ECLI:NL:RBLIM:2023:3532

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
03.045053.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen voorbereiding levensgevaarlijke mensensmokkel met rubbervesten en boot

Op 9 juni 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de voorbereiding van levensgevaarlijke mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1999 en gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. E. Gorsselink. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 26 mei 2023, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte ervan op 13 februari 2023 samen met een medeverdachte een rubberboot, zwemvesten, een buitenboordmotor en jerrycans te hebben vervoerd, met de wetenschap dat deze goederen bestemd waren voor mensensmokkel naar Groot-Brittannië. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat de goederen voor mensensmokkel gebruikt zouden worden. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het maken van een beroep of gewoonte van mensensmokkel en het handelen uit winstbejag. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.045053.23
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E. Gorsselink, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 mei 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] met het parketnummer 03.03.045047.23.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
samen met een ander of anderen zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van mensensmokkel door opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden te hebben, waarbij levensgevaar was te duchten en waarvan zij een beroep dan wel een gewoonte hebben gemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft op 13 februari 2023 samen met medeverdachte [medeverdachte] mensensmokkel voorbereid door (onder meer) een rubberen boot, meerdere zwemvesten, een buitenboord motor, gevulde jerrycans en twee handpompen richting Frankrijk te vervoeren. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte wist dat de spullen die hij vervoerde bestemd waren om mensen te smokkelen naar Groot-Brittannië. Dit volgt uit het onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] waarin hij twee locaties in Frankrijk met de verdachte deelt, de appberichten en het feit dat de verdachte geen aannemelijke verklaring voor de belastende omstandigheden heeft gegeven. Het is een feit van algemene bekendheid dat migranten op bootjes via Het Kanaal naar Groot-Brittannië worden vervoerd vanuit Frankrijk. Dat daardoor levensgevaar voor die personen te duchten is blijkt uit de processen-verbaal van bevindingen die zich in het dossier bevinden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet is gebleken dat de verdachte heeft gehandeld uit winstbejag. Ook biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te komen van het maken van een beroep of gewoonte van de mensensmokkel. Daarvan dient hij dan ook te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Uit de feiten en omstandigheden volgt namelijk niet dat de verdachte weet had van de bestemming van de goederen die hij vervoerde. Hij vervoerde de goederen immers in een auto die niets verhulde, er zijn facturen meegegeven aan hem waar uit zou volgen dat het legale goederen waren, hij verklaart onmiddellijk bij de politie dat hij in de veronderstelling was dat hij niets illegaals vervoerde en uit de onderzochte berichten op zijn telefoon blijkt niet dat hij wist dat de goederen gebruikt zouden worden voor mensensmokkel. Ook is er geen sprake van het vereiste levensgevaar omdat daarvoor onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn, nu het concrete levensgevaar niet voldoende is onderzocht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
[naam 1] en [naam 2]relateren – zakelijk weergegeven – het volgende: [2]
Op maandag 13 februari 2023 bevonden wij ons op de autosnelweg A67 in de gemeente Venlo. Wij zagen een zwarte personenauto, van het merk Volkswagen, type Passat, voorzien van de Duitse kentekenplaten [kenteken] , vanuit Duitsland rijden over de Rijksweg A67 in de gemeente Venlo. Ik, [naam 1] , heb aan de bestuurder van deze personenauto een teken tot volgen gegeven. Ik zag dat de bestuurder mijn aanwijzing begreep en mij volgde tot de locatie van staande houding, gelegen aan de A67 te Venlo. De bestuurder, [medeverdachte] , en de bijrijder, [verdachte] , van voornoemd voertuig zijn staande gehouden. Ik, [naam 1] , zag op de achterbank en in de kofferbak een rubberboot verpakt in een kartonnen doos, luchtpompen en reddingsvesten.
[naam 3]relateert – zakelijk weergegeven – het volgende: [3]
Ik werd verzocht om forensisch onderzoek te doen. Het ging om een personenwagen, Volkswagen Passat, met kenteken [kenteken] (
de rechtbank begrijpt dat dit een typefout is en verstaat [kenteken] ). Ik zag dat de volgende goederen in het voertuig aanwezig waren:
- 1 x opblaasbare boot.
