volgt:
Het is niet mogelijk om, op basis van de beschikbare informatie, aan te geven wat de waarschijnlijkheid van contaminatie is. Voor de mogelijkheid van contaminatie is vereist dat sprake is van een andere bron van DNA van de betreffende persoon die de contaminatie kan hebben veroorzaakt. Indien er in de context van deze zaak meerdere verklaringen (bijvoorbeeld contaminatie) kunnen zijn voor de aanwezigheid van DNA van de verdachte op het keukenpapier dan kan de mogelijkheid worden besproken voor een interpretatie op activiteitniveau.
De verdediging heeft, zoals eerder opgemerkt, slechts in algemene termen gesproken over de mogelijkheid van contaminatie. Op geen enkel moment werd een concreet scenario aangevoerd, dat de mogelijkheid van contaminatie zou staven. De verdachte heeft in dit verband geen enkele verklaring gegeven, waardoor het niet mogelijk was om dergelijk onderzoek te verrichten. Bij het voorgaande komt nog het volgende. Het is goed voorstelbaar dat de politie, tijdens het onderzoek van een plaats delict, keuzes maakt in onderzoekshandelingen, bijvoorbeeld, welke goederen in beslag zullen worden genomen en welke onderzoeken dienen te worden uitgevoerd. De politie schat dan daarbij in welke goederen delictgerelateerd zijn. Dat de politie in de onderhavige zaak andere goederen in de prullenbak -behalve de tissue- niet in beslag heeft genomen en onderzocht, wil niet zeggen dat het onderzoek daarmee onbetrouwbaar is.
3) Zoals hiervoor gezegd zijn duidelijke foto’s van de prullenbak in het dossier aanwezig. Hierop is een bruin/grijze aanslag te zien aan de binnenkant van de zwarte vuilniszak in de prullenbak. De verdediging heeft wederom enkel en alleen in algemene zin gesteld dat er misschien (klus- of schoonmaak-)werkzaamheden zouden kunnen zijn verricht in de woning van het slachtoffer. Een concrete onderbouwing hiervan ontbreekt. Bovendien is niet vast te stellen dat het hierbij om betongruis ging. Uit het dossier blijkt in ieder geval niet dat er (klus- of schoonmaak-)werkzaamheden hebben plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer die mogelijk gerelateerd zouden kunnen zijn aan het delict.
De rechtbank ziet, gezien het bovenstaande, geen aanleiding om de bevindingen ten aanzien van de tissue als onbetrouwbaar aan te merken en de bedoelde tissue aldus uit te sluiten van het bewijs en verwerpt derhalve deze verweren.
Bewijsmiddelen
Inleiding
Op 8 september 2021 kreeg de politie de melding van de dochter van het slachtoffer, genaamd [naam 3] , dat zij sinds 4 september 2021 geen contact meer kreeg met haar moeder, [slachtoffer] .Naar aanleiding van deze informatie ging de politie naar de woning van [slachtoffer] , aan de [adres 1] te Heerlen. Daar troffen zij het stoffelijk overschot van het slachtoffer aan op de bank in de woonkamer. Op de muur waren bloedspetters te zien.Op het tafeltje naast de bank waar het slachtoffer werd aangetroffen stond een opengeklapte laptop waarop de website [internetsite 1] was geopend. Op het toetsenbord en het beeldscherm van deze laptop werden eveneens bloedsporen aangetroffen.
Oorzaak overlijden slachtoffer
Uit forensisch pathologisch onderzoek is gebleken dat bij het slachtoffer uitgebreid en meervoudig letsel aan het hoofd en het gelaat (met name linkszijdig) was toegebracht door meermaals, deels heftige, stomp botsende (en deels schavende) krachtsinwerkingen, met
17 huidverscheuringen en 2 schaafletsels tot gevolg. Het slachtoffer is overleden door hersen- en hersenvliesletsel ten gevolge van meervoudige heftige stomp botsende krachtsinwerkingen (aan met name het hoofd), ten gevolge van het meermaals slaan met een voorwerp.
Voorwerp waarmee het slachtoffer is omgebracht, aangetroffen sporen
Om zicht te krijgen op het voorwerp waarmee het slachtoffer is omgebracht, is onderzoek gedaan naar haar verwondingen. Uit dit onderzoek is het volgende gebleken.
Tijdens de gerechtelijke sectie zijn door de forensisch arts-patholoog diverse delen van het hoofd, waaronder schedeldelen, uitgenomen voor verder onderzoek.
Bij het eerste onderzoek aan de grotere schedeldelen zijn microsporen aangetroffen met een uiteenlopende elementsamenstelling. Bij het tweede onderzoek aan zowel de grotere als kleinere schedeldelen zijn op de schedeldelen tussen kraslijnen microsporen aangetroffen die bestaan uit natrium, magnesium, aluminium, silicium, kalium, calcium, ijzer en zuurstof in wisselende verhoudingen.
In de schedeldelen zijn tussen kraslijnen microsporen aangetroffen die bestaan uit een steenachtig materiaal. De samenstelling van deze deeltjes lijkt overeen te komen met die van bestanddelen uit beton. Deze microsporen bevinden zich deels in het bot. Het is aannemelijk dat deze microsporen afkomstig zijn van het voorwerp waarmee de beschadigingen in de schedel zijn veroorzaakt.
