ECLI:NL:RBLIM:2023:3718

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
C/03/318474 / HA RK 23-92
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter zonder concrete feiten of omstandigheden

Op 22 juni 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg een verzoek tot wraking van een rechter behandeld. Verzoekster, die betrokken was bij bestuursrechtelijke zaken met de nummers ROE 23/1014 en ROE 23/1015, diende een wrakingsverzoek in op basis van haar bezwaren tegen de heffing van griffierechten. Zij stelde dat deze heffing haar toegang tot de rechter beperkte en dat dit in strijd was met artikel 1 en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank ontving op verschillende data e-mails van verzoekster waarin zij haar wrakingsverzoek uiteenzette.

De wrakingskamer beoordeelde het verzoek en concludeerde dat verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan een wrakingsverzoek alleen worden ingediend tegen rechters die daadwerkelijk betrokken zijn bij de behandeling van een zaak. Aangezien de rechter in kwestie nog geen enkele bemoeienis had gehad met de zaken van verzoekster, was het verzoek niet ontvankelijk. De wrakingskamer verklaarde verzoekster dan ook niet ontvankelijk in haar verzoek tot wraking, zonder dat dit ter zitting werd behandeld.

Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters H.M.J. Quaedvlieg, R.M.M. Kleijkers en H.E.G. Peters, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/318474 / HA RK 23-92
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
dat strekt tot wraking van een niet nader genoemde rechter in de rechtbank Limburg, hierna de rechter.

1.De procedure

1.1.
Aan verzoekster zijn twee griffierechtnota’s (met dagtekening 25 mei 2023, respectievelijk 26 mei 2023) gezonden in verband met de door haar bij deze rechtbank aanhangig gemaakte bestuursrechtelijke zaken met de nummers ROE 23/1014 en ROE 23/1015.
1.2.
Op 2 juni 2023 is bij de griffie van de wrakingskamer vervolgens een e-mailbericht van 26 mei 2023 ontvangen van verzoekster, inhoudende een verzoek tot wraking van de rechter in de zaak met zaaknummer ROE 23/1015.
1.3.
Op 7 juni 2023 is bij de griffie van de wrakingskamer een e-mailbericht (met bijlagen) ontvangen van verzoekster, inhoudende een verzoek tot wraking van de rechter in de zaken met de zaaknummers ROE 23/1014 en ROE 23/1015 die volgens verzoekster met elkaar verband houden.

2.De gronden van het verzoek

2.1.
Verzoekster heeft bezwaar tegen de heffing van het griffierecht. Zij stelt dat deze heffing de onbelemmerde toegang tot de rechter beperkt en dat wordt gehandeld in strijd met artikel 1 en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank verleent haar zonder betaling van het griffierecht immers geen toegang tot de rechter. Zij wraakt daarom de rechter.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij dienen feiten of omstandigheden te worden gesteld die de rechter betreffen tegen wie het wrakingverzoek zich richt. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen individuele rechters die een zaak behandelen.
3.2.
De heffing van het griffierecht is in artikel 8:41, eerste lid, van de Awb opgedragen aan de griffier. Die taak is nader uitgewerkt in het vierde lid van dit artikel. De griffier voert deze taken zelfstandig uit, zonder tussenkomst van een rechter. Andere handelingen hebben in de zaken van verzoekster nog niet plaatsgevonden. De rechter heeft in dit stadium nog geen enkele bemoeienis met de zaken gehad, laat staan dat er al een rechter bekend is die met de inhoudelijke beoordeling van de beroepen van verzoekster is of zal worden belast of procesbeslissingen in haar zaken neemt.
3.3.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster in haar verzoekschrift over algemene zaken en organisaties spreekt, maar daarbij geen concrete feiten of omstandigheden noemt die tot een rechter als zodanig te herleiden zijn.
3.4.
Daar komt nog bij dat de wet niet de mogelijkheid biedt tot wraking van rechters die (nog) geen betrokkenheid met een zaak hebben gehad. Verzoekster heeft in haar verzoekschrift de rechter gewraakt terwijl er nog geen bemoeienis van een rechter met de zaken is geweest. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat verzoekster niet kan worden ontvangen in haar verzoek.
3.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid wordt verzoekster in haar verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.M.M. Kleijkers en
mr. H.E.G. Peters, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2023.