- 1x buitenboordmotor in doos met daarin een brandstoftank (leeg).
- 2 x handpomp.
- 1 x Jerrycan 10 liter met inhoud.
- 4 x Jerrycan 10 liter met inhoud.
- 10 x losse zwemvesten.
- 2 x plastic zak met daarin 10x zwemvesten.
[naam 4]relateert – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik heb onderzoek verricht naar de mobiele telefoon inbeslaggenomen bij [medeverdachte] . De gebruiker van de telefoon is [medeverdachte] . [4] Ik heb het bij ons bekende telefoonnummer van Kazikhel, [nummer 1] , opgezocht in de veiliggestelde contacten, van deze telefoon. Er een conversatie te zien is tussen [nummer 2] @s.whatsapp.net, in gebruik bij de verdachte [medeverdachte] , en het telefoonnummer [nummer 1] @s.whatsapp.net, in gebruik bij Kazikhel. In dit gesprek op 13 februari 2023 stuurt [medeverdachte] 2 locaties van Lille en Mons (in Frankrijk). [5]
Verdachteverklaart – zakelijk weergegeven – het volgende: [6]
Op 13 februari 2023 werden wij opgebeld. Het telefoontje kwam op de telefoon van mijn neef, [medeverdachte] (
de rechtbank begrijpt dat dit een typefout is en verstaat [medeverdachte] )[medeverdachte] . Het was een nummer zonder naam, wij wisten niet wie we aan de lijn hadden. Zij hebben gezegd dat wij iets moesten gaan transporteren. Er werd gezegd dat wij een auto moesten gaan huren. Wij moesten 50 liter benzine tanken in een container. Daarna moesten wij naar een andere locatie rijden. Bij het tankstation hebben wij een foto gemaakt van de auto die wij gehuurd hadden. Deze hebben wij naar hem toegestuurd zodat hij wist hoe de auto eruit zag. Later kwam een persoon naar het tankstation toe en stapte bij ons in de auto. Ik kende deze persoon niet. Toen reden we door naar de volgende locatie en die persoon heeft daar de spullen ingeladen. Toen hebben wij telefonisch een locatie gekregen waar wij de spullen naartoe moesten brengen, van een ander nummer en een ander persoon dan de persoon die de auto heeft ingeladen. Het waren twee telefoontjes, twee verschillende nummers en personen. Ik wist dat ik een boot en vesten om te zwemmen ging vervoeren.
Medeverdachte [medeverdachte]verklaart – zakelijk weergegeven – het volgende: [7]
In de auto, waarin ik zat met mijn neef [verdachte] , lagen zwemvesten welke je in een boot aantrekt en een rubberboot. Ik weet niet wie de man is die ons deze spullen gegeven heeft.
Bewijsoverweging
Bestemming goederen
Algemeen bekend is dat de laatste jaren op grote schaal illegale migratie plaatsvindt vanuit Frankrijk naar Groot-Brittannië door met bootjes Het Kanaal, de drukst bevaren zeeroute ter wereld, over te steken. Bekend zijn ook de beelden van tientallen mensen die met zwemvesten aan het water proberen over te steken in een (overvolle) rubberboot met buitenboordmotor. De gebruikte rubberboten zijn veelal niet geschikt om Het Kanaal over te steken. Die rubberboten worden bovendien veelal beladen met meer mensen dan waarvoor zij geschikt zijn. Door deze overbelading worden de vaareigenschappen van de rubberboot negatief beïnvloed. Zo gaat de vaarsnelheid omlaag, kan de boot onvoorspelbaar bewegen en neemt het ontworpen vrijboord (de afstand tussen water en de hoogte van de boot) af waardoor het gevaar om overspoeld te worden door golven toeneemt. Deze rubberboten zijn in feite nauwelijks zeewaardig en begeven zich desalniettemin op volle zee. Op Het Kanaal kunnen de bootjes nauwelijks worden opgemerkt door (ander) vaarverkeer. De oversteek wordt ondernomen door mensen die niet op een legale manier Europa of Groot-Brittannië binnen kunnen komen en dus bereid zijn grote risico’s te nemen en hiervoor fors betalen. Het is algemeen bekend dat daarbij mensen omkomen, omdat het zeer gevaarlijk is om op die manier Het Kanaal over te steken, door de sterke stroming, het drukke scheepvaartverkeer, de watertemperatuur en onvoldoende vaar- en zwemvaardigheden van de opvarenden. Het is derhalve een feit van algemene bekendheid dat door op deze wijze migranten te vervoeren levensgevaar voor die personen te duchten is, ongeacht of de zwemvesten al dan niet van goede kwaliteit zijn en ongeacht of het zomer of winter is ten tijde van die oversteek.