De woning van het slachtoffer is doorzocht en daarbij is in één van de vuilnisbakken in de keuken een bebloede tissue aangetroffen.Deze tissue is in beslag genomenen heeft het SIN nummer AALP5415NL gekregen. De bloeddruppels op deze tissue werden bemonsterd en hebben SIN nummer AAOO0629NL gekregen. Ook het niet bebloede gedeelte van de tissue werd bemonsterd en heeft het SIN nummer AAOO0628NL gekregen.
Het NFI heeft deze bemonsteringen onderzocht. Hieruit is het volgende gebleken.
Het bloedspoor op de tissue, AAOO0629NL, bevat een DNA-profiel van een vrouw. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] .
Het niet bebloede deel van de tissue, AAOO0628NL, bevat een DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van 2 donoren, van wie zeker 1 man. De verdachte en het slachtoffer kunnen donor zijn van dit celmateriaal.
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van het celmateriaal van de verdachte en het slachtoffer in de bemonstering van de tissue, met uitzondering van de bebloede delen, is de Likelihood-ratio methode toegepast.
De resultaten van het onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijkerwanneer
hypothese 1(de bemonstering van het spoor bevat DNA van de verdachte en een onbekende, niet verwante persoon) juist is, dan wanneer hypothese 2 (de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen) juist is.
De resultaten van het onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijkerwanneer
hypothese 1(de bemonstering van het spoor bevat DNA van het slachtoffer en een onbekende, niet verwante persoon) juist is, dan wanneer hypothese 2 (de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen) juist is.
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal is aanvullend onderzoek verricht en werd de Likelihood-ratio (LR) methode wederom toegepast. Daarbij werden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende, hypothesen. De conclusie luidt als volgt:
De resultaten van het onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijkerwanneer
hypothese 1juist is (de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer en verdachte) dan wanneer hypothese 2 juist is (de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen).
Op deze tissue is tevens een groot aantal deeltjes aangetroffen dat bestaat uit steenachtig materiaal. De elementsamenstelling van deze deeltjes lijkt overeen te komen met die van bestanddelen uit beton. De resultaten van het onderzoek passen bij een scenario waarbij de beschadigingen in de schedel zijn veroorzaakt met een steenachtig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een betonklinker of een betonnen sokkel of tegel.
Het antwoord op de vraag:
met welk soort wapen of voorwerp is het letsel veroorzaakt?luidt:
Het letsel aan de schedel is veroorzaakt met een voorwerp dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit beton.
Om een uitspraak te kunnen doen over de aangetroffen sporen in de schedel van het slachtoffer en de sporen aangetroffen op de tissue, is vergelijkend onderzoek gedaan naar deze sporen. Hieruit is het volgende naar voren gekomen.
In de schedeldelen zijn twee microsporen aangetroffen die zich in kraslijnen bevinden. Deze microsporen zijn vrijwel zeker afkomstig van het voorwerp waarmee de beschadigingen in de schedel zijn veroorzaakt.
Het ene microspoor is aangetroffen op een kleiner schedeldeel. Het microspoor heeft een elementsamenstelling die overeenkomt met die van cement en microsporen met dezelfde elementsamenstelling zijn ook aangetroffen op de tissue.
Het andere microspoor is aangetroffen op een groter schedeldeel. Het microspoor heeft een elementsamenstelling die overeenkomt met die van veldspaat, een bestanddeel van zand. Microsporen met dezelfde elementsamenstelling zijn ook aangetroffen op de tissue.
Op de schedeldelen zijn ook andere microsporen aangetroffen die bestaan uit steenachtig materiaal, maar deze bevinden zich niet in kraslijnen. Het is aannemelijk dat ook deze microsporen afkomstig zijn van het voorwerp waarmee de beschadiging in de schedel zijn veroorzaakt, maar het is minder zeker. Microsporen met dezelfde elementsamenstelling zijn ook aangetroffen op de tissue.
De conclusie luidt:
Het steenachtig materiaal dat is aangetroffen op de schedeldelen komt, wat betreft elementsamenstelling, overeen met die van (micro)sporen steenachtig materiaal die zijn aangetroffen op de tissue.
Moment van overlijden
Op camerabeelden in de buurt van de woning van het slachtoffer is te zien dat het slachtoffer op 2 september 2021 tussen 11:44 uur en 11:46 uur bij de servicebalie van Albert Heijn aan de [straatnaam 1] in Hoensbroek staat. Zij vertrekt daarna op haar fiets in de richting van de [straatnaam 1] .
Vervolgens is onderzoek gedaan naar de activiteiten op de laptop van het slachtoffer.
Hieruit is gebleken dat via de laptop van het slachtoffer structureel de website [internetsite 1] werd bezocht, een website die huurwoningen aanbiedt. De laatste keer dat deze site werd bezocht via de laptop van het slachtoffer was op 2 september 2021 tussen 20:07 uur en 20:10 uur (meermaals), met als laatste webadres om 20:10:35 uur [internetsite 1] . Tevens werd op 25 augustus 2021 de website [internetsite 2] bezocht.
Ook de activiteiten op de telefoon van het slachtoffer werden onderzocht. Hieruit is het volgende naar voren gekomen.
Het laatste uitbellend contact was op 2 september 2021 om 12:55:10 uur, naar het telefoonnummer van de verdachte. Uit de ontvangen
location updategegevensblijkt dat op
1 september 2021 253 registraties hebben plaatsgevonden en op 2 september 165 registraties. Op 3 september zijn er geen registraties. De laatste registratie op 2 september 2021 was om 20:07:22 uur.
