ECLI:NL:RBLIM:2023:3455

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 919
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing voor het vangen en doden van spreeuwen door Faunabeheereenheid

Op 5 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van ontheffingen aan de Faunabeheereenheid (FBE) voor het vangen en doden van spreeuwen. De FBE had ontheffingen aangevraagd om spreeuwen te vangen en te doden, maar deze aanvragen werden door het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg afgewezen. De voorzieningenrechter had eerder, op 26 april 2023, een ordemaatregel getroffen die de ontheffingen tijdelijk toestond, maar deze was afhankelijk van een rapport van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB). Tijdens de zitting op 5 juni 2023 werd duidelijk dat de FBE en de betrokken telers onvoldoende hadden aangetoond dat overnetten van de percelen geen haalbare oplossing was om schade door spreeuwen te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft de ordemaatregel opgeheven voor drie telers waarvoor ontheffingen waren verleend, maar de maatregel verlengd voor de overige telers, omdat overnetten voor hen niet realistisch was. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een gerede kans was dat het bestreden besluit in beroep niet in stand zou blijven, en heeft verweerder opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 23/919

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

5 juni 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] en [naam 2] en [naam 17] , te [woonplaats 1] ,

[naam 4] en [naam 5], te [woonplaats 2] ,
[naam 6], te [woonplaats 2] ,
[naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 10],
te [woonplaats 1] ,
[naam 11] , [naam 12] en [naam 13], te [woonplaats 3] ,
[naam 14], te [woonplaats 4] ,
verzoekers
(gemachtigde: mr. J.H.D. Elings),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg, verweerder

(gemachtigde: [Naam gemachtigde 1] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam belanghebbende],
uit [woonplaats 4] .

