Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
3.[eiser sub 3] ,
[eiseres sub 4],
5.[eiser sub 5] ,
[eiseres sub 6],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding;
- de akte overlegging producties van [eisers] van 23 februari 2022, met producties 1 t/m 71 en het overzicht beslagstukken met 10 producties;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 55;
- de akte overlegging producties, tevens houdende een aanvullend bewijsaanbod, ten
- het B16-formulier van [eisers] van 9 maart 2023 met verzoek om getuigen te mogen horen tijdens de mondelinge behandeling;
- de beslissing van de rechtbank van 14 maart 2023 dat het verzoek van [eisers] wordt afgewezen;
- het B16-formulier van [gedaagden] met bezwaar tegen het verzoek van [eisers] , ontvangen nadat de rechtbank de beslissing van 14 maart 2023 gecommuniceerd heeft aan partijen;
- de akte wijziging van eis van 16 maart 2023;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 maart 2023
- de pleitaantekeningen van [eisers] ;
- de reactie van [eisers] van 6 april 2023 op het proces-verbaal
- de reactie van [gedaagden] van 11 april 2023 op het proces-verbaal.
2.De feiten
Beheer B.V. is [gedaagde sub 1] .
“Doorberekening van meerdere of mindere kosten ten gevolge van wijziging van lonen, sociale lasten en materiaalprijzen is uitgesloten.”De woningen worden met een korte voorbereidingstijd en korte bouwtijd (vanwege de gebruikte prefab onderdelen en houten constructies) gerealiseerd.
[handelsnaam] , en Rijkhuis Bouw een overeenkomst van opdracht gesloten, op basis waarvan [eiser sub 5] voor Rijkhuis Bouw tegen betaling als klantadviseur is opgetreden.
3.Het geschil
en de schadevergoeding aan [eisers sub 1 en 2] begroot op, dan wel schat op € 343.348,93 + PM, dan wel partijen verwijst naar de schadestaatprocedure;
subsidiair:
en de schadevergoeding aan [eisers sub 3 en 4] begroot op, dan wel schat op € 768.214,55 + PM, dan wel partijen verwijst naar schadestaatprocedure;
subsidiair:
en de schadevergoeding aan [eisers sub 5 en 6] begroot, dan wel schat op € 329.773,35 + PM, dan wel partijen verwijst naar de schadestaatprocedure;
subsidiair:
4.De beoordeling
Vooropstelling
6 oktober 1989 (NJ 1990/286), houdt in dat een bestuurder onrechtmatig handelt tegenover een schuldeiser tegenover wie door een vennootschap een verbintenis niet wordt nagekomen, indien de bestuurder ten tijde van sluiten van de verbintenis wist, of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap de verbintenis jegens de betrokken schuldeiser niet zou kunnen nakomen en voor de door die wanprestatie veroorzaakte schade ook geen verhaal zou bieden.
[gedaagde sub 2] moeten worden afgewezen.
[gedaagde sub 2] heeft ontkend dat zij aangemerkt kan worden als feitelijk bestuurder; zij was niet in dienst bij Rijkhuis Bouw, zij is tijdelijk en met een beperkt takenpakket ingesprongen toen de externe boekhouder door ziekte uitviel en zij nam geen inhoudelijke beslissingen, laat staan beslissingen als war zij bestuurder.
ten tijde vanhet sluiten van de aannemingsovereenkomsten wist, dan wel behoorde te weten, dat door de
extreme stijging van de bouwstofkosten, en met name van het benodigde hout, Rijkhuis Bouw haar verplichtingen uit die aannemingsovereenkomsten niet zou kunnen nakomen.
ten tijde vanhet sluiten daarvan wist of had moeten weten dat de prijzen van hout binnen een relevante termijn daarna aanzienlijk zouden stijgen.
per 1 januari 2021, dus van enkele maanden ná het sluiten van de aannemingsovereenkomsten.
eerste kwartaal van 2021de prijzen van bouwmaterialen sterk zijn gestegen, dus ná het sluiten van de aannemingsovereenkomsten. Ook uit deze productie volgt niet dat [gedaagde sub 1] ten tijde van het sluiten van de aannemingsovereenkomsten op de hoogte had kunnen en moeten zijn van sterke prijsstijgingen van bouwmaterialen binnen een relevante termijn ná het sluiten van de aannemingsovereenkomsten.
noodzakelijk om de aanneemsom te kunnen verhogen. In de onderhavige zaak is een verhoging van de aanneemsom in verband met de verhoging van de bouw(stof)kosten echter niet aan de orde geweest, juist omdat deze contractueel was uitgesloten (waardoor Rijkhuis Bouw in financiële problemen is geraakt) en ook niet door Rijkhuis Bouw is gevorderd. Tegenstrijdig aan onderhavig verwijt is het latere verwijt van [eisers] dat Rijkhuisbouw nimmer met (een van) hen in overleg is getreden om te spreken over een verhoging van de bouwkosten. Ook hierbij geldt immers, dat de aanneemsom contractueel niet verhoogd kon worden.
ten tijde vanhet sluiten van de aannemingsovereenkomsten wist, dan wel behoorde te weten. [eisers] hebben ook niet toegelicht welke invloed het ontbreken van de genoemde verzekering heeft gehad op de door hen gestelde schade.
Uit het al het vorenoverwogene volgt dat de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen.
8.494,00(2,0 punten × tarief € 4.247,00);
5.De beslissing
heden begroot op € 10.771,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;