Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
door het rijgedrag van de verdachteeen reële kans op een ongeval met de Suzuki is ontstaan.
Rechtbank Limburg
Op 30 mei 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 23 april 2021 op de A73 ter hoogte van Venlo. De verdachte, bestuurder van een DAF-vrachtauto met oplegger, werd beschuldigd van het veroorzaken van een ongeval waarbij een andere weggebruiker, de bestuurster van een Suzuki, om het leven kwam. De officier van justitie eiste vrijspraak voor het primaire feit (artikel 6 Wegenverkeerswet 1994) en bewezenverklaring van het subsidiaire feit (artikel 5 Wegenverkeerswet). De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak.
Tijdens de zitting op 16 mei 2023 werd het bewijs besproken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte schuld had aan het ongeval. De rechtbank stelde vast dat de verdachte met een snelheid van 90 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid voor vrachtwagens op die weg 80 kilometer per uur was. Echter, de rechtbank kon niet vaststellen of de Suzuki van het slachtoffer voor het ongeval al op de rijbaan aanwezig was of kort daarvoor was gekomen. Dit gebrek aan bewijs leidde tot de conclusie dat de verdachte niet in staat was om te anticiperen op de Suzuki.
De rechtbank oordeelde dat de enkele snelheidsovertreding van de verdachte niet voldoende was om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Ook voor het subsidiaire feit (artikel 5 WVW) oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van gevaarzettend gedrag, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte een reële kans op een ongeval had veroorzaakt. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van alle beschuldigingen, waarbij de impact van het ongeval op de nabestaanden werd erkend, maar niet leidde tot een strafrechtelijk verwijt aan de verdachte.