In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 2 juni 2023, betreft het een kort geding tussen buren over bouwwerkzaamheden. De eisende partijen, [eisers in conventie, verweerders in reconventie], hebben een verbod gevorderd tegen de voortzetting van de bouwwerkzaamheden door de gedaagden, [gedaagden in conventie, eisers in reconventie]. De gedaagden zijn bezig met de verbouwing van hun woning, waarbij een garage wordt vervangen door een kelder en woonruimte. De eisers hebben aanvankelijk toestemming gegeven voor het gebruik van hun tuin, maar deze toestemming is ingetrokken, wat heeft geleid tot een geschil over de voortgang van de werkzaamheden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de gedaagden om de werkzaamheden voort te zetten, en dat de vorderingen van de eisers niet toewijsbaar zijn. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de bouwwerkzaamheden niet op een andere manier kunnen worden uitgevoerd en dat de zorgen van de eisers over de stabiliteit van de nieuwbouw niet voldoende onderbouwd zijn.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en de vorderingen van de gedaagden toegewezen, met inbegrip van een verbod voor de eisers om de toegang tot het erf van de gedaagden te blokkeren. Tevens zijn de eisers hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van goede burenrelaties en de noodzaak om bouwwerkzaamheden op een veilige en verantwoorde manier te voltooien.