ECLI:NL:RBLIM:2023:3545

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
C/03/317137 / JE RK 23-740 en C/03/317946 / JE RK 23-904
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 30 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg in Maastricht een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie bij de moeder en stiefvader niet geschikt is voor [minderjarige], die zich afgewezen voelt door belangrijke volwassenen in zijn leven. Hulpverlening in het vrijwillige kader heeft niet het gewenste effect gehad, en de ouders zijn niet in staat om op een constructieve manier samen te werken in het belang van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, tot 16 juni 2024, en ook de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor dezelfde periode. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd en dat de hulpverlening noodzakelijk is om zijn sociaal-emotionele ontwikkeling te waarborgen. De ouders moeten inzicht krijgen in hun eigen aandeel in de problematiek en bereid zijn om samen te werken aan de verbetering van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummers: C/03/317137 / JE RK 23-740 en C/03/317946 / JE RK 23-904
Datum uitspraak: 30 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over verzoeken tot verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd in Roermond,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.P.F. Rober, kantoorhoudend in Hoensbroek, gemeente Heerlen,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonend in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. L.C.A. Diederen, kantoorhoudend in Landgraaf.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling, binnengekomen bij de griffie op 25 april 2023;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, binnengekomen bij de griffie op 17 mei 2023;
  • de brief met bijlagen van de vader van 25 mei 2023, binnengekomen bij de griffie op 26 mei 2023;
  • het aanvullende stuk van de GI van mei 2023, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van 30 mei 2023.
1.2.
Op 30 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • twee vertegenwoordigsters van de GI;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
1.3.
De vader en zijn advocaat hebben zich per e-mail van 26 mei 2023 afgemeld voor de voornoemde mondelinge behandeling.
1.4.
De minderjarige [minderjarige] is door de kinderrechter in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en heeft op
30 mei 2023 in een apart gesprek met de kinderrechter zijn mening kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige] verblijft in de behandelgroep Axxent van Xonar in Kerkrade.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank in de zaken met zaaknummers C/03/304276 / JE RK 22-704 en C/03/304277 / JE RK 22-705 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 16 juni 2022 verlengd voor de duur van een jaar, aldus tot 16 juni 2023.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 8 november 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend, met ingang van 8 november 2022 voor de duur van de ondertoezichtstelling, aldus tot 16 juni 2023.

