ECLI:NL:RBLIM:2023:3745
Rechtbank Limburg
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige wegens onvoldoende ontwikkelingsbedreiging en noodzaak voor gedwongen hulpverlening
In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 juni 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om haar minderjarige dochter onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling. De moeder stelde dat haar dochter, geboren in 2008, ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd en dat de zorgregeling die eerder door de rechtbank was vastgesteld niet werd nageleefd. De moeder vreesde dat de vader en zijn familie de ontwikkeling van de minderjarige negatief beïnvloedden en dat er sprake was van ouderverstoting. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2023 zijn zowel de moeder, de vader, de minderjarige als een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige bij de vader woont en dat er in het verleden al een wijziging van de hoofdverblijfplaats heeft plaatsgevonden. De moeder heeft haar zorgen geuit over de schoolresultaten van de minderjarige en het gebrek aan contact tussen hen. De vader heeft echter aangegeven dat hij meewerkt aan de hulpverlening en dat de minderjarige zelf ook stappen onderneemt om het contact met haar moeder te verbeteren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de moeder af te wijzen, omdat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is aangetoond en de hulpverlening in het vrijwillige kader nog steeds actief is.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling. Er is geen sprake van ouderverstoting en de minderjarige heeft contact met haar moeder op haar eigen tempo. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder afgewezen, omdat een gedwongen ondertoezichtstelling niet in het belang van de minderjarige zou zijn en de huidige hulpverlening voldoende is. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige en de noodzaak om haar ontwikkeling niet te schaden.