3.1.In het StAB-advies is onder andere de planologische situatie geschetst die geldt voor teeltondersteunende voorzieningen binnen de betrokken gemeenten. Daaruit is af te leiden dat veelal de desbetreffende bestemmingsplannen in de weg staan of mogelijk in de weg staan aan het overnetten van de percelen van de telers.
4. Ter zitting heeft verweerder zijn besluit van 2 juni 2023 overgelegd waarbij (via de FBE) aan [naam 14] , [naam 17] en [naam 15] alsnog de gevraagde ontheffingen zijn verleend voor het opzettelijk doden van in het wild levende spreeuwen, het doden van spreeuwen met een hagelgeweer 1 uur vóór zonsopgang en 1 uur na zonsondergang, het opzettelijk vangen van in het wild levende spreeuwen, het vangen of doden van in het wild levende spreeuwen met vangkooien, en het zich buiten gebouwen bevinden met middelen of materialen ter onmiddellijke vervaardiging van die middelen, voor het vangen of doden van spreeuwen (vangkooien). Aan die ontheffingen zijn voorschriften en beperkingen (tot maximaal 725 te doden spreeuwen; de 1%-norm) verbonden om te voorkomen dat de staat van instandhouding verslechtert. De verleende ontheffingen gelden tot en met 31 december 2026. Dit besluit is genomen op grond van het standpunt van verweerder dat de drie genoemde telers alsnog hebben aangetoond dat het overnetten van hun percelen vanwege planologische belemmeringen niet wordt aangemerkt als andere bevredigende oplossing om te voorkomen dat spreeuwen schade aanrichten aan de blauwe bessenoogst.
5. Met het besluit van 2 juni 2023 hebben verzoekers [naam 14] , [naam 1] en [naam 2] en [naam 17] en [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 10] gekregen wat zij met het indienen van dit verzoek om voorlopige voorziening kunnen bereiken. Dat betekent dat er aanleiding is ten aanzien van hen de ordemaatregel die op 26 april 2023 is getroffen op te heffen.
6. Het gewijzigde standpunt van verweerder, dat overnetten geen andere bevredigende oplossing tegen bessenvraat door spreeuwen kan zijn vanwege de geldende planologische regels, het feit dat uit het StAB-advies ook voor de andere telers in de geldende planologie (vergelijkbare) belemmeringen zijn gelegen om overnetten als andere bevredigende oplossing aan te merken en het feit dat overnetten voor de andere drie telers in ieder geval op dit moment en voor dit oogstseizoen geen realistische oplossing is, brengen de voorzieningenrechter ertoe om voor de andere drie telers de getroffen ordemaatregel te verlengen. De inhoud van het besluit van 2 juni 2023 is wel aanleiding om de getroffen ordemaatregel te wijzigen in die zin dat ook voor [naam 5] , [naam 16] , en [naam 13] de voorschriften en beperkingen gelden zoals opgenomen in en bij het besluit van 2 juni 2023 voor [naam 14] , [naam 17] en [naam 15] . De voorzieningenrechter ziet verder vanwege de gelijkheid tussen verzoekers aanleiding om deze voorlopige voorziening voor hen eveneens te laten gelden tot
31 december 2026.
7. Op grond van voorgaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat er een gerede kans bestaat dat het bestreden besluit van 6 december 2022 in beroep niet in stand kan blijven. Dat overnetten voor de betrokken telers als een andere bevredigende oplossing moet worden gezien, mist immers - voorlopig oordelend - een voldoende draagkrachtige motivering. Om die reden en gelet op de belangen van verzoekers [naam 4] en [naam 5] , [naam 6] , en [naam 11] , [naam 12] en [naam 13] voor het lopende oogstseizoen, bestaat er geen aanleiding om de bij wijze van ordemaatregel getroffen voorlopige voorziening op te heffen en blijft het bestreden besluit dus geschorst. Deze schorsing geldt ook voor het primaire besluit en voor zover dat bij de ordemaatregel niet expliciet is uitgesproken, wordt dus ook het primaire besluit geschorst.
Griffierecht en proceskosten
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek gedeeltelijk toewijst (respectievelijk het verzoek in het kader van de ordemaatregel heeft toegewezen en die toewijzing gedeeltelijk handhaaft en wijzigt), bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2023.
De voorzieningenrechter is verhinderd dit proces-verbaal mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: