ECLI:NL:RBLIM:2023:3435

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
03/293029-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor import van hennep en gewoontewitwassen van drugsgeld

Op 7 juni 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de import van 167 kilogram hennep en gewoontewitwassen van grote hoeveelheden drugsgeld. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door mr. S.T. van Berge Henegouwen. Tijdens de zitting op 24 mei 2023 werd een overeenkomst gesloten tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, vorderde. De verdachte deed geen bewijsverweren en ging akkoord met de procesafspraken.

Het onderzoek, genaamd Galleta, richtte zich op de gebruiker van Sky-accounts die betrokken was bij een crimineel samenwerkingsverband voor het verplaatsen van geld en de handel in verdovende middelen. De verdachte werd geïdentificeerd als gebruiker van deze accounts en er werd bewijs gevonden in de vorm van chatberichten die de handel in hennep en geldtransporten documenteerden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het opzettelijk binnenbrengen van hennep en het witwassen van grote geldbedragen.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de impact van de drugshandel op de samenleving en de noodzaak om de integriteit van de economie te beschermen. De verdachte heeft verklaard dat hij de procesafspraken begrijpt en dat hij niet onder druk is gezet om deze te maken. De rechtbank heeft de straf onmiddellijk ten uitvoer gelegd, gezien de voorlopige hechtenis van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/293029-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] 1976,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd in de [adres PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit (verkort) vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte gesloten overeenkomst ten aanzien van de door hen gemaakte procesafspraken die kort gezegd inhouden dat de officier van justitie zal rekwireren tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. De verdediging zal geen onderzoekswensen indienen en geen bewijs- en strafmaatverweren voeren. De officier van justitie zal een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren vorderen.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 mei 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Het onderzoek Galleta

Op 20 januari 2022 werd aan de Districtsrecherche Zuid-West Limburg, met toestemming van de rechter-commissaris, een proces-verbaal van bevindingen verstrekt afkomstig uit het onderzoek Argus. Dit proces-verbaal had betrekking op een NN-verdachte, waarnaar aanvullend onderzoek moest worden verricht. Dit onderzoek kreeg de naam Galleta.
Het onderzoek richtte zich op de gebruiker van de Sky-accounts met twee Sky-id’s, welke Sky-id’s vermoedelijk gebruikt werden door dezelfde gebruiker. De gebruiker van de Sky-id’s bleek deel uit te maken van een crimineel samenwerkingsverband dat zich richtte op het
verplaatsen van geld door middel van underground banking en de handel in verdovende middelen, vermoedelijk hennep. Na onderzoek kon de verdachte als gebruiker van deze Sky-id’s worden aangemerkt.
In de chatberichten werd onder andere gesproken over de handel in hennep, van in totaal (ruim) 167 kilo. Ook werd er gesproken over geldtransporten.

3.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet samen met een ander of anderen, 167,6 kilo hennep binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
Feiten 2 en 3:al dan niet samen met een ander of anderen, een gewoonte heeft gemaakt van witwassen en/of zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen van geldbedragen;
Feit 4:een geldbedrag heeft witgewassen.

