ECLI:NL:RBLIM:2023:3894

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
10244947 BT VERZ 22-4849
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtigingsverzoek voor lening door kantonrechter in meerderjarigenbewind

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 april 2023 een beschikking gegeven in een verzoek tot het verlenen van een machtiging voor het verstrekken van een lening. De verzoeker, die als bewindvoerder is aangesteld voor de rechthebbende, vroeg toestemming om een lening van € 50.000,- te verstrekken aan zichzelf, met als doel zijn woning te verduurzamen. De rechthebbende had in 2022 een erfenis van € 126.551,61 ontvangen van zijn grootvader. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het verstrekken van de lening niet in het belang van de rechthebbende is. De verzoeker stelde voor om de lening zonder enige vorm van zekerheid te verstrekken, wat de kantonrechter als onwenselijk beschouwde. De kantonrechter wees het verzoek af, omdat de rechthebbende mogelijk in de toekomst behoefte zou kunnen hebben aan de geërfde som en het risico bestond dat de lening nadelig zou uitpakken. De kantonrechter benadrukte dat de financiële situatie van de rechthebbende in de toekomst onzeker is en dat het verstrekken van de lening zonder voorwaarden niet verantwoord is. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er werd aangegeven dat er binnen drie maanden hoger beroep kan worden ingesteld bij het Gerechtshof te Den Bosch.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Team Toezicht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10244947 BT VERZ 22-4849
BM-nummer: BM 15638
Uitspraakdatum: 12-04-2023

Beschikking op een machtigingsverzoek

op verzoek van de bewindvoerder:

[verzoeker]

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1962,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
hierna te noemen: verzoeker,
met betrekking tot:

[rechthebbende] ,

geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 1996,
wonende te [woonplaats] , [adres 2] ,
hierna te noemen: de rechthebbende.

verzoek

Bij beschikking van 13 oktober 2015 zijn onder bewind gesteld de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende en is verzoeker benoemd tot bewindvoerder.
Het verzoek strekt tot het verlenen van een machtiging om de rechthebbende een lening te laten verstrekken aan verzoeker.

procedure

Het verzoekschrift (met bijlagen) is ingekomen op 19 december 2022.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 maart 2023 ten overstaan van mr. G.M. Drenth, kantonrechter, en G.R.P.A. Giera, giffier, waar zijn verschenen:
  • de rechthebbende,
  • verzoeker.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

beoordeling

Beoordeeld dient te worden of het verrichten van de rechtshandeling waarvoor machtiging wordt verzocht in het belang van de rechthebbende is. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
De rechthebbende heeft in 2022 € 126.551,61 van zijn grootvader geërfd. Verzoeker wil € 50.000,- lenen van de rechthebbende om zijn huis te verduurzamen, ogenschijnlijk zonder hier iets tegenover te willen stellen: geen hypotheekrecht, geen aflossingen en de rente van 3,5% per jaar (€ 1.750,-) zou moeten worden weggestreept tegen een jaarlijkse gift van € 1.750,-. Dit is niet in het belang van de rechthebbende.
Desgevraagd gaf verzoeker aan zich te kunnen vinden in een machtiging met voorwaarden (rentebetalingen en het opstellen van een hypotheekakte). Hierna heeft verzoeker nog aanvullende stukken ingediend. In de begeleidende brief bij deze stukken staat dat verzoeker terug wil komen op de uitspraak van de kantonrechter van 2 maart jl., blij is met het besluit van de kantonrechter om in te stemmen met de te verstrekken lening en hoopt dat de kantonrechter haar standpunt wil aanpassen t.a.v. de rente.
De kantonrechter heeft, in tegenstelling tot wat verzoeker schrijft, echter nog geen uitspraak gedaan of een besluit genomen. Zij heeft enkel aangegeven
voornemenste zijn over te gaan tot verlening van een machtiging onder voorwaarden, maar voorafgaand aan een definitief besluit een aantal stukken te willen ontvangen en overleg te willen plegen met collega’s.
De kantonrechter is van oordeel dat het niet in het belang van de rechthebbende is om € 50.000,- aan verzoeker uit te lenen. Weliswaar zou dit – indien verzoeker rente betaalt – rendement opleveren, maar gezien het lage percentage is dit voordeel beperkt. Afhankelijk van wat de rente de komende decennia gaat doen, kan het percentage zelfs nadelig voor de rechthebbende uitpakken.
Hoewel het er vooralsnog naar uitziet dat de rechthebbende de uit te lenen som kan missen, is niet te voorspellen hoe dat in de toekomst zal zijn. Verzoeker wil laten vastleggen dat de lening opeisbaar is ‘bij zijn overlijden en/of zoveel eerder uit de verkoop van de woning’. Verzoeker zou gelet op zijn leeftijd (61 jaar) echter nog lange tijd in de betreffende woning kunnen blijven wonen, en al die tijd zal de rechthebbende niet de vrije beschikking hebben over zijn € 50.000,-. Een som die ook niet zal afnemen mettertijd, omdat verzoeker niet van plan is hierop af te lossen. Dit terwijl rechthebbende dit geld wellicht voorafgaand aan verkoop van de woning dan wel overlijden van verzoeker nodig zal hebben. Als de erfenis wordt weggedacht is het vermogen van rechthebbende sinds 2021 immers behoorlijk afgenomen. Hierbij komt dat de kosten voor de rechthebbende door de geërfde som zullen toenemen (bijvoorbeeld een hogere eigen bijdrage WLZ, geen recht meer op zorgtoeslag en het verschuldigd worden van vermogensrendementsheffing. Ook is onbekend hoe de verzorgingsstaat er in de toekomst gaat uitzien; of dat wat nu nog door de overheid, de zorgverzekering of het CAK wordt vergoed, in de toekomst nog zal worden vergoed.). De kantonrechter is daarom van oordeel dat het niet in het belang van de rechthebbende is een (hypotheciare) lening te verstrekken aan verzoeker. Het verzoek zal worden afgewezen.

beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M. Drenth, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze beschikking kan – door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Den Bosch, door de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden binnen drie maanden vanaf de uitspraakdatum en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.