ECLI:NL:RBLIM:2023:3523

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
C/03/317756 / KG ZA 23-176
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoire beslagen in kort geding tussen HSPRO Holding B.V. en Eck Management B.V.

In deze zaak heeft HSPRO Holding B.V. een kort geding aangespannen tegen Eck Management B.V. met als doel de opheffing van conservatoire beslagen die door Eck Management zijn gelegd. De vordering van HSPRO Holding is afgewezen door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 13 juni 2023. HSPRO Holding stelt dat de beslagen onterecht zijn gelegd en dat de vordering van Eck Management summierlijk ondeugdelijk is. Eck Management heeft echter een vordering op HSPRO Holding uit hoofde van achterstallige managementvergoeding, die zij stelt te hebben voor de jaren 2018, 2020 en 2021. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat HSPRO Holding niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vordering van Eck Management ondeugdelijk is en dat het beslag disproportioneel of onnodig is. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van Eck Management om zekerheid te behouden voor de voldoening van haar vordering zwaarder weegt dan het belang van HSPRO Holding bij opheffing van het beslag. HSPRO Holding is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.755,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/317756 / KG ZA 23-176
Vonnis in kort geding van 13 juni 2023 in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HSPRO HOLDING B.V,,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
advocaat mr. S.J.W.M. Vonken,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECK MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Wilbertoord, gemeente Land van Cuijk,
gedaagde,
advocaat mr. R. van der Jagt.
Partijen zullen hierna HSPRO Holding en Eck Management genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 18,
  • de door HSPRO Holding ingediende beslagstukken (producties 1 tot en met 9),
  • de conclusie van antwoord van Eck Management met producties 1 tot en met 25,
  • de mondelinge behandeling op 1 juni 2023,
  • de spreekaantekeningen van Eck Management.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
HSPRO Holding is bij akte van 14 juli 2015 opgericht door Intertec Holding B.V. (hierna: Intertec) en Kima Beheer B.V. (hierna: Kima). Bij deze oprichting namen Intertec en Kima ieder 50% van de aandelen in HSPRO Holding en werden zij samen met Eck Management aangesteld als bestuurder van HSPRO Holding. Kort na de oprichting verkreeg Eck Management via een aandelenuitgifte 20% van het totale aandelenkapitaal van HSPRO Holding, welk belang Eck Management tot op heden houdt. HSPRO Holding houdt 100% van de aandelen in de Nederlandse besloten vennootschappen HSPRO Hengelo B.V., HSPRO Maastricht B.V. en HSPRO Uden B.V. alsmede in de inmiddels in staat van faillissement verklaarde Duitse vennootschap HSPRO GmbH.
2.2.
Eck Management verrichtte bestuurswerkzaamheden op grond van een op
2 juni 2016 overeengekomen managementovereenkomst met HSPRO Holding (hierna: de managementovereenkomst). In de managementovereenkomst is in ‘Artikel 2: Managementvergoeding’ onder meer opgenomen:
1. Eck Management BV ontvangt voor de verrichte managementactiviteiten van HSPRO Holding BV ook voor zover dit werkzaamheden ten behoeve van haar dochtermaatschappijen en/of ten behoeve van ondernemingen van deze dochtermaatschappijen betreft, van deze vennootschap een managementvergoeding van thans € 250.000,- (zegge: tweehonderdvijftigduizend euro) per jaar exclusief BTW. Deze vergoeding strekt tot dekking van alle kosten van Eck Management BV wegens of in verband met de verrichte managementactiviteiten van HSPRO Holding BV of met haar gelieerde vennootschappen. Met ingang van 1 januari 2017 en vervolgens telkens een jaar later kan de jaarlijkse managementvergoeding voor het dan aanvangende kalenderjaar door de aandeelhouders opnieuw worden vastgesteld.
[…]
In ‘Artikel 11: Slotbepaling’ van de managementovereenkomst is onder meer opgenomen:
[…]
2. afwijkingen en aanvullingen op deze overeenkomst zijn slechts geldig en juridisch bindend indien deze schriftelijk zijn overeengekomen.
2.3.
Per 3 december 2021 heeft Eck Management haar werkzaamheden op grond van de overeenkomst neergelegd en is zij afgetreden als bestuurder van HSPRO Holding.
2.4.
