ECLI:NL:RBLIM:2023:3873

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
C03.310651/HA ZA 22-468
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering of aanpassing van aanbouw wegens onrechtmatige daad en inbreuk op eigendomsrecht

In deze zaak vorderden eisers, buren van gedaagden, de rechtbank om gedaagden te veroordelen tot het verwijderen of aanpassen van hun aanbouw. Eisers stelden dat gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld door de buitengevel van hun aanbouw te gebruiken als spouwmuur voor hun eigen aanbouw, zonder toestemming. Dit zou hebben geleid tot een inbreuk op het eigendomsrecht van eisers, waardoor hun buitengevel mandelig was geworden volgens artikel 5:62 BW. De rechtbank oordeelde dat gedaagden inderdaad onrechtmatig had gehandeld, omdat de bouwwijze van gedaagden de buitengevel van eisers als privémuur had aangetast en deze nu gemeenschappelijk was geworden. De rechtbank wees de vordering van eisers toe en legde gedaagden een dwangsom op voor het niet naleven van de uitspraak. Daarnaast werd gedaagden veroordeeld om informatie te verstrekken over de fundering van zijn aanbouw, omdat eisers vreesden dat deze tegen hun gevel was aangestort. De proceskosten werden toegewezen aan eisers, aangezien gedaagden grotendeels ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/310651 / HA ZA 22-468
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. A. Overweel te ‘s – Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. J.A.M.W. Lutgens te Maastricht-Airport.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling van 27 maart 2023
- de spreekaantekeningen van [eisers]
- de spreekaantekeningen van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [eisers] woont sinds 2003 aan de [adres 1] te [woonplaats] . De woning had op dat moment al een aanbouw. [gedaagden] woont sinds 2005 aan de [adres 2] te [woonplaats] .
2.2.
Eind juni 2022 is [gedaagden] gestart met het realiseren van een aanbouw op zijn perceel. Aan de zijde van de aanbouw die grenst aan de erfgrens en het perceel van [gedaagden] is een enkelsteensmuur geplaatst die van isolatiemateriaal is voorzien en met kit is bevestigd aan de buitengevel van de aanbouw van [eisers] Verder zijn de dakranden van de aanbouw van [gedaagden] en van [eisers] voorzien van een zinken kap (ook wel een “varkensrug” genoemd).
2.3.
Bij e-mail van 28 juli en 11 augustus 2022 heeft [eisers] [gedaagden] gesommeerd om de bouw te stoppen en de bouwwijze aan te passen zodat de aanbouw van [gedaagden] geheel los komt te staan van de aanbouw van [eisers]
2.4.
[gedaagden] heeft de bouw niet gestaakt en tot op heden de bouwwijze niet aangepast.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [gedaagden] een onrechtmatige daad heeft gepleegd door de gevel van [eisers] te gebruiken als spouwmuur en hierdoor verplicht is de schade te vergoeden door de bouwwijze als volgt aan te passen,
[gedaagden] veroordeelt om de aanbouw binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis te verwijderen dan wel aan te passen zodat deze los van de woning van [eisers] staat, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagden] nalaat hieraan te voldoen met een maximum van € 250.000,00,
[gedaagden] veroordeelt om de schade (punt 36 – 38 dagvaarding) na voorafgaand akkoord deugdelijk te laten herstellen, althans de nog nader te bepalen herstelkosten te vergoeden, binnen 30 dagen na de betekening van dit vonnis,
[gedaagden] veroordeelt om binnen 2 weken na de betekening van dit vonnis informatie te verstrekken waaruit blijkt dat de fundering van de aanbouw los van de woning van [eisers] staat, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat hij hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00,
[gedaagden] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van de zaak is de vraag of [gedaagden] onrechtmatig handelt in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) door een aanbouw te realiseren zoals omschreven in r.o. 2.2. van dit vonnis.
4.2.