Het is derhalve opvallend dat er op 1 en 2 september 2021 vele registraties zijn en dat dit plots stopt na 20:07:22 uur. Dat plotseling stoppen zou kunnen betekenen dat de gebruiker van het toestel na dat tijdstip, om wat voor reden dan ook, geen enkele actieve handeling met dit toestel heeft gedaan, zoals verplaatsingen, social media communicatie, dan wel andere actieve handelingen.
Tevens zijn met de telefoon van het slachtoffer in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 2 september 2021 dagelijks websites bezocht. De laatste registratie van een bezochte website vond plaats op 2 september 2021 om 15:19:48 uur.
Om te bepalen wanneer het slachtoffer nog in leven was is ook gekeken naar het gas- en elektriciteitsverbruik in de woning van het slachtoffer. Hieruit is gebleken dat het gasverbruik na 2 september 2021 nog maar ongeveer 25% van het normale gebruik bedroeg.
Het elektriciteitsverbruik valt na 2 september 2021 ineens met minimaal 25% terug, van steeds per etmaal ruim boven de 3,400 eenheden naar onder de 2,719 eenheden. In de woning zijn een aantal elektrische apparaten aanwezig die voortdurend stroom verbruiken (o.a. koelkast/diepvries/CV Ketel/ingestoken laptop). Na 8 september 2021 als de woning als plaats delict wordt aangemerkt en de laptop wordt ontkoppeld, daalt het stroomverbruik andermaal.
Aan de hand van deze bevindingen kan worden gesteld dat er na 2 september 2021 significant minder energie in de woning van het slachtoffer werd verbruikt.
Dochter slachtoffer
De dochter van het slachtoffer, [naam 3] , is gehoord en heeft verklaard dat zij sinds zaterdag 4 september 2021 geen contact kreeg met haar moeder, dat haar moeder in het verleden een relatie had met [verdachte] en dat haar moeder tijdens deze relatie door hem meermalen werd bedreigd. Daardoor heeft haar moeder in 2020 een zelfmoordpoging ondernomen.
Camerabeelden
Om zicht te krijgen op de activiteiten van de verdachte op 2 september 2021 is onderzoek gedaan aan de hand van camerabeelden. Er zijn beelden verkregen van een camera, bevestigd aan het pand aan de [adres 2] , die zicht geeft op het appartementencomplex van de verdachte aan de [adres 3] in Heerlen. Verder zijn er camerabeelden verkregen van supermarkt Lidl aan de [adres 7] in Heerlen en van camera’s bevestigd aan de panden aan de [adres 5] en [adres 6] te Heerlen. Hieruit is het volgende op te maken.
Het is verbalisant ambtshalve bekend dat indien de verdachte zijn woning wil verlaten, hij dit moet doen via de ijzeren trap schuin voor zijn voordeur.
Op 2 september 2021 om 12:41 uur (werkelijke tijd) komt een persoon uit de woning aan de [adres 3] te Heerlen. Deze persoon draagt een zwarte jas/vest en een blauw/grijze broek. Deze persoon loopt de ijzeren trap naar beneden.
Omstreeks 12:43 uur (werkelijke tijd) komt deze persoon uit de portiek op de begane grond, om vervolgens naar links te lopen in de richting van de [adres 3] te Heerlen. Deze persoon houdt niets in zijn handen.
Aan het pand aan de [adres 4] hangt een camera welke in de verte zicht heeft op de ingang van Lidl. Om 12.46 uur is te zien dat een persoon, qua kleding en postuur gelijkend op de verdachte, vanuit de [straatnaam 2] komt aangelopen, de [straatnaam 3] oversteekt en richting Lidl loopt.
De verdachte staat onder bewind en krijgt wekelijks leefgeld op zijn bankrekening met nummer [rekeningnummer] . Van deze bankrekening werd op 2 september 2021 om 12:53 een bedrag van € 83,60 afgeschreven bij Lidl in Heerlen.
Uit de opgevraagde kassabon van dit filiaal van Lidl blijkt dat op dat moment vier blikken Premium pils ter waarde van € 0,49, suikerwafels en een draagtas werden gekocht. Uit de folder van Lidl bleek dat een blik Premium pils van het merk Kordaat € 0,49 kostte. Uit de kassabon bleek dat er betaald werd met een pinpas van de ABN AMRO bank. De gekochte producten hadden een gezamenlijke waarde van € 3,60. Uit de kassabon blijkt ook dat er
€ 80,- is ‘bijgepind’ en dat er in totaal een bedrag van € 83,60 is betaald met deze pinpas.
Daarop zijn de camerabeelden van Lidl gevorderd en bekeken. Hierop is het volgende te zien.
Op 2 september 2021 om 12:46:02 komt een man binnen bij Lidl, aan de [adres 7] te Heerlen. Deze man vertoont sterke overeenkomsten met de verdachte. Deze man heeft een licht getinte huidskleur, is boven op het hoofd kaal en heeft donkere wenkbrauwen. Deze man draagt een donkerkleurige jas en broek. De broek is lichter van kleur dan de jas. Aan de linker mouw van de jas, aan de onderzijde, is een randje aanwezig in een lichtere kleur. Onder de jas draagt de man een T-shirt met daarop een afbeelding of opdruk in een lichtere kleur. De schoenen die de man draagt zijn donker van kleur, met daarop vermoedelijk een gesp of iets soortgelijks, in vermoedelijk de kleur zilver of grijs.
Vanaf omstreeks 12:51 uur staat deze man in de wachtrij bij de kassa van Lidl en schuift langzaam op in de richting van de kassière.