3.Het verzoek en verweer

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 16 juni 2023 te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt verder de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, aldus tot 16 juni 2024. Tevens wordt verzocht de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.1.1.
Ter onderbouwing stelt de GI dat [minderjarige] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders zijn reeds langdurig verwikkeld in een aanhoudende ex-partnerstrijd. Zij zijn niet in staat op een constructieve manier te communiceren in het belang van [minderjarige] en in onderling overleg afspraken te maken met betrekking tot [minderjarige] , waardoor zij het ouderschap niet gezamenlijk krijgen vormgegeven. Er blijven daarnaast zorgen bestaan over de wijze waarop de moeder en de stiefvader handelen als hoofdopvoeders van [minderjarige] en over hun mogelijkheden op passende wijze bij [minderjarige] aan te sluiten. Daarbij wordt gezien dat de moeder en de stiefvader [minderjarige] op een negatieve manier blijven bejegenen en de oorzaak voor de bestaande problematiek hoofdzakelijk bij [minderjarige] leggen. Er bestaat bij de moeder en de stiefvader weinig veranderbereidheid en inzicht dat mogelijk ook een deel van de oorzaak is gelegen bij hun opvoedingsvaardigheden. Als gevolg van het voorgaande wordt [minderjarige] ernstig bedreigd in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling, waaronder zijn verdere identiteitsontwikkeling. [minderjarige] zit klem tussen de ouders en kampt daardoor met een loyaliteitsconflict. Hij lijkt zich voortdurend aan te passen aan de onderlinge verhoudingen van de volwassenen om hem heen en lijkt de vader daardoor op afstand te houden, waardoor momenteel al twee jaar geen contact plaatsvindt tussen [minderjarige] en de vader. [minderjarige] voelt zich daarnaast afgewezen door de voor hem belangrijke volwassenen, waardoor hij het vertrouwen in hen is verloren. Hij kampt tevens met forse gedragsproblemen.
3.1.2.
Hulpverlening is noodzakelijk, maar hulpverlening in het vrijwillige kader is niet toereikend. De ouders zijn het niet altijd eens over hetgeen nodig is voor [minderjarige] , waardoor zij niet in staat zijn onder eigen verantwoordelijkheid de hulpverlening te organiseren die noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreigingen van [minderjarige] weg te kunnen nemen. De moeder is daarnaast wisselend in haar bereidheid tot medewerking en het nakomen van afspraken. Gedwongen hulpverlening in het kader van een ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk om het opstarten en continueren van diverse vormen van hulpverlening te waarborgen.
3.1.3.
Naar aanleiding van diverse escalaties in de opvoedingssituatie van de moeder is [minderjarige] middels een machtiging tot uithuisplaatsing in de behandelgroep Axxent van Xonar geplaatst. Vanuit de rust die door deze plaatsing is ontstaan is vervolgens geprobeerd om met behulp van de intensieve inzet van multisysteemtherapie (hierna: MST) de thuisplaatsing van [minderjarige] te realiseren, waarbij als verhuisdatum 3 mei 2023 was afgesproken. Gedurende dit traject tot thuisplaatsing hebben opnieuw diverse escalaties plaatsgevonden in de opvoedingssituatie van de moeder. Daarbij wordt gezien dat het de moeder en de stiefvader niet lukt om de rust te behouden en de situatie in samenwerking met de betrokken hulpverlening te de-escaleren. Vlak voor de afgesproken datum van de thuisplaatsing is de situatie wederom geëscaleerd doordat [minderjarige] weigerde zich aan de afspraken te houden. [minderjarige] heeft daarop te kennen gegeven niet meer thuis te willen wonen. De moeder en de stiefvader hebben op hun beurt laten weten dat zij [minderjarige] niet binnen zullen laten of zelfs hardhandig op straat zullen zetten in het geval hij toch binnen zou komen. Dit maakt dat een risico bestaat op (fysieke) escalaties bij een thuisplaatsing van [minderjarige] . Nu [minderjarige] niet meer naar huis wil, hij thuis niet welkom is en de thuissituatie voor [minderjarige] als onveilig wordt beoordeeld, is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens noodzakelijk. De komende periode dient het perspectief van [minderjarige] te worden beoordeeld, waarbij alle mogelijkheden op dit moment nog open liggen.
3.2.
De moeder refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter. De situatie rondom [minderjarige] is in een zodanige negatieve spiraal terecht gekomen dat de moeder de thuisplaatsing van [minderjarige] op dit moment niet mogelijk acht. [minderjarige] gedraagt zich agressief, onvoorspelbaar en respectloos en er is sprake van drugsgebruik. De moeder en de stiefvader hebben op een goede wijze meegewerkt aan de MST om te thuisplaatsing van [minderjarige] mogelijk te maken. De GI heeft de moeder en de stiefvader in dit kader nadrukkelijk geadviseerd dat zij regels moesten stellen en deze moesten handhaven. De moeder heeft deze aanwijzing opgevolgd, waarbij zij eveneens de regel hebben bepaald dat [minderjarige] ’s nachts zijn telefoon moet inleveren. Nadat [minderjarige] weigerde deze regels op te volgen, was de GI opeens de mening toegedaan dat de moeder en de stiefvader niet koste wat kost aan deze regels moeten vasthouden. De moeder en de stiefvader zijn het daarmee niet eens. Er kan pas weer worden gesproken over de mogelijkheden van een thuisplaatsing als [minderjarige] bereid is zich aan de opgestelde regels te houden.
3.3.
Uit de door vader gestuurde brief van 25 mei 2023 blijkt dat de vader instemt met de verzoeken. Hij heeft op basis van de overgelegde rapportages nog forse zorgen ten aanzien van [minderjarige] . De ontwikkeling van [minderjarige] is fors verstoord. Zo is sprake van wietgebruik en tegenvallende prestaties op school. Er zijn daarnaast nog zorgen over de thuissituatie van [minderjarige] , nu de moeder en de stiefvader moeilijk leerbaar zijn en de geboden handvatten bij hen niet beklijven. De vader begrijpt verder dat de nodige problemen in het gezin worden afgeschoven op [minderjarige] , zonder dat de moeder en de stiefvader oog hebben voor hun eigen aandeel daarin. De vader is van mening dat [minderjarige] gezien zijn leeftijd – met uitzondering van zijn eigen aandeel daarin – niet verantwoordelijk is voor de gang van zaken binnen het gezin. De vader vecht daarnaast al jaren voor contact met [minderjarige] en staat daarvoor onverminderd open. Hij acht het zeer zorgelijk dat de moeder niet wenst dat dit contact plaatsvindt en dat [minderjarige] vervolgens uit loyaliteit naar de moeder toe het contact afhoudt. De vader acht de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk, zodat zicht kan blijven op de ontwikkeling van [minderjarige] en hem de nodige steun kan worden geboden waar nodig. Hij acht de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens noodzakelijk, aangezien nog niet veel is veranderd met betrekking tot de gezinsdynamiek.