De migranten wagen de overtocht omdat zij niet op een legale manier Groot-Brittannië in kunnen reizen. Iemand die behulpzaam is bij de oversteek die moet leiden tot de illegale toegang tot Groot-Brittannië en weet dat die reis wederrechtelijk is, maakt zich schuldig aan mensensmokkel. Wanneer vervolgens de reis aantoonbaar levensgevaarlijk is, is er sprake van een delict waarop meer dan 8 jaar gevangenisstraf staat. Dat betekent dat wanneer iemand opzettelijk vervoersmiddelen voorhanden heeft die bestemd zijn voor deze levensgevaarlijke vorm van mensensmokkel, hij voorbereidingshandelingen pleegt die strafbaar zijn gesteld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat naar uiterlijke verschijningsvormen - gelet op de combinatie van de aangetroffen goederen, te weten de hoeveelheid aan zwemvesten, een rubberboot, een buitenboordmotor, gevulde jerrycans en handpompen -, een duidelijke bestemming van de voorwerpen kan worden afgeleid: mensensmokkel, meer in het bijzonder, gelet ook op de doorgestuurde locaties in Frankrijk (Lille en Mons), mensensmokkel over Het Kanaal. De gezamenlijkheid van voorwerpen is kenmerkend voor de hiervoor beschreven vorm van levensgevaarlijke mensensmokkel.
Wetenschap
Vervolgens is van belang of de verdachte opzet had op de criminele bestemming van de goederen. Voorwaardelijk opzet is hiertoe voldoende. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte heeft deze wetenschap ontkend. De rechtbank stelt in dit verband in de eerste plaats vast dat het voertuig waarin de verdachte werd aangetroffen vol zat met goederen die in samenhang bezien veelvuldig bij mensensmokkel gebruikt worden. Uit de bewijsmiddelen volgt bovendien dat de verdachte er van op de hoogte was dat hij en zijn medeverdachte [medeverdachte] rubberboten en zwemvesten aan het vervoeren waren, dat ze eerst – voorafgaand aan het inladen van de auto – 50 liter benzine moesten tanken in een vijftal jerrycans en dat de opdracht om de auto te huren en deze goederen te vervoeren telefonisch werd gegeven door aan de verdachte onbekende personen. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] moesten vervolgens een foto van het gehuurde voertuig maken en opsturen, waarna een ander persoon de goederen in de auto geladen heeft. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] kregen daarna door (wederom) een ander persoon de locatie waar de spullen naartoe gebracht moesten worden. Aan de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is onbekend gebleven wie deze personen waren. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem vervoerde goederen onder deze feiten en omstandigheden, in samenhang met de door de verdachte doorgestuurde locaties in Mons en Lille, bestemd waren tot het begaan van mensensmokkel in de zin van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte in samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] en andere personen op 13 februari 2023 opzettelijk voorwerpen, stoffen en vervoersmiddelen, waarvan hij wist dat ze bestemd waren voor het faciliteren van een illegale en levensgevaarlijke overtocht naar Groot-Brittannië, heeft ingevoerd, doorgevoerd en voorhanden heeft gehad vanuit Duitsland en Nederland richting Frankrijk.
