ECLI:NL:RBLIM:2023:3405

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
C/03/315803 / HA ZA 23-126
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een civiele zaak naar de kamer voor kantonzaken wegens samenhangende vorderingen

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 24 mei 2023 een vonnis uitgesproken in de zaak met zaaknummer C/03/315803 / HA ZA 23-126. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de vorderingen van eiser, die handelen onder verschillende handelsnamen, en gedaagde, die ook een woonplaats heeft, behandeld moeten worden door de kamer voor kantonzaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onderlinge samenhang is tussen de vorderingen, die hun grondslag vinden in zowel een arbeids- als een huurovereenkomst. Dit leidde tot de conclusie dat de zaak in zijn geheel moet worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken, zoals bepaald in artikel 94 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/315803 / HA ZA 23-126
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
[eiser] , handelend onder de namen “ [handelsnaam 1] ”, “ [handelsnaam 2] ”, “ [handelsnaam 3] ” en “ [handelsnaam 4] ”,
wonend en zaakdoende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.L.E. Marchal,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.M. Gijzen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 12 april 2023
  • de aktes uitlating zijdens beide partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij rolbeschikking van 12 april 2023 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of sprake is van vorderingen betreffende een arbeids- en een huurovereenkomst en dus over de vraag of de kamer voor andere zaken dan kantonzaken bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
2.2.
Beide partijen stemmen in met verwijzing naar de kamer voor kantonzaken.
2.3.
Op de voet van het bepaalde in artikel 94 lid 2 Rv worden, indien een zaak meer vorderingen betreft, en ten minste één daarvan een aardvordering is, deze vorderingen alle door de kantonrechter behandeld en beslist, voor zover de onderlinge samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Nu tussen partijen niet in geschil is dat tenminste een aantal vorderingen hun grondslag vindt in een arbeids- dan wel een huurovereenkomst en dat de onderlinge vorderingen met elkaar samenhangen, blijft de rechtbank bij haar oordeel dat de zaak – in zijn geheel – moet worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.
2.4.
De zaak zal derhalve worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Maastricht, op
woensdag 21 juni 2023 om 10.00 uurvoor conclusie van antwoord,
3.2.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.3.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH