ECLI:NL:RBLIM:2023:3413

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
03/251671-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een bestelbus in Heerlen

Op 30 september 2022 heeft de verdachte, in een bestelbus, opzettelijk een voetganger, [slachtoffer], aangereden terwijl deze overstak op een zebrapad in Heerlen. De verdachte reed met enige snelheid op de voetganger in, waardoor deze door een glazen winkelpui werd gedrukt. De verdachte werd aangeklaagd voor poging tot doodslag, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor vol opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte wel voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 270 dagen, waarvan 85 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een hulpverleningstraject en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De uitspraak vond plaats op 7 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/251671-22
Tegenspraak
V
onnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H.E.P. van Geelkerken, advocaat kantoorhoudende te Brunssum.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 mei 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven (primair), dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit, poging doodslag, wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft door in te rijden op een voetganger en hem met een voertuig door een glazen pui te duwen, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zou overlijden. Ook als daarbij met een lage snelheid gereden werd, bestond die aanmerkelijke kans, nu de aangever had kunnen vallen en de verdachte over hem heen had kunnen rijden. De aangever had zich dodelijk kunnen verwonden aan het glas van de pui. De aangever had ook klem kunnen komen te zitten tussen het voertuig en de muur. De aangever had geen enkele mogelijkheid om weg te komen. De verdachte heeft wellicht geen vol opzet gehad op de dood van de aangever, maar wel voorwaardelijk opzet, nu voor hem de aanmerkelijke kans op het dodelijk verwonden duidelijk was en hij deze kans op de koop toe heeft genomen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte geen geslaagd beroep op psychische overmacht toekomt, omdat er geen van buiten komende drang bestond bij de toevallige ontmoeting tussen de verdachte en de aangever.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten. De verdediging verwijst daartoe naar de Pro Justitia rapportage van 6 januari 2023, waarin is omschreven dat het werkgeheugen van de verdachte zwak ontwikkeld is en de verwerkingssnelheid beneden gemiddeld. Er was in elk geval geen sprake van boos of vol opzet op het doden van of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever. Omdat als gevolg van de bevindingen van de Pro Justitia rapportage ook voorwaardelijk opzet op het doden van of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever niet bewezen kan worden, moet de verdachte worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Mocht de rechtbank de verdediging daarin niet volgen, beroept de verdachte zich op psychische overmacht, nu sprake was van een heftige situatie van stalken en bedreigen van de verdachte en zijn vriendin door de aangever. De verdachte dient in dat geval te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op vrijdag 30 september 2022 omstreeks 20.55 uur krijgt de politie van de regionale
meldkamer de opdracht om te rijden naar de [adres 2] te Heerlen, omdat daar een voertuig een woning was binnengereden en vervolgens weer was weggereden. De politie ziet ter plaatse dat de volledige etalageruit vernield is en treft [slachtoffer] aan, die meerdere verwondingen had. De politie ziet bloed op de grond liggen en treft een kentekenplaat aan van een voertuig met kenteken [nummer] . De kentekenplaat is van het voertuig van verdachte. [slachtoffer] geeft aan dat een busje op hem is ingereden en hem door de etalageruit heeft geduwd. [slachtoffer] is door de ambulance meegenomen naar het ziekenhuis. [2]