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van de [naam belanghebbende] (hierna: FBE), om ontheffingen te verlenen van het verbod om spreeuwen te vangen en te verplaatsen en het verbod om spreeuwen te doden, afgewezen.
Bij besluit van 6 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 26 april 2023 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de gevraagde ontheffingen geacht worden te zijn verleend vanaf 1 juni 2023 (aanvang oogstseizoen) tot zes weken na de uitspraak van de voorzieningenrechter en onder de voorschriften zoals opgenomen in de besluiten van 12 maart 2021, met dien verstande dat gebruik wordt gemaakt van gefokte lokvogels.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) heeft desgevraagd op 24 mei 2023 gerapporteerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2023.
Van verzoekers zijn [naam 1] . en [naam 2] , [naam 6] en [naam 4] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [namen gemachtigde] . FBE is verschenen bij [Naam gemachtigde 2] .
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- heft ten aanzien van verzoekers [naam 14] , [naam 1] en [naam 2] en
[naam 17]. en [naam 7] ,
[naam 8] , [naam 9] en
[naam 10]de getroffen ordemaatregel op;
- verlengt ten aanzien van verzoekers [naam 4] en
[naam 5],
[naam 6] , en [naam 11] , [naam 12] en
[naam 13]de ordemaatregel van 26 april 2023 met dien verstande dat ook voor hen de gevraagde ontheffingen conform het besluit van verweerder van 2 juni 2023 gelden onder dezelfde voorschriften en beperkingen tot en met 31 december 2026;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.674,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De op 26 april 2023 getroffen ordemaatregel is niet terug te voeren op een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De voorzieningenrechter zal daarom ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht moeten beoordelen of de reeds getroffen ordemaatregel dient te worden opgeheven of gewijzigd, aan de hand van een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde ontheffingen voor - kort gezegd - de inzet van vangkooien met ondersteunend afschot geweigerd, omdat niet voldoende is onderbouwd dat er geen andere bevredigende oplossingen voorhanden zijn (met name overnetten van de betreffende percelen) om te voorkomen dat spreeuwen schade aanrichten aan de bessenoogst. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt dat overnetten een andere bevredigende oplossing is, gehandhaafd, omdat onvoldoende is toegelicht dat overnetten geen bevredigende oplossing is.
3.1.
In het StAB-advies is onder andere de planologische situatie geschetst die geldt voor teeltondersteunende voorzieningen binnen de betrokken gemeenten. Daaruit is af te leiden dat veelal de desbetreffende bestemmingsplannen in de weg staan of mogelijk in de weg staan aan het overnetten van de percelen van de telers.
4. Ter zitting heeft verweerder zijn besluit van 2 juni 2023 overgelegd waarbij (via de FBE) aan [naam 14] , [naam 17] en [naam 15] alsnog de gevraagde ontheffingen zijn verleend voor het opzettelijk doden van in het wild levende spreeuwen, het doden van spreeuwen met een hagelgeweer 1 uur vóór zonsopgang en 1 uur na zonsondergang, het opzettelijk vangen van in het wild levende spreeuwen, het vangen of doden van in het wild levende spreeuwen met vangkooien, en het zich buiten gebouwen bevinden met middelen of materialen ter onmiddellijke vervaardiging van die middelen, voor het vangen of doden van spreeuwen (vangkooien). Aan die ontheffingen zijn voorschriften en beperkingen (tot maximaal 725 te doden spreeuwen; de 1%-norm) verbonden om te voorkomen dat de staat van instandhouding verslechtert. De verleende ontheffingen gelden tot en met 31 december 2026. Dit besluit is genomen op grond van het standpunt van verweerder dat de drie genoemde telers alsnog hebben aangetoond dat het overnetten van hun percelen vanwege planologische belemmeringen niet wordt aangemerkt als andere bevredigende oplossing om te voorkomen dat spreeuwen schade aanrichten aan de blauwe bessenoogst.
5. Met het besluit van 2 juni 2023 hebben verzoekers [naam 14] , [naam 1] en [naam 2] en [naam 17] en [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 10] gekregen wat zij met het indienen van dit verzoek om voorlopige voorziening kunnen bereiken. Dat betekent dat er aanleiding is ten aanzien van hen de ordemaatregel die op 26 april 2023 is getroffen op te heffen.
6. Het gewijzigde standpunt van verweerder, dat overnetten geen andere bevredigende oplossing tegen bessenvraat door spreeuwen kan zijn vanwege de geldende planologische regels, het feit dat uit het StAB-advies ook voor de andere telers in de geldende planologie (vergelijkbare) belemmeringen zijn gelegen om overnetten als andere bevredigende oplossing aan te merken en het feit dat overnetten voor de andere drie telers in ieder geval op dit moment en voor dit oogstseizoen geen realistische oplossing is, brengen de voorzieningenrechter ertoe om voor de andere drie telers de getroffen ordemaatregel te verlengen. De inhoud van het besluit van 2 juni 2023 is wel aanleiding om de getroffen ordemaatregel te wijzigen in die zin dat ook voor [naam 5] , [naam 16] , en [naam 13] de voorschriften en beperkingen gelden zoals opgenomen in en bij het besluit van 2 juni 2023 voor [naam 14] , [naam 17] en [naam 15] . De voorzieningenrechter ziet verder vanwege de gelijkheid tussen verzoekers aanleiding om deze voorlopige voorziening voor hen eveneens te laten gelden tot
31 december 2026.
Conclusie
7. Op grond van voorgaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat er een gerede kans bestaat dat het bestreden besluit van 6 december 2022 in beroep niet in stand kan blijven. Dat overnetten voor de betrokken telers als een andere bevredigende oplossing moet worden gezien, mist immers - voorlopig oordelend - een voldoende draagkrachtige motivering. Om die reden en gelet op de belangen van verzoekers [naam 4] en [naam 5] , [naam 6] , en [naam 11] , [naam 12] en [naam 13] voor het lopende oogstseizoen, bestaat er geen aanleiding om de bij wijze van ordemaatregel getroffen voorlopige voorziening op te heffen en blijft het bestreden besluit dus geschorst. Deze schorsing geldt ook voor het primaire besluit en voor zover dat bij de ordemaatregel niet expliciet is uitgesproken, wordt dus ook het primaire besluit geschorst.
Griffierecht en proceskosten
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek gedeeltelijk toewijst (respectievelijk het verzoek in het kader van de ordemaatregel heeft toegewezen en die toewijzing gedeeltelijk handhaaft en wijzigt), bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2023.
griffier
De voorzieningenrechter is verhinderd dit proces-verbaal mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.