ECLI:NL:RBLIM:2023:3899

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
03/067484-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag, veroordeling poging tot zware mishandeling en mishandeling in asielzoekerscentrum te Echt

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de intentie had om het slachtoffer te doden. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en mishandeling. De feiten vonden plaats op 6 maart 2023 in een asielzoekerscentrum in Echt, waar de verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken en in de neus heeft gebeten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gezien het gebruik van een mes. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat de rechtbank geen bewijs vond voor een dreigende situatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/067484-23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juli 2023
in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
geboren te [Geboorteplaats] op [Geboortedatum] 1985 ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[Adres 1] ,
gedetineerd in [ Adres 2] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.G.J. Geerlings, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juni 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[Slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord [Gemachtigde] van Slachtofferhulp Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:heeft geprobeerd om [Slachtoffer] te doden door hem meermalen met een mes te steken danwel heeft geprobeerd hem opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door te steken met een mes en te bijten in de neus van [Slachtoffer] .
Feit 2:[Slachtoffer] heeft mishandeld door in diens neus te bijten, waarbij [Slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde het primaire feit (poging tot doodslag) bewezen. De verdachte heeft met een mes meermalen in het bovenlichaam van [Slachtoffer] gestoken. Door aldus te handelen heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij [Slachtoffer] aanvaard en zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Het onder 2 ten laste gelegde (mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge) acht de officier van justitie eveneens bewezen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard in de neus van [Slachtoffer] te hebben gebeten uit zelfverdediging. Van een noodweersituatie was echter geen sprake.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen opzet had, ook niet in voorwaardelijke vorm, op de dood van [Slachtoffer] , zodat vrijspraak moet volgen voor het onder 1 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiaire feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat de verdachte zou hebben gehandeld uit noodweer. De verdachte heeft [Slachtoffer] in zijn neus gebeten, omdat hij werd vastgehouden op het moment dat [Slachtoffer] aanstalten maakte om verdachte een kopstoot te geven. De verdachte zag geen andere manier om zich te verdedigen dan door de [Slachtoffer] in zijn neus te bijten. Voor het geval het noodweerverweer niet wordt gevolgd wordt het standpunt ingenomen dat de mishandeling geen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [Naam 1] , [Naam 2] , [Naam 3] en [Naam 4]relateerden -zakelijk weergegeven- het volgende: [2]
Op 6 maart 2023 verplaatsten wij ons omstreeks 21:13 uur naar het asielzoekerscentrum gelegen aan de Pepinusbrug 2 te Echt. Aldaar aangekomen werden wij opgewacht door een medewerker van het COA die desgevraagd tegen ons zei dat een man zich zou hebben verschanst op kamer 010. Deze man zou een slachtoffer hebben gemaakt. Hij zou in kamer 010 het slachtoffer in de neus hebben gebeten. Wij zagen een man in de kamer staan. Wij zagen dat hij een grijs mes in zijn rechterhand vast had. Wij zagen een rode verkleuring op het mes.
[Slachtoffer]doet op 6 maart 2023 aangifte. Hij verklaarde -zakelijk weergegeven- het volgende: [3]
Op 6 maart 2023 werd ik door een man met de naam [Verdachte] gebeten in mijn neus. Wij werden uitgenodigd bij kamernummer 113 van het asielzoekerscentrum aan de Pepinusbrug 2 te Echt. Omstreeks 21:00 uur stond ik samen met [Verdachte] , [Getuige 1] en [Getuige 2] buiten te roken. Wij werden uitgenodigd bij kamer 113. Op een gegeven moment wilde ik hier naar binnen lopen waarbij ik geblokkeerd werd in de deuropening door [Verdachte] van kamer 110. Hij heeft mij toen gelijk in mijn neus gebeten. Mijn neus ligt open en het doet veel pijn.
[Slachtoffer]wordt op 7 maart 2023 voor een tweede maal verhoord. Hij verklaarde -zakelijk weergegeven- het volgende: [4]
[Verdachte] maakte de deur weer open en beet mij in mijn neus. Daarna gooide [Verdachte] weer de deur dicht. Ik maakt de deur open en ontstond er een vechtpartij. Daarbij stak [Verdachte] mij drie keer met een mes.
[Getuige 1]verklaarde -zakelijk weergegeven- het volgende: [5]
Op 6 maart 2023 was ik samen met mijn kamergenoot [Verdachte] . Ik zag dat [Verdachte] en het slachtoffer met elkaar in gevecht gingen. Ik zag dat [Verdachte] een mes in zijn handen had.