[slachtoffer] doet op 30 september 2022 aangifte. Hij verklaart dat hij op 30 september 2022 overstak bij een voetgangersoversteekplaats aan de [straat] te Heerlen. Een busje met kenteken [nummer] verleende hem voorrang. Tijdens het oversteken trok het busje op en stuurde op aangever in. Hij kon niet wegkomen. Aangever voelde dat het busje tegen hem aanreed en voelde dat hij naar achteren werd gedrukt. Door de kracht van het busje werd hij door de pui van een winkel gedrukt. Aangever voelde pijn aan zijn armen en aan zijn mond. Hij heeft meerdere verwondingen opgelopen. Toen het busje tegen aangever aanstond, zag de aangever dat de verdachte en diens vriendin in het busje zaten. De verdachte probeerde het busje uit te komen, maar dat heeft aangever met gebruik van een bezemsteel weten te voorkomen. De verdachte is toen weggereden. De aangever kende de verdachte, omdat hij al langer een conflict met de verdachte en zijn vriendin had. Aangever schat dat de verdachte 20 tot 25 kilometer per uur reed [3]
Aangever is op 4 oktober 2022 door een GGD-arts onderzocht. Deze arts constateert een huiddoorbreking op het achterhoofd van 3,5 tot 4 centimeter, scheurwonden aan de lip van aangever, snijwonden aan de rechter pols, linker hand, rechter bovenbeen en een huidbeschadiging van de linker ringvinger. De genezingsduur wordt op 6 tot 8 weken geschat. [4]
Van het incident zijn camerabeelden van de gemeente Heerlen beschikbaar. De politie beschrijft die beelden als volgt. Uit de richting van de Kruisstraat Heerlen, rijdende op de [straat] Heerlen en rijdend in de richting van de rotonde Putgraaf/Akerstraat te
Heerlen, komt een witkleurige bestelbus aanrijden. De bestuurder van de bus stopt ter hoogte van het zebrapad. De politie ziet dat er een voetganger over het zebrapad oversteekt en dat de voetganger voor de bus loopt. Op dat moment ziet de politie dat de bestuurder van de bus het voertuig naar rechts draait en over het zebrapad rijdt. De voetganger komt daarbij voor het voertuig terecht en wordt meegesleurd richting een pand. De politie ziet dat de bestuurder van de bus het pand naar binnen rijdt en dat het voertuig daar stopt. Het voertuig blijft enkele seconden in het pand staan. Het voertuig rijdt vervolgens achteruit en rijdt weg in de richting
van de Putgraaf te Heerlen. De politie ziet ook dat aan de voorzijde van het voertuig geen kentekenplaat meer zichtbaar is en dat er op het dak beschadigingen zichtbaar zijn. [5]
De verdachte is door de politie gehoord. De verdachte verklaart dat hij op 30 september 2022 omstreeks 21.00 uur een persoon heeft aangereden. De verdachte stopte bij een zebrapad om iemand over te laten steken. Toen die persoon bijna overgestoken was, zag de verdachte dat het [slachtoffer] was, met wie hij al een tijd een conflict had. De verdachte zag zijn ogen, die ogen werden groter en toen gebeurde het. Het werd gewoon zwart voor zijn ogen. Het eerste, dat de verdachte zich kan herinneren, is, dat hij met zijn bus in het pand staat, dat de aangever voor mijn motorkap staat en dat hij een bebloed gezicht heeft. Hij zag dat de aangever een bezemsteel had en daarmee op zijn bus aan het slaan was. Op het
moment dat de aangever op zijn bus aan het slaan was, is hij achteruit gereden en vervolgens weg gereden. [6] Ter terechtzitting heeft de verdachte deze verklaring herhaald.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op basis van de inhoud van de hierboven genoemde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte na eerst te zijn gestopt voor aangever die op dat moment overstak op het zebrapad aan de [straat] te Heerlen, vanuit stilstand op aangever is af gereden, waarna de aangever door de pui van het pand gelegen aan de [adres 2] werd gedrukt.
De vraag ligt nu voor of de verdachte de bedoeling had om aangever te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door op hem in te rijden. Uit de verklaring van de verdachte maakt de rechtbank op dat het niet zijn bedoeling was dat aangever het leven zou laten of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden uit het dossier naar voren gekomen, die wijzen op vol opzet bij de verdachte om aangever te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of aan de zijde van de verdachte voorwaardelijk opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel van aangever bestond, doordat hij door zijn manier van handelen -namelijk door op de aangever in te rijden en hem met zijn bus door een glazen winkelpui te duwen- de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat dit gevolg zou kunnen intreden en die kans vervolgens op de koop toe heeft genomen.