[eisers] stelt dat sprake is van onrechtmatig handelen en onderbouwt dit als volgt. De buitengevel van de aanbouw van [eisers] staat op of tegen de erfgrens die de percelen van partijen scheidt. Aangezien de buitengevel onderdeel uitmaakt van de aanbouw van [eisers] is dit een privémuur. Doordat [gedaagden] deze buitengevel heeft gebruikt voor zijn eigen aanbouw om zo een spouwmuur te creëren, maakt [gedaagden] inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers] De buitengevel is hierdoor niet langer een privémuur maar gemeenschappelijk geworden. Dat is zonder instemming van [eisers] niet toegestaan (
ECLI:NL:GHARL:2018:10306). Deze bouwwijze hindert [eisers] in zijn vrije gebruiksmogelijkheden waaronder de keuze om de buitengevel of zijn aanbouw te verwijderen, omdat dit in de huidige situatie met zich zou brengen dat [gedaagden] daar nadeel ondervindt, aldus [eisers]
4.3.
[gedaagden] betwist dit en voert aan dat de buitengevel van [eisers] niet constructief en duurzaam is verbonden met zijn aanbouw, omdat een aantal dotjes kit daar niet onder valt. Bovendien heeft de aannemer van [gedaagden] met [eisers] afgesproken dat er niets in de buitengevel verankerd zou worden, hetgeen ook niet is gebeurd. Deze afspraken zijn schriftelijk vastgelegd2, aldus [gedaagden]
Inbreuk eigendomsrecht
4.4.
Niet in geschil is dat de buitengevel van [eisers] op dan wel tegen de erfgrens staat die de percelen van partijen scheidt. In beide situaties behoort de buitengevel tot het eigendom van [gedaagden] en is deze niet mandelig. Ook indien de buitengevel namelijk op de erfgrens staat, is de buitengevel onderdeel van de aanbouw zodat deze door horizontale natrekking geheel eigendom is van [eisers] (artikel 5:20 lid 1 sub e BW). Eigendom is een absoluut recht en het meest exclusieve recht op een zaak. Dat betekent dat een eigenaar geen inbreuk hoeft te dulden, tenzij hij hiervoor toestemming heeft gegeven.
4.5.
Tussen partijen is verder niet in geschil dat [gedaagden] bij het realiseren van de aanbouw een enkelsteensmuur heeft opgetrokken die aan de erfgrens grenst en dat tussen die enkelsteensmuur en de gevel van de aanbouw van [eisers] isolatiemateriaal is geplaatst die met kit aan de buitengevel van [eisers] is bevestigd.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] hiermee inbreuk maakt op het eigendomsrecht van [eisers] De bouwwijze brengt met zich dat de buitengevel niet langer een privémuur is, maar mandelig is geworden ex artikel 5:62 BW, doordat de gevel onderdeel is gaan uitmaken van twee aan verschillende eigenaren toebehorende gebouwen. [gedaagden] heeft de gevel namelijk gebruikt om een spouwmuur te creëren, door slechts een enkelsteensmuur te plaatsen en geen eigen buitenblad te maken. Feitelijk is de buitengevel van [eisers] ook als buitenblad van de aanbouw van [gedaagden] gaan fungeren. Daardoor verliest [eisers] zijn absolute recht, namelijk de exclusieve zeggenschap over de buitengevel. Dit beperkt [eisers] in zijn mogelijkheden om de buitengevel of aanbouw te verwijderen wanneer hem dat goeddunkt, omdat dit zonder enige twijfel schade zal toebrengen aan de aanbouw van [gedaagden] die geen buitenblad meer heeft. Dat het slechts om wat dotjes kit gaan en dat dit geen constructieve en duurzame verbinding is, doet hier niet ter zake, omdat [eisers] als gevolg van deze bouwwijze (een deel van) zijn eigendom verliest.
4.7.