In een aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank gericht verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag onder derden (ex artikel 718 Rv) en op aandelen (ex artikel 714 Rv) van 5 april 2023 heeft Eck Management kort gezegd gesteld dat zij een vordering heeft op HSPRO Holding uit hoofde van achterstallige managementvergoeding voor de jaren 2018, 2020 en 2021 van € 309.258,31 exclusief BTW (en € 374.202,55 inclusief BTW). Op grond van het vervolgens door de voorzieningenrechter op 6 april 2023 verleende verlof voor de verzochte beslagen, is op 14 april 2023 conservatoir beslag gelegd op alle aandelen die op naam staan van of worden gehouden door HSPRO Holding in HSPRO Hengelo B.V., HSPRO Uden B.V. en HSPRO Maastricht B.V. en is conservatoir beslag gelegd op kort gezegd alle vorderingen, gelden en geldswaarden die HSPRO Holding heeft op HSPRO Hengelo B.V., HSPRO Uden B.V. en HSPRO Maastricht B.V.
2.5.
Ter zake van de vordering waarvoor beslag is gelegd, heeft Eck Management HSPRO Holding op 26 april 2023 gedagvaard voor deze rechtbank.

3.Het geschil

3.1.
HSPRO Holding vordert bij vonnis, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het in opdracht van Eck Management gelegde conservatoir beslag ten laste van HSPRO Holding onder ABN Amro Bank N.V., HSPRO Hengelo B.V., HSPRO Uden B.V., HSPRO Maastricht B.V., alsmede het conservatoir beslag gelegd op alle aandelen gehouden in HSPRO Hengelo B.V., HSPRO Uden B.V. en HSPRO Maastricht B.V. op te heffen;
Eck Management te verbieden nieuwe beslagen te leggen totdat in de bodemzaak is beslist;
aan de opheffing van de beslagen een dwangsom te verbinden van € 5.000,- voor iedere dag dat Eck Management na het in dezen te wijzen vonnis nalaat om de beslagen op te heffen;
Eck Management te veroordelen in – kort gezegd – de kosten van het geding.
3.2.
Eck Management voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Voor een kortgedingprocedure is vereist dat de eisende partij een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in deze zaak de spoedeisendheid voortvloeit uit de aard van de vorderingen.
Toetsnorm in kort geding
4.2.
Op grond van artikel 705 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de voorzieningenrechter die verlof tot het beslag heeft gegeven, rechtdoende in kort geding het beslag op vordering van elke belanghebbende opheffen. Conform het tweede lid van dit artikel wordt de opheffing onder meer uitgesproken bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
Formele redenen voor opheffing?
4.3.
HSPRO Holding voert twee formele redenen aan voor opheffing van de beslagen. Zij stelt allereerst dat de voorzieningenrechter zich naar aanleiding van het verzoekschrift leggen conservatoir beslag onbevoegd had moeten verklaren, omdat Eck Management conform de managementovereenkomst tot mediation (artikel 1 lid 5), bindend advies (artikel 1 lid 6), dan wel arbitrage (artikel 1 lid 7) had moeten overgaan ter beslechting van het geschil tussen partijen. Verder betoogt zij dat het beslag vervallen is, omdat de hoofdzaak niet tijdig is ingediend. De dagvaarding van 26 april 2023 kan namelijk niet als eis in de hoofdzaak dienen, maar alleen één van de drie voornoemde vormen van geschilbeslechting.
4.4.
De voorzieningenrechter verwerpt het standpunt van HSPRO Holding dat de voorzieningenrechter niet bevoegd was om te oordelen over het verzoekschrift leggen conservatoir beslag. De voorzieningenrechter is daartoe wettelijk bevoegd, ook als partijen in geval van een geschil mediation, bindend advies of arbitrage zijn overeengekomen.
4.5.
Dat het beslag vervallen is, omdat als hoofdzaak gekozen is voor een dagvaardingsprocedure bij de civiele rechter, is op voorhand niet aannemelijk. Uit de leden 5, 6 en 7 van artikel 1 van de managementovereenkomst blijkt niet duidelijk in welke gevallen mediation, bindend advies of arbitrage aan de orde is, terwijl in artikel 9 van deze overeenkomst kort gezegd is bepaald dat geschillen, voortvloeiende uit deze overeenkomst, aan de gewone rechter kunnen worden voorgelegd.
Is summierlijk van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht gebleken?
4.6.
Het ligt in de eerste plaats op de weg van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het beslag onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet gebeuren los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. Daarbij is van belang dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.7.