4.De mening van [minderjarige]

vertelt dat hij nog altijd in de groep Axxent van Xonar verblijft. Het was eigenlijk de bedoeling dat hij weer thuis zou gaan wonen, maar vlak voor de thuisplaatsing heeft [minderjarige] eerlijk laten weten dat hij zich niet aan de opgelegde regels kon houden. Zo was hij het er met name niet mee eens dat hij zijn telefoon ’s avonds moest inleveren van de moeder en de stiefvader. [minderjarige] heeft door de ruzie die daarop met de moeder en de stiefvader is ontstaan op dit moment geen contact meer met hen. Hij vertelt dat de moeder en de stiefvader niks voor hem over hebben en alles van hem hebben afgenomen, maar hij kan dit laatste desgevraagd niet specificeren. [minderjarige] geeft verder aan nog altijd problemen te hebben. Zo kan hij snel boos worden en kan hij niet altijd even goed opschieten met zijn zusje [naam zusje] . De thuissituatie van de moeder en de stiefvader is daarom op dit moment niet de juiste plek voor hem. De inzet van de MST heeft daarbij niet geholpen, aangezien [minderjarige] nog altijd geen contact heeft met de moeder en de stiefvader. [minderjarige] heeft verder al jarenlang geen contact met de vader. Hij gelooft niet dat de vader betrokken bij hem is of nog iets om hem geeft. [minderjarige] zou graag op de groep willen blijven wonen. Hij voelt zich prettig op de groep en krijgt hier goede begeleiding van de groepsleiding die dag en nacht aanwezig is. [minderjarige] gebruikt tot op heden regelmatig hasj. De ouders zijn daarvan op de hoogte en de gezinsvoogden keuren dat goed. [minderjarige] is niet van plan daarmee te stoppen, aangezien hij hasj gebruikt om zijn stress te onderdrukken en rust in zijn hoofd te krijgen. De moeder en de stiefvader zijn van mening dat het slecht gaat op school, maar [minderjarige] vindt zelf dat het redelijk goed gaat, zeker gezien de omstandigheden. [minderjarige] benadrukt ten slotte meermaals dat hij het erg vervelend vindt dat het hem ontbreekt aan geld voor bijvoorbeeld kleding of de kapper, aangezien zowel de moeder als de vader geen financiële bijdrage voor hem leveren en de GI daarin verder niks regelt.

