ECLI:NL:RBLIM:2023:3512

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
C/03/295387 / HA ZA 21-414
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een woning na echtscheiding en de gevolgen voor hypothecaire verplichtingen en pensioenverevening

In deze zaak vorderde de eiseres, na een echtscheiding, de verdeling van een woning die tot de huwelijksgoederengemeenschap behoorde. De partijen, eiseres en gedaagde, waren op 1 mei 1991 getrouwd en de echtscheiding werd uitgesproken op 11 september 2006. De rechtbank Rotterdam had eerder bepaald dat de woning aan eiseres zou worden toebedeeld, maar de verkoop was niet gerealiseerd. Eiseres heeft sindsdien in de woning gewoond en alle lasten gedragen. Gedaagde vorderde in reconventie de verkoop van de woning en de beëindiging van een spaarpolis. De rechtbank oordeelde dat de woning aan eiseres werd toebedeeld tegen een waarde van € 125.000,00, met de verplichting om de hypothecaire schuld te dragen en gedaagde uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. Eiseres moest gedaagde de helft van de overwaarde betalen, zijnde € 18.461,00. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld om mee te werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de spaarpolis en de verevening van het pensioen bij APNA. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/295387 / HA ZA 21-414
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
advocaat: mr. M.M. Bäumler,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
advocaat: mr. N.J. Glen-Boedhram.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 7 producties,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met 4 producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie met 2 producties,
- de brief van 13 oktober 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- een B16-formulier zijdens [eiseres] van 18 november 2022 met 3 producties,
- een B16-formulier zijdens [gedaagde] van 30 november 2021 met een kopie van productie 2 en producties 5 tot en met 7,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 december 2022,
- de akte uitlaten van [eiseres] van 22 februari 2023 met 7 producties,
- de akte uitlaten van [gedaagde] van 29 maart 2023 met 3 producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op 1 mei 1991 getrouwd in algehele gemeenschap van goederen.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 11 september 2006 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en is bepaald dat partijen dienen over te gaan tot verdeling van de ontbonden gemeenschap, met benoeming van een notaris en onzijdige personen. Deze beschikking is op 13 december 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Onderdeel van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap is de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats 1] , gemeente Heerlen (hierna te noemen: de woning). Aan de woning is een aflossingsvrije hypothecaire geldlening van ABN AMRO verbonden met een omvang van € 88.078,74 (hierna te noemen: hypothecaire geldlening).
2.4.
In 2006 en 2007 is de woning door twee taxateurs getaxeerd op een waarde van
€ 105.000,00.
2.5.
Bij vonnis van 23 mei 2012 heeft de rechtbank Rotterdam beslist dat de woning aan [eiseres] wordt toebedeeld voor een bedrag van € 105.000,00, onder verrekening van de helft van de overwaarde met [gedaagde] . Ook heeft de rechtbank Rotterdam beslist dat [eiseres] de hypothecaire geldlening voor haar rekening dient te nemen en als eigen schuld dient te voldoen en dat [gedaagde] zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat het opgebouwde ouderdomspensioen bij, onder meer, APNA, moet worden verevend conform de wet.
2.6.
[eiseres] is in hoger beroep gekomen van het vonnis van 23 mei 2012. In het arrest van gerechtshof Den Haag van 15 april 2014 is bepaald dat de woning moet worden verkocht en de opbrengst na aftrek van de hypothecaire geldlening en kosten van verkoop en notaris tussen partijen gelijk moet worden verdeeld of een restschuld door beide partijen ieder voor de helft moet worden gedragen. De aan de hypothecaire geldlening gekoppelde spaarpolis bij ABN AMRO met polisnummer [polisnummer 1] is aan [eiseres] toebedeeld onder de verplichting tot verrekening van de helft van de waarde ervan met [gedaagde] .
2.7.
De woning is daarna niet verkocht en [eiseres] is in de woning blijven wonen.
2.8.
Het saldo van de spaarpolis bij ABN AMRO met polisnummer [polisnummer 1] is inmiddels verrekend tussen partijen.
2.9.
