Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. De burgemeester heeft in september 2019 de woning van eiser een maand gesloten omdat daar spullen waren gevonden waarmee eiser een hennepkwekerij zou kunnen beginnen. Eiser heeft daar toen geen bezwaar tegen gemaakt en ook geen beroep ingesteld. De woning is gesloten. Nadat de sluiting voorbij was, mocht eiser van de verhuurder niet terug naar zijn woning. Door de gebeurtenissen na de sluiting van de woning, wil eiser daar nu toch bezwaar en beroep tegen instellen. Dat heet een herzieningsverzoek. Hij kan daarmee de sluiting niet meer ongedaan maken, maar eventueel wel de burgemeester verantwoordelijk houden voor de gevolgen van de sluiting en een schadevergoeding vragen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
2. Het gaat hier niet om een gewoon beroep, maar om een herzieningsverzoek. Er is een zeer hoge drempel om een besluit te herzien. De rechtbank geeft eiser daarom geen gelijk. De rechtbank zal dat hieronder verder uitleggen.
De relevante regelgeving is als bijlage bij de uitspraak opgenomen en maakt daar onderdeel van uit.
Relevante feiten en omstandigheden
3. Bij besluit van 12 september 2019 heeft de burgemeester eisers voormalige woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats] tijdelijk gesloten voor de duur van een maand op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Aan dat besluit ligt de bestuurlijke rapportage van 25 augustus 2019 ten grondslag. In deze rapportage staat onder meer dat in de voormalige woning van eiser voorwerpen zijn aangetroffen die duiden op strafbare voorbereidingshandelingen, die duiden op beroepsmatige of bedrijfsmatige handel in softdrugs. De aangetroffen voorwerpen zijn volgens de bestuurlijke rapportage gebruikt voor het opzetten van een (nog niet in werking zijnde) hennepkwekerij. De burgemeester heeft zich in het besluit van 12 september 2019 op het standpunt gesteld dat de genoemde voorwerpen bestemd waren voor grootschalige, bedrijfsmatige hennepteelt en in dit geval sprake is van een situatie die valt onder artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet. Aangezien eiser geen bezwaar heeft gemaakt, is het besluit van 12 september 2019 onherroepelijk geworden.
4. Op 4 juni 2021 heeft eiser een verzoek om herziening ingediend. Eiser heeft naar voren gebracht dat het Openbaar Ministerie op 31 maart 2020 schriftelijk bekend heeft gemaakt om hem niet te vervolgen (sepot) voor de overtreding van artikel 11a van de Opiumwet. Verder is eiser ook niet strafrechtelijk vervolgd voor diefstal van water en elektriciteit. Daarnaast is volgens eiser in de bestuurlijke rapportage ten onrechte opgenomen dat hij illegaal elektriciteit zou hebben afgetapt en dat hij dit zou hebben bekend tegenover de politie. Eiser heeft met een brief van de Officier van Justitie aangetoond dat dit niet klopt. Hierdoor is volgens eiser onjuiste informatie verstrekt aan de burgemeester over de gestelde overtredingen. Eiser heeft de burgemeester verzocht om het besluit van 12 september 2019 te heroverwegen, in die zin dat zijn toenmalige woning gedurende de periode 17 september 2019 tot en met 17 oktober 2019 niet gesloten had moeten worden.
