ECLI:NL:RBLIM:2023:3745

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
C/03/317602 / JE RK 23-826
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige wegens onvoldoende ontwikkelingsbedreiging en noodzaak voor gedwongen hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 juni 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om haar minderjarige dochter onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling. De moeder stelde dat haar dochter, geboren in 2008, ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd en dat de zorgregeling die eerder door de rechtbank was vastgesteld niet werd nageleefd. De moeder vreesde dat de vader en zijn familie de ontwikkeling van de minderjarige negatief beïnvloedden en dat er sprake was van ouderverstoting. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2023 zijn zowel de moeder, de vader, de minderjarige als een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige bij de vader woont en dat er in het verleden al een wijziging van de hoofdverblijfplaats heeft plaatsgevonden. De moeder heeft haar zorgen geuit over de schoolresultaten van de minderjarige en het gebrek aan contact tussen hen. De vader heeft echter aangegeven dat hij meewerkt aan de hulpverlening en dat de minderjarige zelf ook stappen onderneemt om het contact met haar moeder te verbeteren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de moeder af te wijzen, omdat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is aangetoond en de hulpverlening in het vrijwillige kader nog steeds actief is.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling. Er is geen sprake van ouderverstoting en de minderjarige heeft contact met haar moeder op haar eigen tempo. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder afgewezen, omdat een gedwongen ondertoezichtstelling niet in het belang van de minderjarige zou zijn en de huidige hulpverlening voldoende is. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige en de noodzaak om haar ontwikkeling niet te schaden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/317602 / JE RK 23-826
Datum uitspraak: 19 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres binnen het arrondissement Limburg, hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. A.W.M. Mans, kantoorhoudend te Roggel, gemeente Leudal,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonend te [woonplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bij deze zaak betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, locatie Maastricht, hierna te noemen: de raad.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van 4 mei 2023, ingekomen ter griffie op 10 mei 2023.
1.2.
Op 8 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de minderjarige [minderjarige] , die apart is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de raad.

2.De feiten

2.1.
Het gezag wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige] woont bij de vader.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 juni 2021 is de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] gewijzigd, in die zin dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] voortaan bij de vader is bepaald. Daarnaast is bij voormelde beschikking de verdeling van de zorg- en opvoedtaken gewijzigd, in die zin dat [minderjarige] om het weekend bij de moeder verblijft en dat deze regeling wordt uitgebreid zodra [minderjarige] daar aan toe is. Tot op heden wordt geen uitvoering gegeven aan deze zorgregeling.

3.Het verzoek

De moeder verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [minderjarige] onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling (hierna te noemen: GI) voor de duur van een jaar.
De moeder legt aan haar verzoek ten grondslag dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgregeling die de rechtbank in voormelde beschikking heeft bepaald, wordt niet uitgevoerd. Hoewel Bure One en Buro Two zijn benaderd en betrokken zijn geweest voor het opstarten van de contacten, is het, ondanks meerdere pogingen daartoe, niet gelukt om de vader te bereiken. Tussen de moeder en [minderjarige] heeft slechts zeer sporadisch contact plaatsgevonden. De moeder is van mening dat [minderjarige] sterk beïnvloed wordt door de vader en opa vaderszijde. De vader en opa vaderszijde spreken immers zeer negatief over de moeder, de vader weigert de moeder te betrekken bij zaken rondom [minderjarige] en informeert de moeder nergens over. [minderjarige] krijgt van de vader geen emotionele toestemming om een band met de moeder te hebben en te behouden waardoor [minderjarige] zich niet vrij voelt in het contact met de moeder en zich in een loyaliteitsconflict bevindt. De vader neemt voorts belangrijke beslissingen eenzijdig, zoals het zonder toestemming van de moeder verhuizen van [plaats] naar [woonplaats] en het inschrijven van [minderjarige] op een andere school. De moeder heeft daardoor het gevoel dat ze aan de zijlijn staat en geen inbreng heeft in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De moeder ziet dat er zorgen zijn over [minderjarige] op school. Zo heeft ze opdrachten niet af en is ze regelmatig ongeoorloofd afwezig of te laat. De moeder volgt de raad niet in zijn standpunt dat er weliswaar sprake is van een in enigerlei mate ontwikkelingsbedreiging, maar dat deze in het vrijwillig kader kan worden afgewend. Ondanks meerdere pogingen is (vrijwillige) hulpverlening immers niet van de grond gekomen omdat de vader niet meewerkt en zich niet aan afspraken houdt. De vrijwillige hulpverlening is dan ook volledig gestagneerd. De moeder vreest dat zij en [minderjarige] steeds verder van elkaar verwijderd raken en acht het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat er gewerkt wordt aan contactherstel. Zonder enige druk zal de vader niet overgaan tot nakoming van de door de rechtbank bepaalde zorgregeling. De moeder is, gelet op het voorgaande, dan ook van mening dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] niet in het vrijwillig kader kan worden afgewend en acht een ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar noodzakelijk.