4.De waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 4. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte, aan de hand van (persoonlijke) informatie vermeld in de chatberichten, is geïdentificeerd als de gebruiker van een tweetal Sky-id’s. Uit de inhoud van de chatberichten en de verstuurde foto’s blijkt dat de verdachte een grote hoeveelheid hennep (in totaal 167,6 kilogram) vanuit het buitenland binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (feit 1). Er is sprake van medeplegen. Ook heeft de verdachte, samen met anderen, een gewoonte gemaakt van witwassen, zo blijkt uit de inhoud van de chatberichten en de daarbij verstuurde foto’s (feiten 2 en 3). Op 15 februari 2023 werd in de woning van de verdachte een geldbedrag van € 71.000,- aangetroffen. De verdachte noch diens partner heeft een concrete en verifieerbare verklaring voor de herkomst van het geld gegeven. Er is sprake van medeplegen van witwassen (feit 4).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - overeenkomstig de procesafspraken - geen bewijsverweren gevoerd en zich verder ook niet over het bewijs uitgelaten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat de verdachte de feiten onder 1, 2, 3 en 4 heeft begaan en verklaart bewezen dat de verdachte
1.
in of omstreeks de periode van 21 tot en met 22 januari 2020 in de gemeente Echt-Susteren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 dan wel artikel 1 lid 5 Opiumwet), in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 167,6 kilogram hennep, althans een (grote) hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet juncto artikel 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 februari 2020 tot en met 22 december 2020, te Schiedam en/of te Valkenburg aan de Geul en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en/of zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen, althans eenmaal een voorwerp, te weten een geldbedrag, ingebracht en/of omgezet en/of opdracht gegeven tot uitbetaling en/of uitbetaald, en/of verworven, en/of voorhanden gehad en/of overgedragen (door) meermalen (telkens) (contante) geldbedragen betaalbaar te stellen en/of te ontvangen en/of in contanten over te dragen, door
- op of omstreeks 27 februari 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 264.740,-- , althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 9 december 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 500.000,-- althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 10 december 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 118.600,-- , althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 22 december 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 400.000,-- , althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen, terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) ten aanzien van die/dat geldbedrag(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3.
in of omstreeks de periode van 6 november 2020 tot en met 7 december 2020 te Valkenburg aan de Geul en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, en/of zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen, althans eenmaal, een of meer voorwerpen, te weten:
- een contant geldbedrag, in totaal 82.410,-- euro , op 6 november 2020 en/of
- een contant geldbedrag, in totaal 58.630,-- euro , op 27 november 2020 en/of
- een contant geldbedrag, in totaal (ongeveer) 505.000,-- euro , op 7 december 2020,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
4.
op of omstreeks 15 februari 2023, te Valkenburg aan de Geul, althans in Nederland, een voorwerp (te weten een contant geldbedrag van in totaal (ongeveer) 71.000,-- euro) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van genoemd voorwerp gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het vonnis zal in de gevallen waarin de wet dat vereist, worden aangevuld met een bijlage met daarin de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring.

6.De strafbaarheid van de feiten en de verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
Feiten 2 en 3:
Medeplegen van gewoontewitwassen
Feit 4:
Medeplegen van witwassen
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.Procesafspraken, waaronder het afdoeningsvoorstel

De verdachte is op 15 februari 2023 aangehouden. Per e-mailbericht van 26 april 2023 heeft de officier van justitie aan de rechtbank kenbaar gemaakt dat er op initiatief van de verdediging gesprekken zijn gevoerd tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging om te komen tot procesafspraken.
Op 15 mei 2023 heeft de officier van justitie de rechtbank per mail een door de verdachte, diens raadsman en de officier van justitie getekende overeenkomst doen toekomen, waarin de procesafspraken over de afdoening van de strafzaak zijn vermeld.
In de procesafspraken die het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn overeengekomen, staat vermeld dat het Openbaar Ministerie door het maken van procesafspraken de behandeling van de strafzaak zo efficiënt mogelijk wil maken.
Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn (kort gezegd) overeengekomen dat:
  • het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot bewezenverklaring van alle feiten;
  • de verdachte geen onderzoekswensen zal indienen of deze zal intrekken, voor zover deze al gedaan zijn;
  • de verdachte geen bewijs- of strafmaat verweer zal voeren;
  • de verdachte geen verklaring hoeft af te leggen;
  • de verdachte geen schuld bekent en alleen een spoedige afhandeling van zijn strafzaak beoogt;
  • het Openbaar Ministerie een gevangenisstraf eist van vier jaar waarvan twee voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren ( en dat de officier van justitie geen advies zal geven omtrent tenuitvoerlegging van de straf);
  • de verdachte schriftelijk afstand doet van € 71.000, twee Rolexen, vier gouden munten en een gouden plak;
  • de verdachte en zijn echtgenote afstand doen van de in beslag genomen sieraden;
  • het overige beslag kan worden geretourneerd;
  • het Openbaar Ministerie toe zegt niet te zullen vervolgen voor deelname aan een criminele organisatie;
  • het Openbaar Ministerie toe zegt dat er voor deze zaak geen ontnemingsvordering wordt ingesteld;
  • de verdachte zich niet aan tenuitvoerlegging zal onttrekken;
  • de verdachte geen verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis zal doen.
In de overeenkomst is ook opgenomen dat beide partijen afzien van hoger beroep indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de partijen gemaakte afspraken. De raadsman heeft ter zitting opgemerkt dat, gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad, dit recht behouden blijft. De verdachte weet dat hij hoger beroep kan instellen tegen het vonnis van de rechtbank, met dien verstande dat de procesafspraken dan komen te vervallen.
De rechter kan alleen acht slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten, zoals ook in onderhavig afdoeningsvoorstel aan de orde is.
De verdachte heeft desgevraagd ter zitting van 24 mei 2023, in het bijzijn van zijn raadsman, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij begrijpt wat de consequenties zijn van de procesafspraken in zijn strafzaak. Hij voelt zich niet onder druk gezet om de afspraken te maken. De verdachte heeft verklaard dat hij weet dat de officier van justitie normaal gesproken vier of vijf jaren gevangenisstraf geëist zou hebben. Met het maken van de procesafspraken heeft de verdachte de door hem gewenste duidelijkheid. Hij wil zo snel mogelijk uit detentie komen om een rol te kunnen spelen in het leven van zijn dochter. Dat is de reden om mee te werken aan het maken van procesafspraken.