Bij brief van 28 september 2020 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] verzocht zijn medewerking te verlenen aan de verdeling van de woning op de wijze zoals door rechtbank Rotterdam bij vonnis van 23 mei 2012 is bepaald. Tevens is [gedaagde] verzocht om mee te werken aan de pensioenverevening bij APNA en aan de wijziging van de tenaamstelling van een spaarpolis bij Reaal met polisnummer [polisnummer 2] .
2.10.
Bij e-mail van 30 september 2020 heeft [gedaagde] als volgt gereageerd op dit verzoek:
“G.M. mevr
Ik heb u brief ontvangen,
Dit wil ik u zeggen : ik ben die mevr niks schuldig.
Alles is en was geregeld.
Zij is mij nog de helft van de overwaarde schuldig.
Bel apna en je kan hun vragen hoe het zit met wat zij beweer.
Dus als zij mij mijn € 20.000 van de overwaarde geef is het huis van haar.
En als zij denkt gelijk te hebben dan Zien wij elkaar voor de rechter Bij dezen heb ik ook mijn advocate op de hoogte gesteld Mr. Glen Boedhram Gr [gedaagde] .”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, (opnieuw rechtdoende) en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats 1] , toebedeelt aan [eiseres] onder de verplichting om de hypotheekschuld bij ABN AMRO met nummer [hypotheeknummer] geheel als eigen schuld te dragen en ervoor te zorgen dat [gedaagde] wordt uitslagen uit zijn hoofdelijke verplichtingen terzake;
II. te bepalen dat [eiseres] uit hoofde van de toebedeling van de woning zoals gevorderd onder I. aan [gedaagde] een bedrag dient te voldoen van € 8.461,00, subsidiair een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
III. [gedaagde] te veroordelen om binnen drie maanden na betekening van een toewijzend vonnis mee te werken aan de toebedeling en de levering van de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats 1] aan [eiseres] met bepaling dat – voor zover [gedaagde] daarmee in gebreke blijft – dit vonnis dezelfde kracht heeft als de voor die toebedeling en levering benodigde medewerking van [gedaagde] aan het passeren van de akte;
IV. [gedaagde] te veroordelen om binnen drie maanden na betekening van een toewijzend vonnis mee te werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de polis bij Reaal met nummer [polisnummer 2] door deze op naam van [eiseres] te laten stellen en daartoe alle benodigde formulieren in te vullen en te ondertekenen, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft;
V. [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van een toewijzend vonnis een bedrag aan [eiseres] te voldoen van NAFL 538,50 uit hoofde van de verevening van het pensioen van [gedaagde] bij APNA, althans om [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van een toewijzend vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan de verdeling c.q. verevening van het pensioen bij APNA onder verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag dat hij hiermee in gebreke blijft.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
I. [eiseres] veroordeelt om mee te werken aan de verkoop van de woning aan de [adres] , te [woonplaats 1] onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [eiseres] hiermee in gebreke blijft met een maximum van
€ 20.000,00 - met bepaling dat de netto-opbrengst aan partijen ieder voor de helft zal toekomen;
II. [eiseres] te veroordelen om mee te werken aan beëindiging van de polis bij Reaal met polisnummer [polisnummer 2] en de waarde ten tijde van de feitelijke verdeling bij helfte te verdelen;
subsidiair:
III. aan [gedaagde] vervangende toestemming verleent om
- de woning aan de [adres] te [woonplaats 1] ter verkoop aan te bieden, althans hem toestemming verleent die handelingen te verrichten die nodig zijn om een zo spoedig mogelijke verkoop, alsmede levering en overdracht van de woning te bewerkstelligen, waarbij de vervangende toestemming in de plaats treedt van de toestemming of medewerking van [eiseres] , alsmede dat de uitspraak van uw rechtbank in de plaats van de akte tot levering of een deel daarvan zal treden ex. art. 3:300 BW;
- de polis bij Reaal met polisnummer [polisnummer 2] te beëindigen en de waarde ten tijde van de feitelijke verdeling bij helfte te verdelen;
zowel primair als subsidiair:
IV. met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
3.5.