4.Het standpunt van de belanghebbenden, de raad en de mening van [minderjarige]

4.1.
De moeder blijft bij haar standpunt zoals verwoord in haar verzoekschrift. De moeder heeft haar zorgen over de schoolresultaten van [minderjarige] benadrukt. Ook de vriendinnen van [minderjarige] uiten hun zorgen over het welzijn van [minderjarige] op school. De moeder vindt dat zij sinds de wijziging van het hoofdverblijf is uitgegumd in het leven van [minderjarige] en dat er sprake is van ouderverstoting. Er komt geen regulier contact tussen de moeder en [minderjarige] tot stand als het tempo van [minderjarige] en haar vader wordt gevolgd. De moeder krijgt niet de kans om [minderjarige] uit te leggen en te laten zien dat het beter met haar sinds ze flink aan zichzelf heeft gewerkt. De vader houdt de moeder niet op de hoogte van het leven van [minderjarige] en op deze wijze kan de moeder ook niet meer mee doen in het leven van haar dochter. Niet alleen de contacten komen niet tot stand, maar ook het loyaliteitsconflict waarin [minderjarige] zich bevindt en waardoor ze klem zit tussen haar ouders, is zorgelijk. De moeder wacht nu al drie jaar, maar in feite staat de zaak stil. Dat [minderjarige] in mei 2023 bij de moeder is geweest op een kinderfeestje van een van haar zusjes is positief, maar de moeder heeft geen 1-op-1 moment met haar dochter gekregen omdat het een kinderfeestje was en de vriend van [minderjarige] naast haar stond. De moeder mist dat zeer. Een gezinsvoogd heeft mogelijkheden om in te grijpen nu de hulpverlening in drie jaar tijd niet veel heeft bereikt. De vader en [minderjarige] lijken niet open te staan voor hulp. Een GI kan hulp in het gedwongen kader inzetten en onderzoek doen zodat [minderjarige] onbelast contact met haar moeder kan krijgen/hebben. De moeder ervaart dat zij als een slechte moeder wordt weggezet. Zij heeft 12 jaar voor [minderjarige] gezorgd en heeft ervaren dat haar dochter uit haar leven is gerukt. Als er nu niet echt iets gebeurt, verdwijnt de moeder helemaal uit beeld.
4.2.
De vader vindt een ondertoezichtstelling niet nodig. De vader is niet tevreden over de school omdat er veel fouten worden gemaakt zoals bij de registratie van spijbelen. De vader werkt wel mee aan de ingeschakelde hulpverlening en is drie weken geleden nog bij [naam 1] in gesprek gegaan (Buro One of Two). Het gesprek ging over hoe de vader moet omgaan met teleurstellingen die [minderjarige] in de relatie tot haar moeder ervaart. Laatst was [minderjarige] door de moeder uitgenodigd voor een verjaardag en gaf [minderjarige] aan dat ze niet durfde te gaan. De vader heeft haar toen gestimuleerd om met haar vriendje te gaan. [minderjarige] is toen ook gegaan en heeft het fijn gevonden. Dat [minderjarige] nog weinig contact met haar moeder zoekt, ligt aan het feit dat ze het nog niet kan. Er is veel bij de moeder en tussen [minderjarige] en de moeder gebeurd. Dat moet [minderjarige] een plekje geven. [minderjarige] spreekt veel met [naam 2] van Buro One. De vader vindt het belangrijk dat [minderjarige] weer een band krijgt met haar moeder omdat elk kind een moeder nodig heeft. De verhuizing heeft de vader wel aan de moeder doorgegeven en door die verhuizing woont [minderjarige] nota bene veel dichter bij de moeder.
4.3.