Gezien de informatie dat met de bankpas van verdachte, horende bij het rekeningnummer [rekeningnummer] , op 2 september 2021, te 12.53 uur, is gepind bij supermarkt Lidl, gevestigd aan de [adres 7] te Heerlen, en de man die op de beelden is te zien de uiterlijke kenmerken heeft van de verdachte, betreft de man op de camerabeelden vermoedelijk de verdachte [verdachte] . Vervolgens blijft die man nog even ter hoogte van de kassa staan om vermoedelijk te betalen. Vervolgens doet die man een goed, dat in plastic is verpakt, in die tas. Vervolgens neemt de kassière nog iets uit de kassalade en overhandigt dit aan die man. Hetgeen dat de kassière overhandigt lijkt op briefgeld. Daarna pakt die man de tas op en loopt weg.
Om vast te stellen wie de gebruiker is van deze bankpas zijn de geldopnames opgevraagd. Hieruit is gebleken dat van dit rekeningnummer op 7 oktober 2021 om 13:41 uur een bedrag van € 160,- is opgenomen bij de geldautomaat aan de [straatnaam 4] in Heerlen. Van deze geldautomaat zijn de camerabeelden van dat tijdstip opgevraagd. De persoon op deze beelden is door verbalisanten herkend als zijnde de verdachte [verdachte] , wonende aan de [adres 3] te Heerlen.
Omstreeks 12:54 uur is op de camerabeelden van de entree van Lidl te zien dat de
vermoedelijke verdachte Lidl verlaat. Op deze beelden is ook te zien dat de vermoedelijke verdachte in zijn rechterhand, tegen zijn rechteroor een voorwerp houdt, gelijkende op een mobiele telefoon. In de linkerhand heeft die man een tas, welke lijkt op een boodschappentas van Lidl.
Uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat het slachtoffer met haar telefoonnummer ( [gsm nummer 1] ) op 2 september 2021 om 12:55 uur heeft gebeld naar het telefoonnummer op naam van de verdachte ( [gsm nummer 2] ) en dat zij vervolgens een gesprek hebben gevoerd van 132 seconden.
Vervolgens zijn door de politie camerabeelden bekeken van de omgeving van Lidl en de omgeving van de plaats delict, [adres 1] in Heerlen.
Aan het pand aan de [adres 4] hangt een camera welke in de verte zicht heeft op de ingang van Lidl. Daarop is te zien dat om 12:55 uur een persoon met een witte draagtas de Lidl uitkomt, de [straatnaam 3] oversteekt en de [straatnaam 2] inloopt.
Vervolgens zijn wederom de beelden bij de woning van de verdachte bekeken. Hieruit bleek het volgende.
Op 2 september 2021 omstreeks 13:00 uur (werkelijke tijd) komt dezelfde persoon (als die om 12:41 uur zijn woning verliet) vanuit de [adres 3] de steeg binnen en loopt vervolgens weer de portiek in naar binnen. Deze keer heeft deze persoon een witte zak in zijn rechterhand. Deze persoon loopt later de ijzeren trap op naar boven. Omstreeks 13:01 uur (werkelijke tijd) gaat deze persoon met de witte tas de woning gelegen aan de [adres 3] te Heerlen binnen.
Op 2 september 2021 om 15:28 uur (werkelijke tijd) komt een persoon uit de woning aan de [adres 3] te Heerlen. Deze persoon draagt een zwarte jas/vest en een blauw/grijze broek. Hij houdt een grotere lichtkleurige tas in zijn rechterhand. Deze persoon loopt vervolgens de ijzeren trap af naar beneden.Deze persoon heeft ook een zwarte pet op en draagt een zwarte tas over de rechterschouder/rug.
Op camerabeelden van de [straatnaam 3] van 15:36 uur (werkelijke tijd) is te zien dat een persoon, die qua kleding / signalement overeenkomsten vertoont met de persoon op de camerabeelden van de woning van de verdachte, uit de richting van de woning van de verdachte komt en vervolgens over de [straatnaam 3] loopt in de richting van de [straatnaam 5] . Deze persoon heeft een kortmodel jas/vest aan en draagt deze open. De broek is lichter dan zijn jas. Het kledingstuk onder de jas/vest, is donker van kleur en heeft een lichtere afbeelding op de borst. Tevens lijkt het dat de persoon iets over zijn rechterschouder draagt en vermoedelijk een donker petje/hoofddeksel op zijn hoofd heeft.
Verderop in de [straatnaam 3] is de bushalte [straatnaam 5] gelegen, waar om 15:57:27 uur met de ov-chipkaart van de verdachte is ingecheckt in de bus en om 16:02:22 uur is uitgecheckt op de [straatnaam 6] te Heerlen. De [straatnaam 6] ligt op korte afstand van de woning van het slachtoffer.
Vervolgens zijn de mastgegevens van de telefoon van de verdachte en de gegevens van de ov-chipkaart van de verdachte onderzocht.
Met de ov-chipkaart op naam van de verdachte is op 23 augustus 2021 te 17:57:02 uur ingecheckt in de lijnbus bij de bushalte [straatnaam 7] te Heerlen en om 18:03:02 uur uitgecheckt bij de bushalte de [straatnaam 8] Heerlen. De [straatnaam 8] is op zeer korte afstand gelegen van de woning van het slachtoffer.
Uit de verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte volgt dat op 23 augustus 2021 om 14:23 uur zijn mobiele telefoon onder zijn meest gebruikte mast, [adres 8] Heerlen, in de buurt van zijn woning aan de [adres 3] te Heerlen, valt.