Dat leidt ertoe dat [gedaagden] onrechtmatig handelt, tenzij [eisers] hiervoor toestemming heeft gegeven. [gedaagden] beroept zich daarop en verwijst naar een door de aannemer opgesteld en ondertekend stuk van 4 juli 2022 (productie 3 bij dagvaarding).
4.8.
[eisers] betwist een dergelijke toestemming te hebben gegeven.
4.9.
De rechtbank stelt voorop dat een dergelijke toestemming uitdrukkelijk en zonder voorbehoud dient te zijn gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het door de aannemer opgestelde stuk niet dat [eisers] uitdrukkelijk en zonder voorbehoud met de inhoud van dat stuk heeft ingestemd. Zo betwist [eisers] deze toestemming te hebben gegeven en is het document niet door hem voor akkoord ondertekend, terwijl dat kennelijk wel werd beoogd aangezien de tekst vermeldt “
Deze afspraken worden in drievoud gemaakt en ondertekend door alle partijen.” (productie 3 bij dagvaarding). Ondertekening door [gedaagden] ontbreekt eveneens. Ook [eisers] heeft bij brief van 7 juli 2022 een voorstel gedaan om tot afspraken te komen. Nog los van het feit dat [gedaagden] daar niet op heeft gereageerd, blijkt hier al uit dat partijen niet tot concrete afspraken zijn gekomen. Voor de stelling dat de inbreuk op het eigendomsrecht is gerechtvaardigd omdat [eisers] hiervoor toestemming heeft gegeven, heeft [gedaagden] onvoldoende gesteld.
4.10.
Het voorgaande brengt met zich dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld ex artikel 6:162 BW. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.
Vordering tot verwijdering dan wel aanpassing
4.11.
[eisers] vordert veroordeling van [gedaagden] tot verwijdering dan wel aanpassing van de aanbouw zodat de aanbouw los staat van de woning van [eisers]
4.12.
[gedaagden] voert aan dat de vorderingen misbruik van recht opleveren, omdat [eisers] van de situatie geen nadeel ondervindt.
4.13.
Artikel 3:13 lid 2 BW bepaalt dat een bevoegdheid kan worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
4.14.
De rechtbank overweegt dat, nu vast is komen te staan dat [gedaagden] jegens [eisers] onrechtmatig heeft gehandeld, [eisers] gerechtigd is te vorderen dat deze onrechtmatige toestand wordt opgeheven. Dat hij misbruik maakt van zijn recht omdat er geen nadeel wordt ondervonden, volgt de rechtbank niet. Zoals hiervoor reeds is overwogen (punt 4.6. van dit vonnis), ondervindt [eisers] wel degelijk nadeel omdat hij (een deel van) zijn eigendom verliest. Daarom wijst de rechtbank de vordering toe.
4.15.
[eisers] vordert dat de rechtbank aan de veroordeling tot het aanpassen van de aanbouw een dwangsom verbindt van € 250,00 per dag en een maximum van € 250.000,00.
4.16.
[gedaagden] voert aan dat hij het vonnis zal naleven en dat de dwangsom niet in verhouding staat tot enige hinder die [eisers] zou kunnen ervaren.
4.17.
Een dwangsom dient als een prikkel tot nakoming. Aangezien [eisers] belang heeft bij een prikkel tot nakoming, zal de dwangsom worden toegewezen met dien verstande dat de dwangsommen zullen verbeuren na een termijn van 120 dagen. Reden is dat, indien [gedaagden] dit werk wenst uit te besteden aan een aannemer, er in de huidige markt rekening moet worden gehouden met een reële termijn om te voorkomen dat de dwangsommen omwille van de tijd hoogstwaarschijnlijk zullen verbeuren en vollopen.
Schade
4.18.
