ECLI:NL:RBLIM:2023:3560
Rechtbank Limburg
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Wijziging geslachtsnaam minderjarige zoon na strafrechtelijke veroordeling van de vader
Op 9 juni 2023 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in de zaak tussen een vader en de minister voor Rechtsbescherming. De minister had de aanvraag van de derde-partij, de moeder van de minderjarige zoon, om de geslachtsnaam van hun zoon te wijzigen, toegewezen. De vader, eiser in deze zaak, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat er geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het beroep van de vader ongegrond verklaard, oordelend dat de minister de betrokken belangen op de juiste wijze heeft onderzocht en afgewogen.
De zaak betreft een zoon, geboren in 2018, van wie de geslachtsnaam op verzoek van de moeder is gewijzigd na een incident waarbij de vader onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister bevoegd was om de geslachtsnaam te wijzigen op basis van artikel 6, onder a, van het Besluit geslachtsnaamswijziging. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging door de minister zorgvuldig is uitgevoerd, waarbij het belang van de zoon om zich beter te identificeren met de moeder zwaarder mocht wegen dan de belangen van de vader.
De rechtbank heeft ook het verzoek van de derde-partij om vergoeding van proceskosten afgewezen, omdat er geen sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door de vader. De rechtbank benadrukt dat de procedure over de geslachtsnaamswijziging een op zichzelf staande kwestie is en niet gerelateerd aan eerdere procedures tussen partijen. De uitspraak is opgemaakt door rechter G. Leijten en griffier B.A.E.I. van Hooff, en partijen zijn op de mogelijkheid van hoger beroep gewezen.