3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op vrijdag 30 september 2022 omstreeks 20.55 uur krijgt de politie van de regionale
meldkamer de opdracht om te rijden naar de [adres 2] te Heerlen, omdat daar een voertuig een woning was binnengereden en vervolgens weer was weggereden. De politie ziet ter plaatse dat de volledige etalageruit vernield is en treft [slachtoffer] aan, die meerdere verwondingen had. De politie ziet bloed op de grond liggen en treft een kentekenplaat aan van een voertuig met kenteken [nummer] . De kentekenplaat is van het voertuig van verdachte. [slachtoffer] geeft aan dat een busje op hem is ingereden en hem door de etalageruit heeft geduwd. [slachtoffer] is door de ambulance meegenomen naar het ziekenhuis.
[slachtoffer] doet op 30 september 2022 aangifte. Hij verklaart dat hij op 30 september 2022 overstak bij een voetgangersoversteekplaats aan de [straat] te Heerlen. Een busje met kenteken [nummer] verleende hem voorrang. Tijdens het oversteken trok het busje op en stuurde op aangever in. Hij kon niet wegkomen. Aangever voelde dat het busje tegen hem aanreed en voelde dat hij naar achteren werd gedrukt. Door de kracht van het busje werd hij door de pui van een winkel gedrukt. Aangever voelde pijn aan zijn armen en aan zijn mond. Hij heeft meerdere verwondingen opgelopen. Toen het busje tegen aangever aanstond, zag de aangever dat de verdachte en diens vriendin in het busje zaten. De verdachte probeerde het busje uit te komen, maar dat heeft aangever met gebruik van een bezemsteel weten te voorkomen. De verdachte is toen weggereden. De aangever kende de verdachte, omdat hij al langer een conflict met de verdachte en zijn vriendin had. Aangever schat dat de verdachte 20 tot 25 kilometer per uur reed
Aangever is op 4 oktober 2022 door een GGD-arts onderzocht. Deze arts constateert een huiddoorbreking op het achterhoofd van 3,5 tot 4 centimeter, scheurwonden aan de lip van aangever, snijwonden aan de rechter pols, linker hand, rechter bovenbeen en een huidbeschadiging van de linker ringvinger. De genezingsduur wordt op 6 tot 8 weken geschat.
Van het incident zijn camerabeelden van de gemeente Heerlen beschikbaar. De politie beschrijft die beelden als volgt. Uit de richting van de Kruisstraat Heerlen, rijdende op de [straat] Heerlen en rijdend in de richting van de rotonde Putgraaf/Akerstraat te
Heerlen, komt een witkleurige bestelbus aanrijden. De bestuurder van de bus stopt ter hoogte van het zebrapad. De politie ziet dat er een voetganger over het zebrapad oversteekt en dat de voetganger voor de bus loopt. Op dat moment ziet de politie dat de bestuurder van de bus het voertuig naar rechts draait en over het zebrapad rijdt. De voetganger komt daarbij voor het voertuig terecht en wordt meegesleurd richting een pand. De politie ziet dat de bestuurder van de bus het pand naar binnen rijdt en dat het voertuig daar stopt. Het voertuig blijft enkele seconden in het pand staan. Het voertuig rijdt vervolgens achteruit en rijdt weg in de richting
van de Putgraaf te Heerlen. De politie ziet ook dat aan de voorzijde van het voertuig geen kentekenplaat meer zichtbaar is en dat er op het dak beschadigingen zichtbaar zijn.
De verdachte is door de politie gehoord. De verdachte verklaart dat hij op 30 september 2022 omstreeks 21.00 uur een persoon heeft aangereden. De verdachte stopte bij een zebrapad om iemand over te laten steken. Toen die persoon bijna overgestoken was, zag de verdachte dat het [slachtoffer] was, met wie hij al een tijd een conflict had. De verdachte zag zijn ogen, die ogen werden groter en toen gebeurde het. Het werd gewoon zwart voor zijn ogen. Het eerste, dat de verdachte zich kan herinneren, is, dat hij met zijn bus in het pand staat, dat de aangever voor mijn motorkap staat en dat hij een bebloed gezicht heeft. Hij zag dat de aangever een bezemsteel had en daarmee op zijn bus aan het slaan was. Op het
moment dat de aangever op zijn bus aan het slaan was, is hij achteruit gereden en vervolgens weg gereden.Ter terechtzitting heeft de verdachte deze verklaring herhaald.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op basis van de inhoud van de hierboven genoemde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte na eerst te zijn gestopt voor aangever die op dat moment overstak op het zebrapad aan de [straat] te Heerlen, vanuit stilstand op aangever is af gereden, waarna de aangever door de pui van het pand gelegen aan de [adres 2] werd gedrukt.