5. De burgemeester heeft het herzieningsverzoek afgewezen omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht.
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser heeft aangegeven dat de inhoud van zijn herzieningsverzoek, zijn bezwaargronden en alles wat hij naar voren heeft gebracht tijdens de hoorzitting als volledig herhaald en ingelast moet worden beschouwd in beroep. Volgens eiser heeft de burgemeester onvoldoende onderbouwd waarom de sepots en onjuistheden in de bestuurlijke rapportage niet tot een andere beslissing zouden kunnen leiden. De burgemeester had naar de mening van eiser de sepots moeten bezien in combinatie met de aperte onjuistheden in de bestuurlijke rapportage en zou dan achteraf gezien niet tot een woningsluiting zijn overgegaan. Eiser verwijst in dit kader nog naar een brief van de Officier van Justitie van 6 februari 2020, waarin deze heeft aangegeven: “
Voor het overtreden van de Opiumwet wordt u inderdaad niet vervolgd. De hennepkwekerij was immers niet in werking en was onvoldoende groot om te kunnen spreken van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet”. Eiser heeft voorts aangevoerd dat voor de diefstal van elektriciteit onvoldoende bewijs voorhanden was dat hij zich hieraan schuldig zou hebben gemaakt. Eiser is van mening dat in het geval uit de strafrechtelijke beoordeling van de zaak volgt dat hem niets te verwijten valt de burgemeester niet langer kan volhouden dat hij toch nog op rechtmatige wijze gebruik heeft kunnen maken van zijn sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Door toch over te gaan tot woningsluiting heeft deze bestuursrechtelijke maatregel volgens eiser een punitief karakter gekregen in plaats van een herstellend karakter. Eiser heeft voorts opgemerkt dat hij na ontvangst van het sluitingsbesluit van 12 september 2019 geen bezwaar heeft gemaakt, omdat hij nog niet kon beschikken over een schriftelijk document van de al op 23 augustus 2019 aan hem gedane mededeling dat zijn strafzaak met betrekking tot de overtreding van artikel 11a van de Opiumwet zou worden geseponeerd. Volgens eiser volgt uit pagina zes van de beschikking van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 december 2021dat “
er een sepotbeslissing op 23 augustus 2019 is genomen ter zake van de verdenking van overtreding van artikel 11A van de Opiumwet”. Nu de Officier van Justitie ook nog eens bij een ander schrijven heeft bevestigd dat er geen sprake was van een overtreding van artikel 11a van de Opiumwet voldoet volgens eiser de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester niet langer aan de vereisten van artikel 13b van de Opiumwet. Door toch gebruik te maken van de sluitingsbevoegdheid is er volgens eiser ook sprake van het schenden van het verbod op détournement de pouvoir, dat wil zeggen misbruik van bevoegdheid door de burgemeester. Eiser heeft verder betoogd dat de burgemeester sinds 27 oktober 2021 zijn beleid heeft gewijzigd en nu bij een eerste overtreding van de Opiumwet volstaan kan worden met een waarschuwing. Dit nieuwe beleid is volgens eiser ingegeven door de uitspraak van 31 maart 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State(Afdeling), waarin is overwogen dat een beleidsregel ten aanzien van artikel 13b van de Opiumwet onredelijk is als daarin niet de mogelijkheid is opgenomen dat er in het geval van handel in softdrugs vanuit een woning niet eerst een waarschuwing wordt gegeven of een minder vergaande maatregel dan sluiting. In het beleid van de burgemeester was niet opgenomen dat ook kon worden volstaan met een waarschuwing, zodat dit beleid volgens eiser als onredelijk moet worden beschouwd en had de woning van eiser niet gesloten mogen worden. Voor zover er al sprake zou zijn van een overtreding van de Opiumwet had de behandeling van het bezwaarschrift tegen het primaire besluit naar de mening van eiser dienen plaats te vinden in het licht van het nieuwe beleid en niet op basis van het oude beleid. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat de burgemeester onvoldoende rekening gehouden met zijn persoonlijke belangen, zoals het feit dat hij nog altijd geen woning heeft.
7. De rechtbank moet beoordelen of de burgemeester in redelijkheid het herzieningsverzoek van eiser heeft kunnen afwijzen. Een besluit kan worden herzien als er:
Nieuwe feiten en omstandigheden zijn, of
Het besluit evident onredelijk is.
8. De rechtbank zal eerst beoordelen of de sepots, het nieuwe beleid van de burgemeester en de persoonlijke belangen van eiser moeten worden aangemerkt als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in de wet.
9. Volgens vaste rechtspraakworden onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar niet voor dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden worden overgelegd.
10. De rechtbank is van oordeel dat de sepotbeslissing met betrekking tot de overtreding van artikel 11a van de Opiumwet en diefstal van elektriciteit niet als nieuw feit of veranderde omstandigheid kan worden aangemerkt. De sepots zijn ingegeven door gebrek aan voldoende bewijs. Deze strafrechtelijke waardering van de feiten hoeft niet te leiden tot een andere waardering van de feiten in de bestuursrechtelijke beoordeling. De rechtbank verwijst in dit kader naar vaste rechtspraak van de Afdeling, waarin de Afdeling heeft overwogen dat een uitspraak van een rechterlijke instantie geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid is en gelet hierop een sepot van de Officier van Justitie ook niet zo kan worden aangemerkt. De toelichting van de Officier van Justitie in de brief van 6 februari 2020, die niet eerder kon worden overgelegd, kan ook niet als nieuw feit worden aangemerkt, omdat hierin de reden van de seponering van de strafzaak is vermeld en de brief een uitleg is van hoe het Openbaar Ministerie de feiten in de strafrechtelijke zaak heeft gewaardeerd. Zoals hiervoor al vermeld, gaat de bestuursrechter uit van een eigen vaststelling en waardering van de feiten. In dit geval zijn dat de feiten die van belang zijn voor de woningsluiting. Het moment waarop het sepotbesluit door de Officier van Justitie is genomen, heeft verder geen invloed op de uitkomst van deze zaak. Voor zover eiser heeft gesteld dat de inhoud van de bestuurlijke rapportage niet klopt (en daarin onjuistheden zijn opgenomen), overweegt de rechtbank dat eiser deze stelling had kunnen en moeten aanvoeren in bezwaar tegen het eerdere besluit van 12 september 2019, waarvan herziening wordt gevraagd. Dit is geen nieuw feit. De door eiser benoemde fouten in de rapportage stonden ook al in het rapport op het moment dat eiser nog bezwaar kon maken. De gevolgen van de keuze van eiser om geen bezwaar te maken tegen dit besluit komt daarom voor zijn rekening. Verder speelt mee dat de door eiser genoemde fouten in de bestuurlijke rapportage onverlet laten dat er bij eiser een groot aantal spullen zijn aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor het starten van een hennepkwekerij. De burgemeester heeft – gelet op wat hiervoor is overwogen – kunnen besluiten dat de sepots en de beschikking van het gerechtshof van 14 december 2021 niet zijn aan te merken als nieuwe feiten of omstandigheden als hiervoor bedoeld.