Op 23 augustus 2021 om 18:23 uur valt de mobiele telefoon van de verdachte onder een mast van de [straatnaam 9] te Heerlen. Deze mast staat in de buurt van de woning van het slachtoffer [slachtoffer] , aan de [adres 1] Heerlen. De dagen erna ( 24, 25, 26, 27, 28, 29 en 30 augustus 2021) werd nagenoeg alleen deze mast gebruikt.
Op 31 augustus 2021 om 13:18:28 uur is met de ov-chipkaart ingecheckt in de lijnbus bij de bushalte [straatnaam 8] te Heerlen en om 13:18:28 uur uitgecheckt bij de bushalte de [straatnaam 5] Heerlen.
Op 30 augustus 2021 om 21:52 uur valt de mobiele telefoon van de verdachte onder de mast [straatnaam 9] te Heerlen en op 31 augustus 2021 om 14:15 uur weer onder de mast van de [straatnaam 10] te Heerlen.
Gelet op vorenstaande rees het vermoeden dat de ov-chipkaart van de verdachte en de mobiele telefoon van de verdachte door één en dezelfde persoon werden gebruikt.
Vervolgens zijn de camerabeelden bekeken van de omgeving van de bushalte [straatnaam 6] en de omgeving van de woning van het slachtoffer.
Op 2 september 2021, omstreeks 16:11 uur, is op de camerabeelden van de [adres 5] te Heerlen, te zien dat een man komt aangelopen. Deze man komt uit de richting van de [straatnaam 9] en slaat links af de [straatnaam 11] in en loopt verder in de richting van de [straatnaam 12] . Deze man heeft dezelfde uiterlijke kenmerken als de man die bij Lidl werd beschreven. Deze man draagt een donkere jas, vermoedelijk zwart, met daaronder een donker T-shirt, met daarop een opdruk in een lichtere kleur. Verder draagt de man een broek in een donkere kleur, die lichter is dan de jas, schoenen met daarop aan de bovenzijde iets lichters en een cap of pet, in een donkere kleur, vermoedelijk zwart.
De looproute van de woning van het slachtoffer, aan de [adres 1] tot aan de [adres 6] is in normaal wandeltempo 1 minuut en 42 seconden. Op de camerabeelden van de [adres 6] is het volgende te zien.
Op 2 september 2021, vanaf 20:15:09 uur is, op de camerabeelden van de woning aan de [adres 6] te Heerlen, te zien dat een man komt aangelopen uit de richting van de [straatnaam 1] en loopt in de richting van de [straatnaam 11] . De [adres 6] te Heerlen is binnen een afstand van honderd meter gelegen van de ingang van het flatcomplex, gelegen aan de [adres 1] , waar het slachtoffer woonachtig is.
Die man heeft gelijkenissenmet de man die bij Lidl en de [straatnaam 11] is beschreven. Deze man draagt een donkere jas, vermoedelijk zwart. Aan de linkermouw, aan de onderzijde, is een randje zichtbaar in een lichtere kleur. Verder draagt de man een broek in een donkere kleur, welke lichter is dan de jas, schoenen met daarop aan de bovenzijde iets lichters, een cap of pet, in een donkere kleur, vermoedelijk zwart en vermoedelijk een rugzak of tas, over zijn rechterschouder, in een donkere kleur, met daarop een lichtere opdruk. Gezien de uiterlijke kenmerken bestond het vermoeden dat dit dezelfde man was als de man die werd beschreven op de beelden van Lidl en de [straatnaam 11] .
Op de camerabeelden van de [adres 5] is te zien dat de eerder omschreven man om 20:16 uur over de [straatnaam 11] loopt. Hij komt uit de richting van de [straatnaam 12] en loopt in de richting van de [straatnaam 9] te Heerlen. Op de t-splitsing [straatnaam 11] / [straatnaam 9] slaat deze man rechts af en vervolgt zijn weg over de [straatnaam 9] . Deze man heeft dezelfde uiterlijke kenmerken als de man die is beschreven op de camerabeelden van de [straatnaam 12] .
Op 2 september 2021 omstreeks 20:41 uur (werkelijke tijd) komt de persoon, die hiervoor beschreven staat bij de beelden van de [straatnaam 13] , vanuit de [straatnaam 13] de steeg naar binnen lopen en gaat vervolgens weer de portiek in.
Vervolgens loopt deze persoon even later de ijzeren trap op naar boven. Omstreeks 20:42 uur (werkelijke tijd) gaat deze persoon de woning gelegen aan de [adres 3] te Heerlen binnen. Omstreeks 20:46 uur (werkelijke tijd) komt deze persoon uit de woning van de [adres 3] te Heerlen en loopt naar links (dus tegenovergesteld aan waaruit hij is gekomen). Vervolgens loopt hij over de galerij uit beeld. Deze persoon houdt een grotere lichtkleurige tas in zijn handen.
Omstreeks 20:47 uur (werkelijke tijd) komt deze persoon uit de richting van de toegangsdeur van het appartementencomplex aan de [straatnaam 13] te Heerlen en loopt over de [straatnaam 3] in de richting van de [straatnaam 14] te Heerlen. Deze persoon draagt een rugzak, een petje, donkere schoenen met bovenop iets glimmend (mogelijk een gesp) en een grotere lichtkleurige tas in zijn linker hand. Hij houdt iets in zijn rechterhand vast en zijn hoofd kijkt in de richting van dit voorwerp. Ook komt er licht vanaf het voorwerp dat deze persoon in zijn rechterhand houdt. Mogelijk is dit een mobiele telefoon.
De woning van de verdachte werd op 2 september 2021 tussen 21:00 en 22:00 uur niet betreden of verlaten.