De vraag ligt nu voor of de verdachte de bedoeling had om aangever te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door op hem in te rijden. Uit de verklaring van de verdachte maakt de rechtbank op dat het niet zijn bedoeling was dat aangever het leven zou laten of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden uit het dossier naar voren gekomen, die wijzen op vol opzet bij de verdachte om aangever te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of aan de zijde van de verdachte voorwaardelijk opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel van aangever bestond, doordat hij door zijn manier van handelen -namelijk door op de aangever in te rijden en hem met zijn bus door een glazen winkelpui te duwen- de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat dit gevolg zou kunnen intreden en die kans vervolgens op de koop toe heeft genomen.
Om voorwaardelijk opzet te kunnen vaststellen dient allereerst te worden nagegaan of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept. Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank vaststellen of er een aanmerkelijke kans was dat aangever dodelijk gewond zou raken of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen toen er door de verdachte op hem werd ingereden en hij door de glazen pui werd geduwd. Vervolgens moet de rechtbank vaststellen of de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard of, anders gezegd, op de koop toe heeft genomen.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling dat de verdachte door zijn handelen een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat aangever zou komen te overlijden. De verdachte reed weliswaar met een busje op aangever in, maar niet kan worden vastgesteld dat de snelheid waarmee hij dat deed dusdanig hoog was dat de aangever daarmee een aanmerkelijke kans heeft doen ontstaan dat aangever zou komen te overlijden, mede gelet op de zeer korte afstand die de verdachte met het busje moest overbruggen voordat hij de aangever, die vlak voor het busje op het zebrapad liep, raakte.
Uit de beelden blijkt dat de verdachte, die stil stond met zijn busje voor het zebrapad, vanuit stilstand op de zich op het zebrapad bevindende aangever is ingereden, terwijl de glazen winkelpui, waardoor aangever vervolgens heen werd gedrukt, zich eveneens op slechts enkele meters van het zebrapad bevond. De rechtbank stelt aldus vast dat de verdachte, gelet op de zeer korte afstand die vanuit stilstand werd afgelegd, onmogelijk een hoge of aanzienlijke snelheid ontwikkeld kan hebben. Die snelheid moet, gezien de zeer beperkte afgelegde afstand, beperkt zijn gebleven. Hoewel aangever de snelheid van de verdachte heeft ingeschat op een circa 20 tot 25 kilometer per uur, is de daadwerkelijk gereden snelheid van de verdachte niet door onderzoek vastgesteld. Gelet hierop kan de rechtbank niet vaststellen de verdachte door zijn handelen een aanmerkelijke kans heeft doen ontstaan op het overlijden van aangever. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank is wel van oordeel dat de verdachte met zijn handelen een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Daarbij acht de rechtbank de volgende omstandigheden, die zij ontleent aan de hiervoor reeds genoemde bewijsmiddelen, relevant. De verdachte is met enige snelheid met een busje op aangever ingereden, die op dat moment als voetganger onbeschermd over de weg liep. Door de beweging naar rechts die de bus maakte, werd de aangever door een glazen pui gedrukt. Er bestond voor de aangever geen mogelijkheid om weg te komen. De glazen pui werd volledig vernield door de kracht van het busje. Er bestond naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, bijvoorbeeld in de vorm van ontsierende littekens in het gelaat door het brekende glas van de winkelpui. Ook had de aangever onder de wielen van de bus terecht kunnen komen. De gedragingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard. Aldus oordeelt de rechtbank dat er sprake was van voorwaardelijk opzet bij de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever en daarmee is het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.