11. Eiser beroept zich voorts op het nieuwe beleidvan de burgemeester dat ziet op het toepassen van bestuursrechtelijke sancties (zoals het sluiten van een woning) ten aanzien van drugs en hennepteelt op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit nieuwe beleid maakt het nu mogelijk om een minder vergaande maatregel op te leggen, zoals een waarschuwing.
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen grond om eiser te volgen in zijn standpunt, omdat een wijziging van beleid volgens vaste rechtspraak van de Afdelingook geen nieuwe omstandigheid in de zin van de artikel 4:6 van de Awb kan opleveren.
12. Eiser heeft tot slot aangevoerd dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke belangen. Eiser stelt dat de gevolgen van de sluiting zeer ernstig voor hem zijn geweest, omdat hij nog altijd geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
De rechtbank overweegt dat de gevolgen van de woningsluiting voor eiser uiteindelijk groot zijn geweest. Dat maakt echter niet dat de burgemeester tot herziening moest overgaan De rechtbank toetst namelijk niet opnieuw het besluit van 12 september 2019 tot woningsluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De rechtbank toetst alleen de invloed van de sepots en het nieuwe beleid van de burgemeester op het eerdere besluit van 12 september 2019 en kijkt of het besluit evident onredelijk is.
13. De vraag die vervolgens voorligt is of eiser met wat hij heeft aangevoerd aannemelijk heeft gemaakt dat de weigering om terug te komen van het besluit van 12 september 2019 evident onredelijk is.
14. De rechtbank overweegt dat het weigeren om terug te komen van een besluit evident onredelijk kan zijn als dit besluit onmiskenbaar onjuist is en uit de daaropvolgende belangenafweging volgt dat afwijzing van het verzoek (om terug te komen van) evident onredelijk is. Dat met de kennis van nu ook een ander besluit zou kunnen worden genomen is niet voldoende. Alleen als met de kennis van nu het besluit beslist ander zou uitvallen, is daarvan sprake. Die situatie doet zich hier niet voor.
15. Er zijn in de garage van eiser destijds allerlei voorwerpen aangetroffen, bestemd voor het opzetten van een (professionele) hennepplantage, die duiden op strafbare voorbereidingshandelingen en op beroeps- of bedrijfsmatig handelen. De door eiser aangevoerde omstandigheden dat er fouten zijn geconstateerd in de bestuurlijke rapportage en de brief van de Officier van Justitie van 6 februari 2020, waarin onder meer werd vermeld dat de hennepkwekerij onvoldoende groot was om te kunnen spreken van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet, zijn onvoldoende om tot het oordeel te komen dat er een herziening van het besluit van 12 september 2019 moet plaatsvinden. Ook als er geen strafrechtelijke vervolging plaats vindt, kan er wel een bestuursrechtelijke maatregel worden opgelegd. Wat eiser heeft aangevoerd, verandert niets aan de in de bestuurlijke rapportage genoemde spullen die bij hem zijn aangetroffen. Gelet op de aangetroffen spullen, is de rechtbank van oordeel dat het besluit van 12 september 2019 niet onmiskenbaar onjuist is.
16. De burgemeester heeft in redelijkheid zich op het standpunt kunnen stellen dat eisers verzoek om herziening wordt afgewezen met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, omdat niet gebleken is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De afwijzing van het herzieningsverzoek is ook niet evident onredelijk te achten. Het beroep van eiser is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.