[Getuige 2]verklaarde -zakelijk weergegeven- het volgende: [6]
U wenst mij te horen naar aanleiding van het incident dat heeft plaatsgevonden op
maandag 6 maart 2023, omstreeks 21.00 uur in het asielzoekerscentrum gelegen aan de Pepinusbrug 2 in Echt. Ik kan u daar het volgende over verklaren. Ik zag dat [Slachtoffer] de kamer in wilde, maar hij werd door [Verdachte] tegengehouden. Ik zag dat [Verdachte] een voorwerp in zijn rechterhand vast had. Ik zag dat [Verdachte] en [Slachtoffer] elkaar over en weer duwden. Ik zag dat ze beiden hele snelle en korte bewegingen maken. Ik zag dat de kleding van [Slachtoffer] op meerdere plekken kapot was en dat er bloed op zijn kleding zat.
Verdachteverklaarde -zakelijk weergegeven- het volgende: [7]
Ik duwde hem met de handen. Ik had in mijn rechterhand een open mes. (…) Toen ik hem wegduwde, kon ik hemraken met het mes. Toen ik hem wegduwde, had ik het mes in de hand. (…) Ja, ik heb hem gebeten. Omdat hij steeds binnen wilde komen. Ik kon er niets aan doen. De man die binnen wilde stromen, ja die heb ik in zijn neus gebeten. Het mes had ik in mijn hand.
De
geneeskundige verklaringomtrent [Slachtoffer] vermeldt dat sprake was van een bijtwond op zijn neus en steek- of snijverwondingen op de voorzijde van zijn linkerschouder, zijn bovenarm en op de buitenzijde van zijn linkerbil. Een deel van de verwondingen is gehecht. De verwachte duur van verdere genezing is zes weken [8]
Bewijsoverweging
Vrijspraak poging doodslag, veroordeling poging zware mishandeling (feit 1)
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om [Slachtoffer] van het leven te beroven. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte door zijn gedragingen in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van [Slachtoffer] . Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt. Met een aanmerkelijke kans op de dood wordt een niet verwaarloosbare, reële kans bedoeld, dat iemand door de handeling komt te overlijden. Verdachte heeft [Slachtoffer] gestoken in onder andere de voorzijde van zijn linkerschouder. Hij heeft daarbij een mes gebruikt. Dat de verdachte heeft gestoken met een mes baseert de rechtbank op de verklaringen van de getuigen [Getuige 1] en [Getuige 2] . [Getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte een mes in zijn handen had en [Getuige 2] verklaarde dat verdachte een voorwerp in zijn handen had waarmee de verdachte snelle en korte bewegingen maken. [Getuige 2] constateerde vervolgens dat de kleding van [Slachtoffer] kapot was en onder het bloed zat.
In zijn algemeenheid zou een steek in de linkerschouder met een mes geschikt kunnen zijn om de dood van het slachtoffer te doen intreden, mede afhankelijk van de locatie van de steek, de diepte etc. In deze zaak kan de rechtbank echter niet vaststellen met welke kracht is gestoken en evenmin of er diep is gestoken. Het letsel van [Slachtoffer] leidt niet zonder meer tot de conclusie dat verdachte met grote kracht heeft gestoken. De geneeskundige verklaring geeft hierover ook geen uitsluitsel. Gelet hierop kan de rechtbank niet concluderen dat de kans dat [Slachtoffer] door de steek met het mes zou komen te overlijden, reëel en dus aanmerkelijk was. Ook ten aanzien van het steken in de bovenarm en de bil kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat hierdoor een aanmerkelijke kans bestond dat [Slachtoffer] zou komen te overlijden. Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht wel voldoende bewijsmiddelen aanwezig om vast te kunnen stellen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [Slachtoffer] . Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een scherp voorwerp, zoals een mes, in de richting van het lichaam kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. In het lichaam liggen dicht onder de huid kwetsbare organen, pezen en spieren. De kans op zwaar lichamelijk letsel is bij het steken met een mes in de richting van het lichaam dan ook aanmerkelijk. Door met een mes meerdere steekbewegingen te maken in de richting van het lichaam van [Slachtoffer] heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [Slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling door het steken met een mes (feit 1 subsidiair).
Op basis van de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet vaststellen of er ten aanzien van het bijten in de neus sprake was van vol opzet dan wel voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte hiervoor partieel vrijspreken.
Feit 2
Vast staat dat de verdachte [Slachtoffer] in zijn neus heeft gebeten. Dit heeft de verdachte bekend.