HSPRO Holding heeft aangevoerd dat de hoogte van de managementfee van Eck Management van € 250.000,- per jaar samenhing met de koop door Eck Management van een deel van de door Kima en Intertec gehouden aandelen in HSPRO Holding, in die zin dat Eck Management over voldoende liquide middelen moest beschikken om deze koop te financieren. Gelet hierop bestond de managementfee voor een deel uit vooruitgeschoven dividend. Aangezien de financiële positie van HSPRO Holding verslechterde, is vervolgens in onderling overleg tussen de aandeelhouders/bestuurders afgesproken om de managementfee van Eck Management met ingang van 2018 te wijzigen naar € 150.000,- per jaar, welke fee in 2020 en 2021 is geïndexeerd naar € 156.000,-. Tijdens de mondelinge behandeling heeft HSPRO Holding nader toegelicht dat deze aanpassingen nooit zijn afgedwongen via meerderheidsbesluiten, maar goedgekeurd zijn door alle aandeelhouders/bestuurders. Volgens HSPRO Holding is de vordering die Eck Management op haar pretendeert te hebben niet toewijsbaar, vanwege deze afspraken maar ook omdat er sprake is van rechtsverwerking. Eck Management heeft immers pas voor het eerst op
3 februari 2023, ruim een jaar nadat haar managementactiviteiten gestopt waren, aanspraak gemaakt op achterstallige managementfee.
4.8.
Eck Management voert aan dat zij op grond van de managementovereenkomst recht heeft op een managementfee van € 250.000,- per jaar exclusief BTW. Volgens artikel 2 van die overeenkomst (zie rov. 2.2) kan de jaarlijkse managementvergoeding voor het eerstvolgende kalenderjaar door de aandeelhouders opnieuw worden vastgesteld. Eck Management heeft gemotiveerd betwist dat de managementfee telkens elk jaar in onderling overleg is aangepast. Zo heeft zij gewezen op het feit dat afwijkingen in de managementovereenkomst conform artikel 11 lid 2 (zie rov. 2.2) altijd schriftelijk moeten gebeuren. Dat is hier niet gebeurd. Alleen over het jaar 2019 zijn partijen een afwijkende ‘bonusregeling’ overeengekomen en deze is schriftelijk vastgelegd. Volgens Eck Management is in de andere jaren (2018, 2020 en 2021) wel gesproken over verlaging van de managementfee, maar is dat niet overeengekomen, omdat zij er niet mee ingestemd heeft. Zij heeft steeds haar ongenoegen geuit en haar aanspraken op de managementfee nooit prijsgegeven. De conceptstukken waarnaar HSPRO Holding verwijst ter onderbouwing van haar stellingen zijn niet ondertekend door alle aandeelhouders, zodat daar volgens Eck Management geen bewijskracht aan kan worden ontleend.
4.9.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door Eck Management is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit kort geding niet in voldoende mate aannemelijk geworden dat met instemming van alle aandeelhouders voor de jaren 2018, 2020 en 2021 afwijkende afspraken over de managementfee gemaakt zijn of dat sprake is van rechtsverwerking. Een kortgedingprocedure is niet geschikt voor bewijslevering door het horen van getuigen. Dit maakt dat op grond van de ingenomen standpunten en ingediende stukken niet op voorhand kan worden gezegd dat de vordering van Eck Management op HSPRO Holding ter zake achterstallige managementfee summierlijk ondeugdelijk is.
Is het beslag disproportioneel of onnodig?
4.10.
HSPRO Holding heeft niet aannemelijk gemaakt dat het beslag disproportioneel of onnodig is. In dit verband heeft Eck Management er terecht op gewezen dat de verwijzing van HSPRO Holding naar de managementvergoeding van de huidige bestuurders niet relevant is voor de vraag of het door Eck Management gelegde beslag, vanwege door haar gestelde aanspraken op HSPRO Holding, disproportioneel is. Dat het beslag voor HSPRO Holding (of haar werkmaatschappijen) financieel lastig en “onnodig drukkend” is, en beslag op de aandelen voldoende zekerheid zou moeten bieden voor de pretense vordering van Eck Management, is daarnaast gemotiveerd door Eck Management weersproken en vervolgens niet deugdelijk door HSPRO Holding onderbouwd, zodat ook deze stellingen van HSPRO Holding in dit kort geding niet aannemelijk zijn geworden.
Belangenafweging
4.11.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat, bij afweging van de wederzijdse belangen van partijen, de belangenafweging in het voordeel van Eck Management dient uit te vallen. Het belang van Eck Management om zekerheid te behouden voor de voldoening van haar gepretendeerde vordering middels het gelegde beslag weegt zwaarder dan het belang van HSPRO Holding bij opheffing van het beslag.
Conclusie
4.12.
De vorderingen van HSPRO Holding dienen te worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.
HSPRO Holding zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eck Management worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.079,00
Totaal € 1.755,00
De gevorderde wettelijke rente over dit totaalbedrag is toewijsbaar vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis, zoals in het dictum is bepaald.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt HSPRO Holding in de proceskosten, aan de zijde van Eck Management tot op heden begroot op € 1.755,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: JPW