8.De straf

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - overeenkomstig de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel - gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig de procesafspraken - geen strafmaatverweer gevoerd. De verdachte gaat akkoord met de gevorderde straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft (samen met anderen) zich schuldig gemaakt aan de invoer van een grote hoeveelheid hennep. Het is een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van overlast en criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Daarnaast is het grensoverschrijdende transport van verdovende middelen een groot probleem.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) (gewoonte)witwassen van zeer grote hoeveelheden drugsgeld. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op de overwegingen met betrekking tot de strafmaat uit het afdoeningsvoorstel. De voorgestelde strafmaat, zoals door de officier van justitie ter zitting is gevorderd, staat in een redelijke verhouding tot de ernst van de zaak. Daarbij overweegt de rechtbank dat het voorstel niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling, maar ook een effectieve afdoening van de zaak dient. De verdachte is akkoord gegaan met de gevorderde straf en zal dan ook (naar verwachting) geen hoger beroep instellen. Dit betekent dat de straf, nu de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd.
De rechtbank zal daarom overeenkomstig het voorstel beslissen en aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, opleggen, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.3 is omschreven;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 6 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van drie jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en mr. K.G.J. Noelmans-Verbong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juni 2023.
Buiten staat
Mr. C.G.A. Wouters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 tot en met 22 januari 2020 in de gemeente Echt-Susteren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 dan wel artikel 1 lid 5 Opiumwet), in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 167,6 kilogram hennep, althans een (grote) hoeveelheid, als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet juncto artikel 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 februari 2020 tot en met 22 december 2020, te Schiedam en/of te Valkenburg aan de Geul en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en/of zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen, althans eenmaal een voorwerp, te weten een geldbedrag, ingebracht en/of omgezet en/of opdracht gegeven tot uitbetaling en/of uitbetaald, en/of verworven, en/of voorhanden gehad en/of overgedragen (door) meermalen (telkens) (contante) geldbedragen betaalbaar te stellen en/of te ontvangen en/of in contanten over te dragen, door
- op of omstreeks 27 februari 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 264.740,-- (Proces-verbaal LB3R022025-63, p. 4/5), althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 9 december 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 500.000,-- (Proces-verbaal LB3R022025-71, p. 17) althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 10 december 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 118.600,-- (Proces-verbaal LB3R022025-71, p. 18/19), althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 22 december 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 400.000,-- (Proces-verbaal LB3R022025-71, p. 25), althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen, terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) ten aanzien van die/dat geldbedrag(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3.
hij in of omstreeks de periode van 6 november 2020 tot en met 7 december 2020 te Valkenburg aan de Geul en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, en/of zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen, althans eenmaal, een of meer voorwerpen, te weten:
- een contant geldbedrag, in totaal 82.410,-- euro (Proces-verbaal LB3R022025-71, p. 4), op 6 november 2020 en/of
- een contant geldbedrag, in totaal 58.630,-- euro (Proces-verbaal LB3R022025-71, p. 7), op 27 november 2020 en/of
- een contant geldbedrag, in totaal (ongeveer) 505.000,-- euro (Proces-verbaal LB3R022025-71, p. 8/9), op 7 december 2020,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 15 februari 2023, te Valkenburg aan de Geul, althans in Nederland, een voorwerp (te weten een contant geldbedrag van in totaal (ongeveer) 71.000,-- euro) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van genoemd voorwerp gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.