Noodweer?
De verdediging doet een beroep op noodweer en concludeert dat de verdachte om die reden moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of een anders lijf, eerbaarheid of goed. De enkele vrees voor zo’n aanranding is onvoldoende. De gestelde (dreigende) aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig concreet en zodanig bedreigend zijn voor een verdachte dat deze juridisch kan worden aangemerkt als een (dreigende) ogenblikkelijke aanranding waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is.
Om een beroep op noodweer te kunnen beoordelen dient de rechtbank eerst vast te stellen of de feitelijke toedracht, zoals door verdachte aan het verweer ten grondslag is gelegd en uit de wettelijke bewijsmiddelen moet worden afgeleid, aannemelijk is geworden. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de door verdachte geschetste toedracht een beroep op noodweer rechtvaardigt.
De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte werd vastgehouden door [Getuige 3] en dat [Slachtoffer] zeer agressief was en op een bepaald moment zijn hoofd naar achteren deed waardoor het leek alsof hij een kopstoot aan de verdachte ging geven. Er was volgens de raadsman sprake van onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding van het lijf van de verdachte. De verdachte zou geen andere manier gezien hebben om zichzelf te verdedigen dan in de neus van [Slachtoffer] te bijten. De rechtbank is van oordeel dat deze gang van zaken geen enkele steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Geen van de getuigen heeft verklaard dat de verdachte werd vastgehouden of dat [Slachtoffer] een kopstoot heeft willen geven aan de verdachte dan wel een aanvang daarmee heeft gemaakt. De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat de verdachte zich in een zodanig dreigende situatie bevond dat hij zichzelf noodzakelijkerwijs moest verdedigen. Het noodweerverweer wordt verworpen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [Slachtoffer] heeft mishandeld door hem in zijn neus te bijten.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat [Slachtoffer] door deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit het dossier blijkt namelijk niet of [Slachtoffer] een blijvend (ontsierend) litteken heeft overgehouden aan het bijtincident en eventueel of sprake is van (langdurige) pijnklachten als gevolg van dat litteken. Het letsel kan daarom niet als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd. De rechtbank zal verdachte voor dit onderdeel daarom vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
t.a.v. feit 1 subsidiair:
op 6 maart 2023 te Echt, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [Slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [Slachtoffer] met een mes, op meerdere plaatsen in diens (boven)lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 2:
op 6 maart 2023 te Echt, [Slachtoffer] heeft mishandeld door die [Slachtoffer] in diens neus te bijten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling
T.a.v. feit 2:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis gekeken naar opgelegde straffen in soortgelijke zaken. Verder heeft zij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de nadelige gevolgen die dit soort feiten voor de slachtoffers met zich meebrengen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de strafeis aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS-oriëntatiepunten). Indien de rechtbank komt tot eenzelfde bewezenverklaring als de verdediging, zou moeten worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van maximaal 3 maanden. Tot slot heeft de raadsman verzocht om rekening de houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lopende asielprocedure. Een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal deze procedure doorkruisen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige geweldsdelicten. Zo heeft hij [Slachtoffer] meermaals met een mes gestoken en heeft hij [Slachtoffer] in zijn neus gebeten. De verdachte heeft met zijn gedrag geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van [Slachtoffer] en hem angst en pijn bezorgd. Deze gebeurtenissen zorgen bovendien niet alleen voor ernstige gevoelens van angst en onveiligheid bij de betrokkenen, maar ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank betrekt daarbij ook dat de feiten zich hebben afgespeeld in een asielzoekerscentrum. Dit is bij uitstek een plek waar men zich veilig hoort te voelen.
De rechtbank heeft voor de straftoemeting onder andere gekeken naar de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (de LOVS-oriëntatiepunten). Uitgangspunt voor een zware mishandeling waarbij sprake is van een wapen, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Doordat het in het onderhavige geval is gebleven bij een poging, wordt deze straf met een derde verminderd, zijnde een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Daarnaast heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan een mishandeling.
Gelet op de ernst van de feiten en de impact ervan op het slachtoffer, kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. De omstandigheid dat verdachte omwille van het feit dat hij een ander niet op zijn kamer heeft willen toelaten en hem daarom onmiddellijk drie messteken toebrengt, terwijl het geweld met steekwapens in de samenleving steeds maar toeneemt en zorgt voor angstgevoelens in de samenleving, zijn factoren die in strafverhogende zin worden meegenomen.