5.De beoordeling

5.1.
De verlenging van de ondertoezichtstelling
5.1.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 1:255 BW kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling telkens verlengen indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouder(s), door hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Voorts dient de verwachting gerechtvaardigd te zijn dat de gezaghebbende ouders of ouder binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
5.1.2.
Uit de ingediende stukken en de verklaringen ter zitting is gebleken dat aan de gronden voor de verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. Onweersproken is gesteld dat [minderjarige] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, met name in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. [minderjarige] kampt al geruime tijd met gedragsproblemen, waaronder verbaal agressief en onvoorspelbaar gedrag. Er is daarnaast veelvuldig sprake van hasjgebruik, waarbij [minderjarige] zelf aangeeft dat hij dit nodig heeft om rust te kunnen ervaren. De oorzaak van de voornoemde problemen van [minderjarige] lijkt hoofdzakelijk gelegen in het systeem waarbinnen hij opgroeit. Zo is op de eerste plaats sprake van een aanhoudende strijd tussen de ouders, als gevolg waarvan [minderjarige] kampt met loyaliteitsproblemen en ruim twee jaar geen contact meer heeft met de vader. Op de tweede plaats deelt de kinderrechter de zorgen van de GI over de pedagogische mogelijkheden van de hoofdopvoeders van [minderjarige] , te weten de moeder en de stiefvader, om op een passende manier tegemoet te komen aan de specifieke opvoedings- en ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige] . De moeder en de stiefvader tonen daarbij weinig inzicht in hun eigen aandeel in de bestaande problematiek en zijn sterk geneigd de oorzaak daarvoor bij [minderjarige] te leggen. Inmiddels is de relatie tussen [minderjarige] en zijn hoofdopvoeders zodanig verstoord dat het contact tussen hen geheel is verbroken. Dit maakt dat [minderjarige] zich afgewezen voelt door alle voor hem belangrijke volwassenen. Hoewel de afgelopen periode veel hulpverlening is ingezet, waaronder intensieve inzet vanuit MST, is het vooralsnog niet gelukt de ontstane situatie te doorbreken. Het kader van de ondertoezichtstelling is daarom nog noodzakelijk om de continuering van het hulpverleningsproces te kunnen waarborgen en om de banden van [minderjarige] met zowel de moeder en de stiefvader als met de vader te kunnen herstellen.
5.1.3.
Vooralsnog is de verwachting gerechtvaardigd dat de ouders binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn weer in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen.
5.1.4.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat is voldaan aan het wettelijk criterium en zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar, aangezien deze termijn, gelet op de hiervoor genoemde ontwikkelingsbedreigingen van [minderjarige] , nodig wordt geacht.
5.2.
De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
5.2.1.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige.
5.2.2.
Uit de ingediende stukken en de verklaringen ter zitting volgt dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De afgelopen maanden is getracht met behulp van MST toe te werken naar de thuisplaatsing van [minderjarige] . De inzet van de MST was daarbij gericht op het gedrag van [minderjarige] , de pedagogische vaardigheden van de moeder en de stiefvader (in relatie tot de persoon en behoeften van [minderjarige] ) en de onderlinge interactie in het gezin. Hoewel in eerste instantie positieve stappen waren gezet, is het traject tot thuisplaatsing gestagneerd naar aanleiding van een verschil in opvattingen tussen [minderjarige] enerzijds en de moeder en de stiefvader anderzijds over het telefoongebruik van [minderjarige] gedurende de nacht. Dit heeft uiteindelijk een zodanig conflict veroorzaakt dat zowel [minderjarige] als de moeder en de stiefvader te kennen hebben gegeven dat zij niet langer wensen dat [minderjarige] weer thuis komt wonen. De situatie is daarbij inmiddels zodanig verhard dat de thuisplaatsing van [minderjarige] op dit moment niet haalbaar is. De kinderrechter steunt de GI in haar visie dat de komende maanden vooralsnog blijft te worden ingezet op de thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder en de stiefvader. Om dit mogelijk te maken, is van groot belang dat de komende maanden opnieuw hulpverlening wordt ingezet met als doel [minderjarige] en de moeder en de stiefvader nader tot elkaar te brengen. Daarbij dient zowel aandacht te zijn voor het gedrag van [minderjarige] als voor een passende bejegening vanuit de moeder en de stiefvader jegens [minderjarige] . Het is in dit verband belangrijk dat de moeder en de stiefvader inzicht tonen in hun eigen aandeel in de ontstane situatie en zij ruimte maken om bepaalde voorwaarden in overleg met de GI en de betrokken hulpverlening los te laten om het contactherstel mogelijk te maken en te voorkomen dat [minderjarige] een verdergaande verlieservaring zal opdoen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , met ingang van 16 juni 2023 voor de duur van een jaar, aldus tot 16 juni 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 16 juni 2023 voor de duur van een jaar, aldus tot
16 juni 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2023, in aanwezigheid van mr. S.H.J.M. Jacobs als griffier, en nadien op schrift gesteld op 12 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.