Om voorwaardelijk opzet te kunnen vaststellen dient allereerst te worden nagegaan of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept. Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank vaststellen of er een aanmerkelijke kans was dat aangever dodelijk gewond zou raken of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen toen er door de verdachte op hem werd ingereden en hij door de glazen pui werd geduwd. Vervolgens moet de rechtbank vaststellen of de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard of, anders gezegd, op de koop toe heeft genomen.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling dat de verdachte door zijn handelen een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat aangever zou komen te overlijden. De verdachte reed weliswaar met een busje op aangever in, maar niet kan worden vastgesteld dat de snelheid waarmee hij dat deed dusdanig hoog was dat de aangever daarmee een aanmerkelijke kans heeft doen ontstaan dat aangever zou komen te overlijden, mede gelet op de zeer korte afstand die de verdachte met het busje moest overbruggen voordat hij de aangever, die vlak voor het busje op het zebrapad liep, raakte.
Uit de beelden blijkt dat de verdachte, die stil stond met zijn busje voor het zebrapad, vanuit stilstand op de zich op het zebrapad bevindende aangever is ingereden, terwijl de glazen winkelpui, waardoor aangever vervolgens heen werd gedrukt, zich eveneens op slechts enkele meters van het zebrapad bevond. De rechtbank stelt aldus vast dat de verdachte, gelet op de zeer korte afstand die vanuit stilstand werd afgelegd, onmogelijk een hoge of aanzienlijke snelheid ontwikkeld kan hebben. Die snelheid moet, gezien de zeer beperkte afgelegde afstand, beperkt zijn gebleven. Hoewel aangever de snelheid van de verdachte heeft ingeschat op een circa 20 tot 25 kilometer per uur, is de daadwerkelijk gereden snelheid van de verdachte niet door onderzoek vastgesteld. Gelet hierop kan de rechtbank niet vaststellen de verdachte door zijn handelen een aanmerkelijke kans heeft doen ontstaan op het overlijden van aangever. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank is wel van oordeel dat de verdachte met zijn handelen een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Daarbij acht de rechtbank de volgende omstandigheden, die zij ontleent aan de hiervoor reeds genoemde bewijsmiddelen, relevant. De verdachte is met enige snelheid met een busje op aangever ingereden, die op dat moment als voetganger onbeschermd over de weg liep. Door de beweging naar rechts die de bus maakte, werd de aangever door een glazen pui gedrukt. Er bestond voor de aangever geen mogelijkheid om weg te komen. De glazen pui werd volledig vernield door de kracht van het busje. Er bestond naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, bijvoorbeeld in de vorm van ontsierende littekens in het gelaat door het brekende glas van de winkelpui. Ook had de aangever onder de wielen van de bus terecht kunnen komen. De gedragingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard. Aldus oordeelt de rechtbank dat er sprake was van voorwaardelijk opzet bij de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever en daarmee is het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 30 september 2022 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een bestelbus, tegen die [slachtoffer] is gereden en vervolgens die [slachtoffer] al rijdend en duwend met die bestelbus door een winkelpui heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Beroep op psychische overmacht?
Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht en is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de verdediging verwezen naar de conclusies van het psychologisch rapport van 6 januari 2023 en het gegeven dat de aangever de verdachte en diens vriendin al enige tijd bedreigde. De verdachte heeft compleet ondoordacht en in een black-out gehandeld, aldus de verdediging.
