Uitspraak
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiser sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met productie 1
- de brief van 8 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die een bedrijfsruimte verhuurd hebben aan gedaagde, en gedaagde, die in gebreke is gebleven met de huurbetalingen. De huurovereenkomst, die op 1 januari 2021 inging voor een periode van vijf jaar, is met wederzijds goedvinden beëindigd. Eisers vorderen betaling van een huurachterstand van € 28.655,78, opgebouwd uit een hoofdsom, incassokosten en handelsrente. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat de huurovereenkomst eerder is geëindigd dan door eisers gesteld.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst op 10 mei 2022 is geëindigd, en dat gedaagde een huurachterstand heeft laten ontstaan. De kantonrechter heeft de vordering van eisers tot betaling van de hoofdsom van € 20.734,13 toegewezen, na correctie van de gevorderde bedragen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen over het verschuldigde bedrag en gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De vordering van eisers tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.