De tijdstippen van de camerabeelden van de woning van de verdachte in de periode van
2 september 2021 te 12:30 uur tot en met 3 september 2021 te 00:30 uur zijn, voor zover nog niet bekeken, alsnog bekeken. Hierop zijn geen relevante waarnemingen gedaan.
Er zijn op 2 september 2021 vanaf 12:53 uur géén datagegevens / mastlocaties bekend van de telefoon van de verdachte. Pas later die avond om 20:47 uur is er weer een registratie op de verkeersgegevens van zijn telefoon te zien. De telefoon bevindt zich dan onder de mast van de [straatnaam 10] te Heerlen. Rondom dit tijdstip zijn camerabeelden veiliggesteld waarop te zien is dat een persoon de woning van de verdachte binnen gaat en deze enkele minuten later weer verlaat. Deze persoon heeft dan een rugzak op zijn rug en tas in zijn hand.
Na 2 september 2021 zijn de ov-chipkaart, de bankpas en de telefoon van de verdachte niet meer gebruikt.
Getuigen
Getuige [naam getuige 1] is gehoord. Hij kent de verdachte al sinds zijn twaalfde levensjaar en hij heeft verklaard dat de verdachte op 3, 4 of 5 september in de avond -de verdachte heeft tegen de getuige aangegeven te voet- bij hem is gekomen. Vanaf de woning van de verdachte naar [naam getuige 1] toe is het volgens [naam getuige 1] tussen de drie kwartier en een uur lopen. De verdachte was lichtelijk in paniek. Hij zei dat hij onzin had uitgehaald, ruzie had gehad en dat hij in de problemen zat. De verdachte heeft in totaal 4 of 5 nachten bij hem geslapen. De verdachte heeft ook gebruikgemaakt van de telefoon van [naam getuige 1] . De verdachte belde daarmee met zijn broer, genaamd [ naam getuige 7] . De verdachte gaf aan dat hij ruzie had gehad en dat hij moest onderduiken. De verdachte rook naar alcohol. De verdachte was ook angstig en stiller dan normaal.
In een nader verhoor verklaart getuige [naam getuige 1] dat de verdachte kleding had achtergelaten en aan hem had gevraagd om deze kleding weg te doen. Dit vroeg de verdachte aan [naam getuige 1] de dag nadat hij bij hem was gekomen. Deze kleding betrof een trui, schoenen van het merk Puma en een blauwe spijkerbroek. Deze kleding zat in een witte zak met blauwe letters
‘ACTION’erop. De verdachte had andere schoenen aan dan de schoenen in de witte tas. Toen hij die avond binnenkwam droeg hij een zwarte joggingbroek, een zwarte hoody met een grote witte opdruk met de naam ‘
Puma’.
Tot slot verklaart [naam getuige 1] dat de verdachte op 2 september 2021 bij hem moet zijn gearriveerd -nu hij op 3 september 2021 om 06:01 de website [internetsite 3] heeft bezocht omdat hij wilde weten waarmee hij te maken had en de verdachte toen al bij hem was- en dat de verdachte de dag daarna zijn broer heeft gebeld met de telefoon van [naam getuige 1] .
De broer van de verdachte, genaamd [ naam getuige 7] , werd eveneens gehoord en hij heeft het volgende verklaard.
De verdachte had hem gebeld en gevraagd om naar [straatnaam 15] te komen. [verdachte] had stress en problemen. [ naam getuige 7] zag dat hij overstuur was. [verdachte] zei hem dat hij een tijdje weg moest. [ naam getuige 7] heeft hem daarna een sleutel gegeven van het appartement van een kennis in Wittem, waar [verdachte] een tijdje kon verblijven.
Hij verklaarde in een later verhoor dat hij voor de verdachte wel eens zwarte schoenen van het merk Puma had gekocht. Op deze schoen loopt zwarte band met grote witte letters ‘
PUMA’erop. [ naam getuige 7] had precies hetzelfde paar schoenen, maar dan een andere maat.
Tot slot heeft hij verklaard dat hij aan de verdachte vroeg wat het probleem was. De verdachte had toen gezegd dat hij een groot fucking probleem had.
De rechtbank trekt uit de voornoemde bewijsmiddelen de navolgende conclusies.
Wanneer en hoe is het slachtoffer om het leven gebracht?
Het slachtoffer is op 8 september 2021 aangetroffen. Zij is overleden door een niet-natuurlijke oorzaak. Zij blijkt om het leven te zijn gebracht door meerdere harde slagen op haar hoofd, met een voorwerp dat geheel of gedeeltelijk bestond uit beton. Uit het onderzoek van de laptop van het slachtoffer is gebleken dat haar laatste activiteit op 2 september 2021 rond 20:10 uur had plaatsgevonden. De door haar laatst bezochte website (circa 20:10 uur) stond bij het aantreffen van het lichaam van het slachtoffer nog open, op de laptop waren bloedsporen van het slachtoffer zichtbaar. Dit, samen met de bevindingen omtrent de afname van het energieverbruik vanaf 2 september 2021 en de telefoonregistraties, leidt de rechtbank tot de conclusie dat het leven van het slachtoffer op 2 september 2021 rond 20:10 uur moet zijn beëindigd.