Alles afwegende acht de rechtbank met het oog op vergelding en generale preventie een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden voor de bewezenverklaarde feiten. De tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dient hierop in mindering gebracht te worden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [Slachtoffer] vordert een bedrag van € 665,87 aan materiële schadevergoeding en € 3.000, - aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde aan immateriële schadevergoeding toewijsbaar is. Het gevorderde aan materiële schade komt eveneens voor toewijzing in aanmerking, maar de post voor een laserbehandeling (€ 593,-) dient te worden afgewezen. Het litteken aan de neus wordt immers ook al meegenomen in het gevorderde aan immateriële schadevergoeding.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor het gevorderde aan immateriële schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het gevorderde aan materiële schadevergoeding komt deels voor toewijzing in aanmerking. De verdediging heeft zich net als de officier van justitie op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag voor de laserbehandeling dient te worden afgewezen. Deze kosten zitten blijkens de toelichting bij de vordering ook al verdisconteerd in de gevorderde immateriële schadevergoeding.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Kledingstukken
De benadeelde partij vordert vergoeding voor de kledingstukken die zijn beschadigd als gevolg van de strafbare feiten. Dit betreft een broek (ad € 39,99) en een T-shirt (ad € 25,-) die hij droeg ten tijde van het incident. Door of namens de verdediging is hier geen verweer op gevoerd, zodat dit deel van de vordering wordt toegewezen.
Reiskosten
Door de benadeelde wordt een bedrag van € 7,88 gevorderd aan reiskosten voor een treinreis naar Slachtofferhulp Nederland op 11 april 2023. De kostenpost is voldoende onderbouwd en door de verdediging niet weersproken, zodat de rechtbank dit deel van de vordering toewijst.
Kosten laserbehandeling
De benadeelde vordert een bedrag van € 593,- voor een laserbehandeling om (de zichtbaarheid van) een litteken op zijn neus, als gevolg van het bijtincident, te verminderen. De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Uit de vordering blijkt niet of de laserbehandeling medisch noodzakelijk is. Tevens is onbekend waarom het litteken niet op natuurlijke wijze kan herstellen. Een verklaring van bijvoorbeeld een deskundige ontbreekt. Dit onderdeel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.000, - immateriële schadevergoeding. De benadeelde heeft dit bedrag onderbouwd aan de hand van jurisprudentie van vergelijkbare zaken. Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin de wet recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Een van die gevallen is wanneer sprake is van een aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel (sub b). Daar is in het onderhavige geval sprake van. Dat [Slachtoffer] als gevolg van het handelen van de verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen is voldoende onderbouwd en komt in het dossier ook evident naar voren. Door of namens de verdediging is hier geen verweer op gevoerd en dit deel van de vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor, zodat dit deel van de vordering wordt toegewezen.
De wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel
Het toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop het feit is gepleegd, zijnde 6 maart 2023, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor het schadebedrag, zodat de inning van het verschuldigde bedrag de benadeelde partij uit handen wordt genomen door de Staat. Ook dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer] van een bedrag van
€ 3.072,87 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode van 6 maart 2023 tot aan de dag der gehele voldoening. Voornoemd bedrag bestaat uit € 72,87 aan materiële schadevergoeding en € 3.000, - aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde [Slachtoffer] van een bedrag van € 3.072,87 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2023 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Hermanides, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. V.C. Andeweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2023.
Buiten staat
Mr. Andeweg en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [Slachtoffer] met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, op meerdere plaatsen in diens (boven)lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [Slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [Slachtoffer] met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, op meerdere plaatsen in diens (boven)lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of die [Slachtoffer] in diens neus heeft gebeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, [Slachtoffer] heeft mishandeld door die [Slachtoffer] in diens neus te bijten, waarbij [Slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg met proces-verbaalnummer [Nummer] , gesloten d.d. 28 maart 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 89.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2023, pag. 44 tot en met 45.
3.Het proces-verbaal van aangifte van aangever [Slachtoffer] d.d. 6 maart 2023, pag. 37 tot en met 40.
4.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [Slachtoffer] , d.d. 7 maart 2023, pag. 41 tot en met 43.
5.Het proces-verbaal van verhoor van [Getuige 1] d.d. 7 maart 2023, pag. 60 en 61.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [Getuige 2] d.d. 21 maart 2023, pag. 62 en 63.
7.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 7 maart 2023, pag. 24 tot en met 29.
8.Het geschrift getiteld ‘’geneeskundige verklaring’’ d.d. 8 maart 2023, pag. 76 tot en met 81.