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende feiten en omstandigheden gebleken om een dergelijke drang aan te nemen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De aangever heeft zich middels dreigbriefjes en vernieling op een vervelende wijze en zonder enige grond dreigend richting de verdachte en diens vriendin opgesteld. Daarvoor is de aangever ook veroordeeld door de politierechter van deze rechtbank. Naar eigen zeggen van de verdachte heeft de aangever hem, dan wel zijn vriendin, vier tot vijf keer benaderd gedurende een periode van een aantal maanden. Hoewel het invoelbaar is dat de verdachte zich hierbij zeer onprettig voelde en hiervan stress ervoer, kan dit handelen van aangever niet worden beschouwd als een van buiten komende drang die van belang is bij de beoordeling of sprake is van psychische overmacht. Op het moment van de toevallige ontmoeting tussen de verdachte en de aangever ging er geen enkele dreiging van de aangever uit. Aangever stak enkel over en herkende de verdachte pas op het moment dat die op aangever inreed.
De verdachte heeft verder nog aangegeven te hebben gehandeld in een “black out”. De rechtbank constateert echter dat de verdachte zich de momenten voordat hij op de verdachte inreed tot in detail kan herinneren. Zo heeft de verdachte een beschrijving gegeven van de door aangever op dat moment gedragen kleding. Ook over de gebeurtenissen vanaf het moment dat de verdachte met zijn bus in het pand stond en vervolgens weg reed, heeft de verdachte in detail verteld. De stelling dat de verdachte niet wist wat hij deed, past hier niet in, maar maakt overigens ook niet dat er sprake is van een van buiten komende drang, waaraan hij geen weerstand kan en ook niet behoefde te bieden.
De verdachte had gewoonweg kunnen wachten totdat de aangever was overgestoken en had vervolgens kunnen wegrijden. De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht dan ook.
Ook overigens zijn er geen omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De psycholoog M.F. Petit heeft over de geestvermogens van de verdachte op 6 januari 2023 een rapport uitgebracht, het rapport waar ook de verdediging naar verwijst. Zij komt tot de conclusie dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een sterk disharmonisch intelligentieprofiel had, waarbij er cognitieve tekorten zijn (werkgeheugen op licht verstandelijk beperkt niveau ontwikkeld) waardoor hij overspoeld kan raken door informatie en ondoordacht kan handelen. Ook is er sprake van een grote emotionele kwetsbaarheid en snelle ontregeling als spanningen oplopen.
De aanrijding van de aangever is impulsief tot stand gekomen toen deze plotseling voor de bus van de verdachte stond. De verdachte raakte overspoeld door emoties en er lijkt een bewustzijnsvernauwing te zijn opgetreden. Hij kon niet meer nadenken en zichzelf kalmeren. Hij verloor de controle over zijn handelen en handelde compleet ondoordacht. Gezien de doorwerking van verdachtes emotieregulatie problematiek en zijn beperkte
informatieverwerking wordt geadviseerd het ten laste gelegde aan de verdachte in een ver­
minderde mate toe te rekenen.
De rechtbank zal de conclusie van de deskundige overnemen.
De rechtbank komt op basis van de in het rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is dan ook strafbaar.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan de proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het elektronisch toezicht.
Ook heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij is het met de officier van justitie eens dat de verdachte niet meer terug hoeft te keren in detentie. Hij heeft in dat geval verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een slachtoffer, dat de verdachte al geruime tijd lastig viel en door wie de verdachte zich bedreigd voelde. De verdachte werd onverwachts met het slachtoffer geconfronteerd toen deze voor de bestelbus van de verdachte over een zebrapad liep. De verdachte herkende het slachtoffer en toen werd het de verdachte - naar eigen zeggen - zwart voor de ogen en is hij op het slachtoffer ingereden en is vervolgens met het slachtoffer nog voor de bus door een winkelpui gereden, waarbij het slachtoffer letsel heeft opgelopen. De verdachte kon ter zitting desgevraagd niet aangeven wat hem op dat moment bezield heeft om tot dergelijk buitensporig geweld over te gaan.
Het behoeft geen betoog dat het gedrag van de verdachte onacceptabel is. Het slachtoffer had zwaar letsel kunnen oplopen. Ook heeft de verdachte de eigenaar van het winkelpand met aanzienlijke schade achtergelaten.
