ECLI:NL:RBLIM:2023:3543

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
ROE 22/548
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, een voormalig productiemedewerker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV heeft deze per 22 maart 2022 beëindigd, omdat eiser op 21 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep aangetekend.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de medische situatie van eiser op de relevante datum. Het UWV baseerde zijn beslissing op rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, die de medische belastbaarheid van eiser hebben vastgesteld. Eiser stelde dat niet al zijn klachten in de beoordeling waren meegenomen, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling overtuigend was.

De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan de vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 25,03% te twijfelen. Eiser had geen medische onderbouwing voor zijn standpunt dat zijn klachten niet volledig waren meegenomen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV rechtmatig was. Eiser kreeg geen proceskosten vergoed, aangezien hij in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/548

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: E.H.J.A. Olthof).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
Nedflex Uitzendbureau B.V., gevestigd in De Goorn, derde partij (hierna: werkgever).

Inleiding

Het UWV heeft met het besluit van 24 juni 2021 (het primaire besluit) aan eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Werkgever is tegen dit besluit in bezwaar gegaan.
Met de beslissing op bezwaar heeft het UWV de WIA-uitkering van eiser per 22 maart 2022 beëindigd omdat hij per 21 juni 2021 minder dan 35%, namelijk 25,03%, arbeidsongeschikt is.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 7 februari 2022.
De werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat de werkgever geen kennis mag nemen van de medische stukken. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als productiemedewerker bij werkgever voor 35,13 uur per week. Op 24 juni 2019 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 21 juni 2021 minder dan 35%, namelijk 25,03%, arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 22 maart 2022 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 10 december 2021. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 december 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 5 januari 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV omdat volgens hem niet alle klachten zijn meegenomen in de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een uitkering omdat hij minder dan 35%, namelijk 25,03%, arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 21 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 21 juni 2021 minder dan 35%, namelijk 25,03%, arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier. Hij heeft eiser ook gezien en onderzocht op het spreekuur van 5 november 2021. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 21 juni 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft naar aanleiding van het bezwaar van werkgever de FML aangepast. De in de FML gestelde beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren zijn komen te vervallen. Daarnaast zijn een aantal fysieke beperkingen komen te vervallen of aangepast.
11. Volgens eiser zijn niet al zijn klachten meegenomen in de beoordeling. Hij stelt niet welke klachten niet zijn meegenomen. Bovendien onderbouwt hij zijn standpunt niet met medische informatie. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
12. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 21 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van eiser per 22 maart 2022 te beëindigen, omdat hij op 21 juni 2021 minder dan 35%, namelijk 25,03%, arbeidsongeschikt is.
16. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 juni 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 14 juni 2023.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.