De raad heeft verwezen naar zijn reeds verrichte onderzoek. [minderjarige] heeft heftige dingen met haar moeder meegemaakt. Die heeft ze niet verwerkt, maar weggestopt. Er is een blokkade om contact met haar moeder aan te gaan. Eerst was de hulp puur op contactherstel gericht, maar dat bleek averechts te werken. De raad heeft geadviseerd om die hulp anders aan te pakken en dat wordt nu gedaan. Als ervaringen worden verwerkt, is er ruimte voor [minderjarige] om het contact met haar moeder aan te gaan. De raad heeft de ouders en [minderjarige] op het hart gedrukt om mee te werken aan de hulpverlening en dat gebeurt ook, zo te horen. Voor de moeder gaat het niet snel genoeg, echter een verzoek zoals dat nu is ingediend, werkt volgens de raad averechts. Het is goed om te horen dat [minderjarige] op een verjaardag bij de moeder is geweest. Er is ruimte voor contact, maar het moet op een andere manier worden aangepakt dan de moeder nu probeert. Een ondertoezichtstelling gaat hierin niet het verschil maken. Op 14 februari 2023 heeft de raad de zaak aan het vrijwillig kader overgedragen en dat is nog maar kort geleden. Door de complexiteit heeft de zaak meer tijd nodig. Of er sprake is van ouderverstoting, daarvoor is een diagnose nodig maar overigens lijkt dit niet aan de orde te zijn. Als dat wel zou spelen, zou er helemaal geen sprake zijn van enig contact terwijl dat er juist wel is. Dat de moeder haar verhaal aan [minderjarige] wil vertellen, begrijpt de raad, maar dat is een ontzettend moeilijk gesprek en het is zeer de vraag of [minderjarige] daar nu klaar voor is.
4.4.
[minderjarige] heeft onder zes ogen (in aanwezigheid van de griffier) aan de kinderrechter verteld dat zij niet snapt dat haar moeder dit doet. Er is niet zonder reden geen contact met haar moeder. [minderjarige] en de moeder zijn nog steeds bezig om het contact te verbeteren, echter dat gaat nu niet lukken omdat [minderjarige] het niet wil. [minderjarige] vertelt dat zij in mei 2023 voor het eerst na lange tijd weer naar haar moeder is gegaan en dat zij ook vaker met haar appt. [minderjarige] vond het bezoek in verband met de verjaardag van een van haar zussen positief verlopen. Dan komen er weer brieven over dit verzoek en over een omgangregeling, maar [minderjarige] wil het contactherstel in haar eigen tempo doen, aldus [minderjarige] . [minderjarige] had haar moeder een WhatsApp bericht gestuurd met de vraag om in de mei vakantie iets te doen samen met haar drie kleine zusjes die bij de moeder wonen. Uiteindelijk is dat een verjaardagsbezoek geworden. De moeder wil [minderjarige] nu dwingen tot meer en dat wil [minderjarige] niet. [minderjarige] heeft voldoende positieve cijfers om dit jaar over te gaan naar de 4e. In het begin van dit schooljaar heeft [minderjarige] veel lesverwijderingen gekregen. Ze heeft besloten om normaal te gaan doen in de klas en haar lessen te volgen. Ze is gemotiveerd om haar diploma te halen. [minderjarige] vertelt verder nog dat ze met [naam 2] van Buro One praat over wat er in het verleden is gebeurd.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen; BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling, indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouder(s), door hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Ook moet de verwachting gerechtvaardigd zijn dat de gezaghebbende ouder(s) binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat is(/zijn) te dragen.
5.2.
Op grond van artikel 1:255 lid 2 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie. Tevens zijn een ouder en degene die niet de ouder is en de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt bevoegd tot het doen van het verzoek indien de raad voor de kinderbescherming niet tot indiening van het verzoek overgaat. De raad heeft eind februari 2023 aan de moeder laten weten niet tot indiening van een verzoek tot ondertoezichtstelling over te gaan, zodat het de moeder vrij heeft gestaan haar verzoek in te dienen bij de rechtbank. Het verzoek van de moeder kan dan ook inhoudelijk worden beoordeeld.
5.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. Ter zitting heeft de raad gemotiveerd aangevoerd waarom de raad een ondertoezichtstelling niet nodig vindt. De raad adviseert de kinderrechter om het verzoek af te wijzen. De kinderrechter deelt, na een eigen onderzoek van de zaak, de argumenten van de raad en gebruikt deze argumenten om te concluderen dat een ondertoezichtstelling niet nodig is.