[eiseres] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
De rechtbank zal de vorderingen in conventie en de vorderingen in reconventie gezamenlijk behandelen, omdat beide vorderingen zien op de verdeling van dezelfde zaken.
Woning
4.2.
[eiseres] heeft gesteld dat partijen al tijdens de echtscheiding hebben afgesproken dat [eiseres] de woning zou overnemen onder uitkering van de helft van de overwaarde aan [gedaagde] . Partijen zijn daarbij uitgegaan van een waarde van de woning van € 105.000,00 zoals in 2006/ 2007 door twee taxateurs is bepaald. De rechtbank heeft deze onderlinge afspraak overgenomen in haar vonnis van mei 2012. In april 2014, toen het hof arrest wees, bleek het voor [eiseres] niet mogelijk om de financiering voor de woning rond te krijgen. Inmiddels zijn de omstandigheden echter gewijzigd en is het voor haar wel mogelijk om [gedaagde] uit te kopen. [eiseres] draagt sinds 2005 alle lasten van de woning. Daarom is het redelijk dat zij de woning krijgt toebedeeld tegen een waarde van € 105.000,00. [gedaagde] heeft jarenlang niets gedaan of geprobeerd om tot een verdeling van de woning te komen. Daarom is het in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid als [gedaagde] zou meeprofiteren van een waardestijging van de woning. In het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat de woning tegen de marktwaarde van dit moment zou moeten worden verdeeld, stelt [eiseres] zich op het standpunt dat [gedaagde] met terugwerkende kracht de helft van de eigenaarslasten moet voldoen.
4.3.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat het arrest van 15 april 2014 gezag van gewijsde heeft tussen partijen en alsnog ten uitvoer moet worden gelegd. Dit houdt in dat de woning alsnog wordt verkocht. Volgens [gedaagde] heeft hij in 2017 stappen ondernomen om de woning te verkopen, maar heeft [eiseres] hieraan niet meegewerkt. Alle tijd dat [eiseres] in de woning is blijven wonen, is [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk gebleven voor de verplichtingen uit de hypothecaire geldlening. Onder die omstandigheden kan [eiseres] ruim tien jaar later niet vasthouden aan een afspraak die ooit in het kader van de verdeling is gemaakt, onder andere omstandigheden en vóór het arrest van het gerechtshof. Voor zover de rechtbank van oordeel zou zijn dat [gedaagde] alsnog de helft van de eigenaarslasten moet voldoen, stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat rekening moet worden gehouden met een aan hem toekomende gebruiksvergoeding ten laste van [eiseres] .
4.4.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er geen rechtsmiddelen meer open staan tegen het arrest van gerechtshof Den Haag van 15 april 2014. De rechtbank stelt verder vast dat de huwelijksgoederengemeenschap van partijen is ontbonden. Echter, ondanks hetgeen is beslist door gerechtshof Den Haag, is de woning feitelijk nog niet verdeeld tussen partijen. Ten aanzien van de woning bestaat er daardoor nog steeds een (eenvoudige) gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW. Hierdoor worden de rechtsbetrekkingen tussen [eiseres] en [gedaagde] ten aanzien van de woning, als mede-eigenaren, beheerst door de redelijkheid en billijkheid.
4.5.
De rechtbank overweegt dat beide partijen het erover eens zijn dat [eiseres] in
mei 2012 in staat was om de woning volledig op haar naam te nemen, voor het onderling afgesproken bedrag, en dat zij, in verband daarmee, ook in staat was om de aan de woning verbonden hypotheekschuld volledig voor haar rekening te nemen, met ontslag van [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake. Partijen zijn het er verder over eens dat [eiseres] hiertoe in april 2014 niet (meer) in staat was. Voor zover het de woning en de hypothecaire geldlening betreft, heeft het hof daarom terecht de beslissing van de rechtbank vernietigd en de verkoop aan een derde bevolen. [eiseres] kan zich daardoor thans niet (langer) beroepen op het genoemde vonnis uit mei 2012 en evenmin op de achterliggende onderlinge afspraken (die kennelijk al dateren uit 2006/2007).