In het dossier bevinden zich ook verklaringen van verschillende getuigen -getuigen [naam getuige 2] , [naam getuige 3] , [naam getuige 4] , [naam getuige 5] - die erop zouden kunnen duiden dat het slachtoffer ná 2 september 2021 zou zijn overleden. De politie heeft nader onderzoek verricht in dit verband en heeft, door middel van objectieve feitelijkheden, vastgesteld dat de waarnemingen van die getuigen niet kunnen kloppen en heeft deze aldus weerlegd. Wat getuige [naam getuige 3] betreft zij bovendien opgemerkt dat haar verklaring onjuistheden bevat. Deze getuige heeft -kort gezegd- verklaard dat zij het slachtoffer op 3 september 2021 tussen 14:00 en 15:00 heeft gezien toen zij terugkwam van de Albert Heijn. Uit de foto van het door [naam getuige 3] verstrekte bankafschrift blijkt echter dat zij op 4 september 2021 bij de Albert Heijn is geweest en niet op 3 september (pagina 773).
De hiervoor genoemde weerlegging heeft echter niet plaatsgevonden wat betreft de verklaring van getuige [naam getuige 6] . Daarover oordeelt de rechtbank als volgt. Hoewel getuige [naam getuige 6] vrij stellig was in haar verklaring -die kort gezegd erop neerkomt dat zij het slachtoffer in de ochtend van 4 september 2021 nog levend had gezien-, kiest de rechtbank ervoor om uit te gaan van de objectieve gegevens die het procesdossier biedt en die iets zeggen over het tijdstip van het overlijden van het slachtoffer. Objectieve vaststellingen zijn in beginsel immers feilloos, terwijl het geheugen van een getuige dat beslist niet is. Bij deze getuige is dat laatste nog pregnanter aanwezig, nu uit haar verklaring volgt dat zij het slachtoffer slechts oppervlakkig kende en dat zij de conclusie trok dat het wel het slachtoffer moest zijn geweest dat overleden was, omdat zij van anderen had vernomen dat het ging om ‘
die mevrouw met de herdershond’.
Wie is de persoon op de camerabeelden?
De verdachte wordt herkend als hij met zijn pinpas gebruikmaakt van een pinautomaat op
7 oktober 2021. Met deze pas wordt op 2 september de aankoop bij Lidl gedaan. Weliswaar heeft er geen volledige herkenning kunnen plaatsvinden van de verdachte door de politie aan de hand van de beelden in Lidl, maar de persoon op die beelden vertoont volgens de politie wel grote gelijkenis met de verdachte. Bovendien wordt net op dat tijdstip gepind met de pinpas van de verdachte -hetgeen goed zichtbaar is op de camerabeelden- en wordt de betreffende persoon, na het pinnen, bellend gezien op de camerabeelden, precies op het tijdstip dat het slachtoffer met de verdachte heeft gebeld. Ten slotte blijkt uit het onderzoek van de bankrekening van de verdachte dat net op het tijdstip van het pinnen in Lidl, een bedrag van de rekening van verdachte werd afgeschreven van € 83,60, bij Lidl te Heerlen. Hieruit concludeert de rechtbank dat de persoon die op de camerabeelden in Lidl wordt beschreven de verdachte is.
Diezelfde persoon, verdachte dus, wordt verder op de camerabeelden gevolgd en betreedt de woning van de verdachte, vrij kort na zijn bezoek aan Lidl. Dit was rond 13:01 uur die dag. Om circa 15:20 uur verlaat een persoon de woning van de verdachte. Nu de verdachte alleen in zijn woning verbleef en er geen aanwijzingen zijn dat iemand anders destijds ook gebruikmaakte van zijn woning, gaat de rechtbank ervan uit dat het de verdachte was die zijn woning op voornoemd tijdstip weer heeft verlaten.
Vervolgens is met de chipkaart van de verdachte in de bus ingecheckt om ongeveer 15:57 uur; uitgecheckt wordt er vervolgens om ongeveer 16:02 uur, bij een bushalte vlakbij de woning van het slachtoffer. De rechtbank gaat ervan uit dat het de verdachte was die deze korte reis heeft ondernomen en vlak in de buurt van de woning van het slachtoffer is uitgestapt. Het was immers de chipkaart van de verdachte, die hij blijkens nader onderzoek zelf al eerder had gebruikt; bovendien is er geen enkele aanwijzing dat iemand anders dan de verdachte zijn chipkaart op die dag -of andere dagen- heeft gebruikt.
Op de camerabeelden van de woningen in de buurt van de woning van het slachtoffer ( [adres 5] , [adres 6] ) wordt vervolgens een persoon waargenomen, die gelijkenissen vertoont met de persoon die in de Lidl die dag boodschappen had gedaan, de verdachte dus. Die persoon, zo is op de camerabeelden te zien, beweegt zich rond 16:11 uur in de richting van de woning van het slachtoffer. Rond 20:15 uur is een persoon te zien die
-dezelfde route afleggend- uit de richting loopt van de woning van het slachtoffer. De politie beschrijft dat deze persoon veel gelijkenissen vertoont met de persoon die bij Lidl werd waargenomen en die zich eerder die dag bewoog in de richting van de woning van het slachtoffer.
De rechtbank trekt de conclusie dat het steeds de verdachte was die op voornoemde camerabeelden werd waargenomen. Hoewel het steeds gaat om een algemene beschrijving van de waargenomen persoon, zijn er wel bijzondere kenmerken die overeenkomen met de beschrijving van de persoon die bij Lidl was en waarvan voor de rechtbank aldus vaststaat dat het om de verdachte gaat. Dit zijn de jas, de lichtere broek, de schoenen met iets lichts bovenop, het donkere T-shirt met een lichtere opdruk, het lichte randje aan de mouw en de pet die de verdachte op had toen hij zijn woning verliet rond 15:20 uur. Deze pet had de verdachte overigens niet op in Lidl. Dat de verdachte soortgelijke schoenen had blijkt bovendien uit de verklaring van zijn broer. Hij verklaarde dat de verdachte schoenen had met aan de bovenkant een zwarte band met witte letters ‘
Puma’.