Uit de bewijsmiddelen vloeit onvoldoende voort dat de verdachte hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt of dat de verdachte heeft gehandeld uit winstbejag. De verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 13 februari 2023 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf om een of meer perso(o)n(en)
- behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Groot-Brittannië
of hen daartoe middelen te verschaffen, terwijl verdachte en zijn mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang wederrechtelijk was hetgeen een misdrijf is als strafbaar gesteld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht,
terwijl daarvan levensgevaar voor (een) ander(en) te duchten was, opzettelijk voorwerpen en stoffen en vervoersmiddelen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft ingevoerd en doorgevoerd en voorhanden heeft gehad, te weten
- 30, reddings-/zwemvesten en
- een (rubberen) boot en
- een (buitenboord)motor en
- vijf jerrycans (elk 10 liter met inhoud)
- twee handpompen en
- een mobiele telefoon
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van het voorbereiden van mensensmokkel, terwijl van het feit levensgevaar voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, in geval van een veroordeling, een lagere straf dan geëist passend is gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gelet op de opgelegde straffen in vergelijkbare zaken. De raadsman verzoekt op te leggen een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel conform het voorarrest en een groot deel voorwaardelijk of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen voorbereiden van mensensmokkel door onder meer een rubberboot, 30 zwemvesten, een buitenboordmotor, vijf gevulde jerrycans en handpompen in te voeren, door te voeren en voorhanden te hebben. Dit betreft een zeer ernstig feit. Reeds eerder is aan de orde gekomen waarom deze vorm van mensensmokkel levensgevaarlijk is. Mensensmokkel doorkruist tevens het overheidsbeleid aangaande bestrijding van wederrechtelijk verblijf in - en wederrechtelijke doorreis door - Europese landen en draagt daarmee bij aan het in stand houden van een illegaal circuit dat allerhande maatschappelijke ongewenste effecten met zich brengt. Ook het voorbereiden van mensensmokkel ondermijnt dit beleid. Bovendien leidt het gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen en tot levensgevaarlijke situaties waarbij mensen ook daadwerkelijk overlijden. De verdachte heeft hierin een rol gespeeld en dat neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk.
Dat er alleen sprake is van een strafbare voorbereiding van mensensmokkel, wil niet zonder meer zeggen dat het om een minder ernstig strafbaar feit gaat dan wanneer er feitelijk mensensmokkel zou hebben plaatsgevonden, ook al is het op te leggen strafmaximum gehalveerd. De ernst van het bewezenverklaarde brengt mee dat in beginsel het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
De rechtbank heeft echter ook kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting toegelicht door de verdachte, de jeugdige leeftijd van de verdachte en het strafblad van de verdachte van 1 mei 2023. Hieruit volgt dat de verdachte nog niet eerder (in Nederland) is veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist en de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. Nu de rechtbank aansluiting heeft gezocht bij de straffen in vergelijkbare zaken, ziet zij aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 46, 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat de straf het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.M.A. van Atteveld, voorzitter, mr. L. Bastiaans en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.L.L. Ruijters, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 09 juni 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 februari 2023 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf om een of meer perso(o)n(en)
- behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door en/of
- uit winstbejag behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Groot-Brittannië en/of een lidstaat van de Europese Unie, Ijsland, Noorwegen, in elk geval in een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of hen/hem/haar (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk hetgeen een misdrijf is als strafbaar gesteld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht,
terwijl verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) daarvan een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt en/of terwijl daarvan levensgevaar voor (een)ander(en) te duchten was opzettelijk voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers en/of ruimten en/of vervoersmiddelen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad, te weten
- 30, althans één of meer reddings/zwemvest(en) en/of
- een (rubberen) boot en/of
- een (buitenboord)motor en/of
- vijf (althans een of meer) jerrycans (elk 10 liter met inhoud)
- twee handpompen en/of
- een of meer mobiele telefoon(s);

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Koninklijke Marechaussee, onderzoek 27GARNANT27FCC230003, proces-verbaalnummer 20230301.7740, gesloten d.d. 27 maart 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 235.
2.Proces-verbaal van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] d.d. 13 februari 2023, pg. 21-22.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek van verbalisant [naam 3] d.d. 14 februari 2023, pg. 119-120.
4.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 4] d.d. 23 februari 2023, pg. 136-137.
5.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 4] d.d. 17 maart 2023, pg. 142 en 148-149.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 februari 2023, pg. 92, 94 – 97, 99 – 101.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 21 februari 2023, pg. 60.