Anderzijds staat vast dat beide partijen sedert april 2014 stil hebben gezeten waar het de verkoop van de woning aan een derde betreft. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] hiertoe op enig moment aanstalten heeft gemaakt, maar ook [gedaagde] heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting door [eiseres] , onvoldoende onderbouwd dat hij in 2017 heeft geprobeerd ( [eiseres] te bewegen) de woning te verkopen. Daar komt bij dat [gedaagde] onvoldoende heeft betwist dat [eiseres] thans (weer) in staat is om de woning volledig op haar naam te nemen en om de bestaande hypotheekschuld als eigen schuld te voldoen, onder ontslag van [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [gedaagde] onverkort vasthoudt aan de verkoop van de woning aan een derde.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank, opnieuw rechtdoende, de wijze van verdeling van de woning vaststellen. In dat verband moet ook de waarde van de woning worden bepaald. Ten aanzien van de waarde van de woning overweegt de rechtbank dat bij de verdeling van een goed dat tot een gemeenschap behoort, in beginsel wordt uitgegaan van de waarde ten tijde van de verdeling, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hiervan moet worden afgeweken. Uit hetgeen de rechtbank heeft overwogen in rov. 4.5. volgt dat voor de waarde van de woning, conform de hoofdregel, moet worden aangesloten bij de huidige (markt)waarde.
4.7.
In het kader van de voortgang van de procedure hebben partijen die waarde laten bepalen. [gedaagde] heeft hiertoe drie namen van taxateurs aangedragen bij [eiseres] . [eiseres] heeft uit deze drie namen een keuze gemaakt en de waarde van de woning door deze taxateur laten taxeren. Uit productie 1 bij de recente akte uitlaten zijdens [eiseres] volgt dat de door [eiseres] ingeschakelde taxateur [naam taxateur 1] van [naam bv] te Heerlen (hierna: [naam bv] ) de woning heeft getaxeerd op een marktwaarde van
€ 125.000,00.
4.8.
[gedaagde] heeft de taxatie aangevochten en heeft zich, onder verwijzing naar de bevindingen van de heer [naam taxateur 2] van [naam bedrijf] te [vestigingsplaats] (hierna: [naam taxateur 2] ), op het standpunt gesteld dat de marktwaarde van de woning moet worden gesteld op een hoger bedrag.
4.9.
De rechtbank verwerpt het bezwaar van [gedaagde] tegen de taxatie door [naam bv] en zal de waarde van de woning ten tijde van de verdeling overeenkomstig deze taxatie vaststellen op € 125.000,00. In dit verband overweegt de rechtbank dat [naam bv] één van de taxateurs is die door [gedaagde] is aangedragen en dat [naam bv] een volledige en, zoals volgt uit het rapport, deugdelijk onderbouwde taxatie heeft verricht. Daarentegen is onduidelijk gebleven wat de kwalificaties zijn van [naam taxateur 2] en hoe hij tot de door hem genoemde bedragen is gekomen. Uit zijn brief van 25 februari 2023, waar [gedaagde] zich op beroept, volgt niet dat hij de woning van binnen en van buiten heeft gezien en dat sprake is van een (bevoegde) taxatie; [naam taxateur 2] spreekt in hoofdzaak verwachtingen ten aanzien van verkoopopbrengsten uit.
4.10.
Ten aanzien van de feitelijke verdeling overweegt de rechtbank dat [eiseres] al vele jaren in de woning woont. Zij heeft gesteld dat het voor haar, mede gelet op haar inkomen, moeilijk zou zijn om andere woonruimte te vinden als de woning moet worden verkocht aan een derde. Het is daarom in haar belang dat zij in de woning kan blijven woning. [gedaagde] heeft alleen gesteld dat hij wil hebben waar hij recht op heeft, namelijk de helft van de huidige overwaarde. Hij betwijfelt dat [eiseres] hem voor die waarde kan uitkopen.
In dit verband overweegt de rechtbank dat [eiseres] onweersproken heeft gesteld dat zij de uitkoop van [gedaagde] kan financieren als de waarde van de woning € 125.000,00 bedraagt.