De verdediging heeft in dit verband gesteld dat de verdachte thuis was op 2 september 2021 om 18:07 uur of 20:07 uur, zoals zou blijken uit inloggegevens van zijn laptop. Voor zover de verdediging heeft willen bepleiten dat het niet de verdachte was die te zien zou zijn op de camerabeelden, nu dat feitelijk onmogelijk zou zijn, wijst de rechtbank op het proces-verbaal van bevindingen op pagina 755 van het dossier, waaruit blijkt dat alle camerabeelden van
2 september 2021 12:30 uur tot en met 3 september 2021 00:30 uur zijn bekeken, met name de camerabeelden die nog niet bekeken en beschreven waren in een proces-verbaal, en dat daarop niet te zien is dat buiten de beschreven tijdstippen iemand de woning van de verdachte betreedt of verlaat.
Tussenconclusie
Welke tussenconclusie levert het voorgaande op?
De verdachte wordt kort na het overlijden van het slachtoffer gezien, als hij om 20:15 uur langs de camera aan de [adres 6] loopt. Hij kwam uit de richting van de woning van het slachtoffer, die op een steenworp afstand van die camerapositie is gelegen (normaal wandeltempo 1 minuut en 42 seconden lopen vanaf de woning van het slachtoffer).
Tissue
In de prullenbak in de woning van het slachtoffer is een tissue aangetroffen waarop bloed van het slachtoffer werd aangetroffen, alsmede het DNA van de verdachte en sporen (steenachtige materiaal) die qua elementsamenstelling overeenkomen met de sporen die aangetroffen zijn in de schedel van het slachtoffer. Dit tezamen bezien met het gegeven dat forensische bevindingen passen bij een scenario waarbij de beschadigingen in de schedel van het slachtoffer zijn veroorzaakt met een voorwerp dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit beton, leidt de rechtbank tot het oordeel dat de betreffende tissue direct gerelateerd is aan het voorwerp waarmee het slachtoffer is gedood. De rechtbank beschouwt de sporen op de tissue dan ook als dadersporen.
Gedrag van de verdachte
De rechtbank constateert dat de verdachte curieus gedrag heeft vertoond na het strafbare feit. Na het strafbare feit zijn immers de ov-chipkaart, de bankpas en de telefoon van de verdachte niet meer gebruikt. Bovendien bezocht de verdachte vlak na het delict, op dezelfde avond, zijn vriend [naam getuige 1] en vroeg hem om een aantal nachten bij hem te mogen slapen en om een tas met kleding weg te doen. Tegen [naam getuige 1] vertelde de verdachte dat hij
onzinhad uitgehaald en tegen zijn broer vertelde de verdachte dat hij een
groot fucking probleemhad. Na bij [naam getuige 1] te zijn verbleven ging de verdachte naar een adres in Wittem. De verdachte dook aldus gedurende ongeveer een maand na het strafbare feit onder.
Oordeel van de rechtbank
De vraag is vervolgens welk oordeel de voornoemde conclusies rechtvaardigen. Is de verdachte verantwoordelijk voor de dood van het slachtoffer of dient hij van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken?
Volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan de rechter bij het oordeel of het tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard, ook de omstandigheid betrekken dat de verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden. De weigering om een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op artikel 29 lid 1 Sv en artikel 6 lid 2 van het EVRM, niet tot het bewijs bijdragen. De rechter mag echter bij zijn bewijsoordeel wel in aanmerking nemen dat de verdachte, voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven (vgl. ECLI:NL:HR:1997:ZD0733). Het slachtoffer is op 2 september 2021 rond 20:10 uur overleden, er is een daderspoor dat de verdachte in verband brengt met het delict en de verdachte is, kort na het overlijden van het slachtoffer, gezien terwijl hij uit de richting van de woning van het slachtoffer liep, dit op een steenworp afstand van die woning. Bovendien vertoonde de verdachte na het strafbare feit gedrag dat bij een dader hoort. Deze redengevende feiten en omstandigheden behoeven een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring zijdens de verdachte.
Op geen enkel moment is de verdachte met een dergelijke verklaring gekomen. Hij heeft zich vanaf het begin van het onderzoek naar de dood van het slachtoffer gehuld in stilzwijgen, hoewel hem vele gelegenheden zijn geboden om met een verklaring te komen. De verdediging heeft wel gepoogd verschillende mogelijkheden voor een en ander aan te dragen, maar verder dan algemeenheden en aannames is zij niet gekomen. Wat daar ook van zij, de aangedragen algemeenheden kwamen steeds uit de koker van de raadslieden, terwijl het toch echt de verdachte is die met een concrete verklaring moet komen. En dat heeft hij niet gedaan.
De rechtbank gaat er derhalve van uit dat het de verdachte is geweest die het slachtoffer op
2 september 2021 meermaals met een hard voorwerp op haar hoofd heeft geslagen als gevolg waarvan zij is overleden. Nu het dossier geen aanknopingspunten biedt die wijzen op een vooropgezet plan van de verdachte om het slachtoffer van het leven te beroven, zal de rechtbank hem vrijspreken van het primair ten laste gelegde, de moord. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde, de doodslag, wettig en overtuigend bewezen.