Uit eerdergenoemd rapport van de psycholoog blijkt dat verdachtes handelen in ieder geval deels verklaard kan worden door de opbouw van stress, waardoor hij uiteindelijk de controle over zichzelf is verloren. Er wordt daarom geadviseerd aan de verdachte een ambulante behandeling op te leggen, om recidive in de toekomst te voorkomen. De verdachte moet leren omgaan met tegenslagen, leren zijn emoties beter te reguleren en zijn oplossingsvermogen moet vergroot worden.
De reclassering heeft op 10 mei 2023 een rapport uitgebracht en een advies uitgebracht waarbij nader invulling wordt gegeven aan een hulpverleningstraject. Naast een ambulante behandeling, adviseert de reclassering ook om aan de verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel op te leggen een meldplicht, een contactverbod met het slachtoffer, een locatiegebod (te controleren door middel van elektronische monitoring), het hebben van een dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
De officier van justitie is bij zijn strafeis uitgegaan van een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. In het algemeen worden voor een poging tot doodslag hogere straffen opgelegd dan door de officier van justitie gevorderd. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de door hem gevorderde straf met name acht geslagen op de noodzaak voor een hulpverleningstraject, zoals door de reclassering is voorgesteld. De geadviseerde voorwaarden heeft hij, met uitzondering van het locatiegebod, overgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde straf meer passend is bij de door de rechtbank bewezen verklaarde poging tot zware mishandeling. De rechtbank neemt deze straf dan ook als uitgangspunt. Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, wordt de straf gematigd. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet meer terug hoeft te keren in detentie. Hij heeft, tot aan de schorsing van de voorlopige hechtenis, 185 dagen in voorarrest doorgebracht. Tijdens de schorsing heeft de verdachte een positieve draai aan zijn leven gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel wel nodig is als stok achter de deur. De verdachte moet zich realiseren dat hij niet meer de fout in moet gaan. Aan het voorwaardelijk deel worden bijzondere voorwaarden gekoppeld. De verdachte dient mee te werken aan een hulpverleningstraject. De rechtbank zal, net als de officier van justitie, de geadviseerde voorwaarden overnemen, met uitzondering van het locatiegebod. Een locatiegebod, ter bevordering van het aanbrengen van structuur in het leven van de verdachte, heeft op dit moment geen meerwaarde meer, nu de overige voorwaarden dit naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewerkstelligen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 85 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend. Aan die proeftijd zullen de eerder genoemde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Nu de verdachte zijn bestelbus heeft gebruikt als wapen en hiermee een zeer gevaarlijke situatie heeft veroorzaakt, zal de rechtbank ook, net als de officier van justitie, een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 85 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Leger Des Heils via het telefoonnummer: 088-0901140 (op kantooruren). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
de veroordeelde laat zich behandeling door Stevig of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er plek vrij is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
de veroordeelde heeft op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie zal het contactverbod monitoren.
e veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk bij het klusbedrijf Nijs, of een andere werkplek, vrijwilligerswerk of project voor dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delict gedrag.
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of bewindvoering. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
  • ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
  • bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.J. Noelmans-Verbong, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en mr. L.E.M. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juni 2023.
Buiten staat
Mr. C.G.A. Wouters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 september 2022 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een (bestel)bus, tegen die [slachtoffer] is gereden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (al rijdend en duwend met die (bestel)bus) door een (winkel)pui heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 2022 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een (bestel)bus, tegen die [slachtoffer] is gereden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (al rijdend en duwend met die (bestel)bus) door een (winkel)pui heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer 2022152368 / 2022153536, gesloten d.d. 17 november 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 89.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2022, pagina 9-10.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 oktober 2022, pagina 23-25.
4.Forensisch medische letselrapportage d.d. 9 november 2022, pagina 29-34.
5.Proces-verbaal bevindingen camerabeelden d.d. 1 oktober 2022, pagina 46-48.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 3 oktober 2022, pagina 73-81.