4.11.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de volledige woning aan [eiseres] toedelen, uitgaande van een waarde van € 125.000,00, en tegen vergoeding aan [gedaagde] van de helft van de overwaarde, zijnde een bedrag van (afgerond) € 18.461,00. De rechtbank gaat er daarbij van uit, conform de onweersproken stellingen van [eiseres] , dat [gedaagde] zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldlening. De rechtbank zal verder bepalen, voor zover [gedaagde] niet bereid is mee te werken aan de levering van zijn aandeel in de woning aan [eiseres] , dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als de voor de levering benodigde medewerking van [gedaagde] aan het passeren van de akte.
4.12.
Voor het geval de rechtbank de woning tegen de huidige waarde zal toedelen aan [eiseres] heeft zij aanspraak gemaakt op betaling door [gedaagde] , met terugwerkende kracht, van de helft van de eigenaarslasten van de woning. [eiseres] heeft ter zake echter geen vordering ingesteld. De rechtbank overweegt verder dat partijen om hen moverende redenen vele jaren stil hebben gezeten en de onverdeelde status van de woning hebben geaccepteerd zoals die was. Onder die omstandigheden verzet de redelijkheid en billijkheid zich tegen de aanspraak van [eiseres] . Aan de vraag of [eiseres] een gebruiksvergoeding moet voldoen aan [gedaagde] komt de rechtbank niet toe.
Polis bij Reaal
4.13.
Zoals ook blijkt uit het proces verbaal van de mondelinge behandeling handhaaft [gedaagde] zijn vorderingen in reconventie die zien op de polis bij Reaal met nummer [polisnummer 2] niet langer. Hij heeft toegezegd mee te werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de polis bij Reaal met nummer [polisnummer 2] door deze op naam van [eiseres] te stellen als [eiseres] de benodigde documenten aanlevert.
4.14.
Aangezien [gedaagde] heeft verklaard mee te zullen werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de polis bij Reaal met nummer [polisnummer 2] , zal de rechtbank de door [eiseres] gevorderde dwangsom afwijzen. Voor het overige is haar desbetreffende vordering, als zijnde niet (langer) weersproken, toewijsbaar.
4.15.
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Pensioenverevening
4.16.
Ten aanzien van de vordering van [eiseres] tot het verevenen van het pensioen bij APNA heeft [gedaagde] zich bereid verklaard mee te werken en de benodigde informatie aan te leveren.
4.17.
Aangezien [gedaagde] heeft verklaard mee te zullen werken aan de verevening van het pensioen bij APNA, zal de rechtbank de gevorderde dwangsom afwijzen. Voor het overige is de desbetreffende vordering van [eiseres] , als zijnde niet weersproken, toewijsbaar.
4.18.
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Proceskosten
4.19.
Gelet op de (voormalige) relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
deelt de woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats 1] , toe aan [eiseres] , uitgaande van een waarde van € 125.000,00, onder gehoudenheid van [eiseres] om de bestaande hypothecaire geldschuld bij ABN AMRO met nummer [hypotheeknummer] als eigen schuld te dragen en [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake deze schuld te doen ontslaan;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan de notariële levering van zijn aandeel in de woning aan [eiseres] ;
5.3.
bepaalt – voor zover nodig – dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als de voor die toedeling en levering benodigde medewerking van [gedaagde] aan het passeren van de leveringsakte;
5.4.
veroordeelt [eiseres] tot betaling aan [gedaagde] van de helft van de overwaarde van de woning, zijnde een bedrag van € 18.461,00;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis mee te werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de polis bij Reaal met nummer [polisnummer 2] door deze op naam van [eiseres] te stellen en daartoe alle benodigde formulieren in te vullen en te ondertekenen;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn volledige medewerking te verleden aan de verevening van het pensioen bij APNA ten behoeve van [eiseres] ;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.9.
compenseert de kosten van de procedure in conventie tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af;
5.11.
compenseert de kosten van de procedure in reconventie tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. Minkenberg en in het openbaar uitgesproken door mr. W.J.J. Beurskens op 7 juni 2023.