[eisers] stelt dat hij schade heeft geleden door de bouwwerkzaamheden van [gedaagden] , te weten een gat in de aansluiting van de kalkzandsteen gevel met de voorgevel van de garage, vochtschade naast de garagedeur en scheurvorming in de wand van de aanbouw nabij het plafond. Ter onderbouwing verwijst hij naar een door een derde uitgevoerde nulmeting (productie 16 bij dagvaarding).
4.19.
[gedaagden] voert aan dat het causaal verband ontbreekt, nu [eisers] zelf ook een verbouwing heeft gehad en de nulmeting slechts ziet op één muur.
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband onvoldoende is aangetoond. Uit de door [eisers] overgelegde nulmeting blijkt onvoldoende dat de schade is ontstaan als gevolg van de werkzaamheden die [gedaagden] heeft uitgevoerd om de aanbouw te realiseren. Te meer, nu [gedaagden] terecht heeft aangevoerd dat de nulmeting ziet op één muur terwijl [eisers] spreekt over meerdere schades op verschillende muren. De rechtbank wijst de vorderingen tot herstel dan wel vergoeding van de herstelkosten af.
Informatie fundering
4.21.
[eisers] vermoedt dat [gedaagden] de fundering van zijn aanbouw tegen de buitengevel van de aanbouw van [eisers] heeft aangestort, waardoor deze feitelijk verbonden zijn. [eisers] vreest dat er teveel kracht op zijn fundering wordt uitgeoefend waardoor schade kan ontstaan.
4.22.
[gedaagden] voert aan dat het vermoeden dat de fundering tegen de gevel is gestort onvoldoende is onderbouwd en [eisers] geen belang heeft bij deze vordering.
4.23.
Artikel 3:303 BW bepaalt dat een vordering slechts toewijsbaar is indien diegene die de vordering instelt daarbij voldoende belang heeft.
4.24.
De rechtbank overweegt dat, hoewel niet vast is komen te staan dat de al aanwezige scheuren bij de werkzaamheden voor de aanbouw zijn ontstaan, dit voldoende aanleiding kan geven om informatie te vragen over de wijze waarop de fundering is gestort. Uit de door [eisers] overgelegde foto’s lijkt te volgen dat er wel een verbinding bestaat tussen de fundering van beide aanbouwen (productie 5 bij dagvaarding). [gedaagden] heeft daar ter zitting over verklaard dat er rondom de fundering is gegraven waar piepschuim en plastic in is gelegd, maar een onderbouwing hiervan ontbreekt. Daaruit volgt dan ook dat [eisers] belang heeft bij zijn vordering tot het verkrijgen van informatie. De vordering is daarom toewijsbaar.
4.25.
De gevorderde dwangsommen zijn niet toewijsbaar, omdat niet is gebleken dat [gedaagden] niet aan de veroordeling zal voldoen, aangezien hij nog niet eerder hiervoor is aangemaand en daar niet aan heeft voldaan.
Slotsom
4.26.
De rechtbank zal voor recht verklaren zoals in het dictum vermeld. De rechtbank wijst de vordering tot het verwijderen dan wel aanpassen van de aanbouw toe op straffe van een dwangsom en de vordering tot het verstrekken van informatie omtrent de fundering.
Proceskosten
4.27.
[gedaagden] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Aan het verzoek om [eisers] in de werkelijke proceskosten te veroordelen, wordt dan ook niet toegekomen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,83
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
1.639,83

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagden] een onrechtmatige daad heeft gepleegd door de buitengevel van [eisers] te gebruiken als spouwmuur zodat [gedaagden] hierdoor verplicht is de schade te vergoeden door de bouwwijze als volgt aan te passen,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om binnen 120 dagen na betekening van dit vonnis zijn aanbouw te verwijderen dan wel aan te passen zodat deze los van de woning van [eisers] staat, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagden] nalaat hieraan te voldoen met een maximum van € 250.000,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] om binnen 2 weken na betekening van dit vonnis informatie te geven waaruit blijkt dat de fundering van zijn aanbouw los van de woning van [eisers] staat,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.639,83,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.
JC