Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[eiser sub 2],
1.De procedure
- de rolbeslissing van 19 april 2023
- de aktes uitlating zijdens beide partijen.
2.De beoordeling
3.De beslissing
woensdag 28 juni 2023 om 10.00 uurvoor conclusie van antwoord,
Rechtbank Limburg
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 31 mei 2023 een vonnis uitgesproken in een zaak tussen twee besloten vennootschappen. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de kamer voor andere zaken dan kantonzaken bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De zaak betreft meerdere vorderingen, waarvan ten minste één zijn grondslag vindt in een huurovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onderlinge samenhang bestaat tussen de vorderingen, wat betekent dat deze niet afzonderlijk behandeld kunnen worden. Beide partijen hebben ingestemd met de verwijzing naar de kamer voor kantonzaken, wat de rechtbank heeft bevestigd in haar vonnis.
De rechtbank heeft op basis van artikel 94 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geoordeeld dat de vorderingen door de kantonrechter behandeld en beslist moeten worden. Dit is van belang omdat de aard van de vorderingen en hun onderlinge samenhang een gezamenlijke behandeling vereisen. De rechtbank heeft daarom besloten de zaak in zijn geheel te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht.
In de beslissing heeft de rechtbank ook aangegeven dat partijen in de vervolgprocedure niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen, maar ook persoonlijk of door een gemachtigde kunnen verschijnen. Tevens is vermeld dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat eventueel teveel betaald griffierecht door de griffier zal worden teruggestort. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.M. Etman.