5.4.
Daaraan voegt de kinderrechter nog het volgende toe. Ouderverstoting van de moeder is niet aan de orde. [minderjarige] spreekt met de kinderrechter over haar moeder, dat doet ze met respect en op natuurlijke wijze, ze heeft contact via WhatsApp met haar moeder en heeft onlangs het initiatief genomen om met haar zusjes en haar moeder af te spreken hetgeen tot een geslaagd verjaardagsbezoek bij de moeder thuis heeft geleid. De vader geeft [minderjarige] de ruimte om in haar tempo het contact met haar moeder aan te gaan en legt haar geen strobreed in de weg en heeft haar rond het recente bezoek geadviseerd naar de moeder te gaan en haar vriend mee te nemen. [minderjarige] heeft dat advies van haar vader opgevolgd. Tegen de achtergrond van die feiten kan niet worden geoordeeld dat voor ouderverstoting zelfs maar moet worden gevreesd.
5.5.
De hulpverlening is nog steeds betrokken. [minderjarige] heeft nog steeds gesprekken met haar hulpverleenster [naam 2] en ook de ouders hebben gesprekken met de hulpverlening. Welke hulpverlening in het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling meer, betere of snellere resultaten kan boeken, heeft de moeder niet duidelijk gemaakt. Dat valt ook niet duidelijk te maken, zo schat de kinderrechter in, omdat (mede gelet op de leeftijd van [minderjarige] , haar eigen leven(sinvulling) en haar geschiedenis met de moeder) er geen andere hulpverlening mogelijk is om stapjes te kunnen zetten in de relatie en de communicatie tussen de moeder en [minderjarige] . Een gedwongen kader zal daarin, zo is ook uit het gesprek van de kinderrechter met [minderjarige] naar voren gekomen, geen positieve bijdrage hebben en zal eerder een averechts effect hebben. Dat is niet in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige] en ook niet in het belang van de moeder.
5.6.
Overigens wijst de kinderrechter erop dat het verzoek van de moeder in de kern neerkomt op een verzoek om een omgangsondertoezichtstelling en de motiveringslat daarvoor ligt hoog. Immers de Hoge Raad heeft daarover onder meer geoordeeld:
‘’Niet uitgesloten is dat het opleggen van de maatregel van ondertoezichtstelling gerechtvaardigd kan zijn wanneer het ontbreken van een omgangsregeling of juist het bestaan ervan, dan wel de conflicten of problemen bij het tot stand brengen of het uitvoeren van een omgangsregeling zodanige belastende conflicten of problemen opleveren voor het kind dat deze, op zichzelf of in combinatie met andere omstandigheden, een ernstige bedreiging opleveren voor zijn zedelijke of geestelijke belangen, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar te voorzien is, zullen falen.’’
Tegen de achtergrond van dit oordeel voldoet het verzoek van de moeder niet aan de daaraan te stellen motiveringseis.
5.7.
Ook de overige punten die de moeder heeft benoemd, leiden niet tot een ander oordeel. Zorgen over de school en [minderjarige] zijn er wel, maar niet betwist is dat [minderjarige] er nu voor open staat om over te gaan en evenmin is haar motivatie betwist, namelijk om met een diploma op zak van school te gaan en daarna een eigen onderneming te beginnen óf als stewardess te gaan werken. De vader is, zo is duidelijk geworden, verhuisd naar een woning dichterbij de woonplek van de moeder. Om die reden al is er geen toestemming van de moeder nodig geweest. Daarbij komt dat de vader onbetwist heeft gesteld dat hij de moeder daarover wel heeft geïnformeerd, hoewel zij de communicatiekanalen voor de vader heeft geblokkeerd.
5.8.
De kinderrechter zal daarom [minderjarige] niet onder toezicht stellen en het verzoek van de moeder afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Meuris, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.