ECLI:NL:RBLIM:2023:3337

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
C/03/317375 / KG ZA 23-164
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot staken van parate executie en ontruiming van woning door ABN AMRO Bank

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit drie personen, bij vonnis in kort geding dat ABN AMRO Bank de tenuitvoerlegging van een titel tot beheer, ontruiming en verkoop van hun woning onmiddellijk staakt. De eisers stellen dat de bank misbruik maakt van haar bevoegdheid tot parate executie. De procedure is gestart na een eerdere beschikking van de voorzieningenrechter die ABN AMRO Bank toestemming gaf om het huurbeding in te roepen en het pand in beheer te nemen. De eisers hebben een betalingsachterstand van € 9.441,66 op een geldlening die door ABN AMRO Bank is verstrekt. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de eisers niet voldoende onderbouwd hebben dat de bank niet aan de formele vereisten voor parate executie heeft voldaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen van de eisers onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt en wijst deze af. Tevens worden de eisers veroordeeld in de proceskosten van ABN AMRO Bank, die in totaal € 1.755,00 bedragen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/317375 / KG ZA 23-164
Uitwerking van het verkort vonnis in kort geding van 25 mei 2023,gegeven op 1 juni 2023
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. A.L. Stegeman,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P. van der Wal.
Partijen zullen hierna [eisers] en ABN AMRO Bank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 7,
  • de nagekomen producties 8 tot en met 20 van [eisers] ,
  • de producties 1 tot en met 7 van ABN AMRO Bank,
  • de mondelinge behandeling op 25 mei 2023, van 10.30 uur tot 12.15 uur,
  • de pleitnota van [eisers] ,
  • de pleitnota van ABN AMRO Bank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Vanwege de spoedeisendheid van deze zaak heeft de voorzieningenrechter een verkort vonnis gewezen, dat, behalve de personalia van partijen en het procesverloop tot op 25 mei 2023, alleen de beslissing bevatte. De uitwerking van het verkort vonnis volgt per heden.

2.De feiten

2.1.
De woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het pand) behoort in eigendom toe aan [eiseres sub 1] (gedaagde sub 1).
2.2.
Blijkens een afschrift uit de basisregistratie van de gemeente Kerkrade staan, naast [eiseres sub 1] , op voormeld adres mede ingeschreven [eiser sub 2] (gedaagde sub 2, zoon van [eiseres sub 1] ) en een derde persoon met de GBA-indicatie ‘geheimhouding’ (productie 9 [eisers] ). Het betreft hier [eiser sub 3] (gedaagde sub 3).
2.3.
ABN AMRO Bank heeft bij overeenkomst van 28 juni 2010 een geldlening aan [eiseres sub 1] verstrekt (hierna: de geldlening), in verband waarmee ABN AMRO Bank een recht van eerste hypotheek op het pand heeft verkregen tot zekerheid van terugbetaling van een totaalbedrag van € 210.000,- aan hoofdsom, rente en kosten (productie 8 [eisers] ).
2.4.
Vanaf 2019 heeft [eiseres sub 1] op verschillende momenten niet, of niet tijdig, of niet volledig aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de geldlening voldaan. De daardoor ontstane achterstand is van tijd tot tijd ten dele ingelopen, maar nooit volledig ongedaan gemaakt. Per 1 mei 2023 bedroeg de achterstand € 9.441,66 (productie 6 ABN AMRO Bank).
2.5.
Tussen partijen is het afgelopen jaar veelvuldig contact geweest over deze achterstand.
2.6.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op verzoek van ABN AMRO Bank bij beschikking van 3 maart 2023 verlof verleend tot inroeping van het huurbeding en machtiging verleend om het pand in beheer te nemen en te ontruimen (productie 15 [eisers] ).
2.7.
De ontruiming van het pand is op 29 maart 2023 aangevangen (productie 5 ABN AMRO Bank).
2.8.
Op de woning rusten thans twee executoriale beslagen (Hoist Finance € 3.681,- en de ambtenaar belast met invordering BsGW € 7.172,-) (productie 7 van ABN AMRO Bank).

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:
1. primair: ABN AMRO Bank te bevelen de tenuitvoerlegging van de titel strekkende tot beheer, ontruiming en verkoop van de woning [adres] te [woonplaats] onmiddellijk te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van €1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat ABN-AMRO Bank hiermee in strijd handelt;
subsidiair: ABN AMRO Bank te bevelen de tenuitvoerlegging van de
titel strekkende tot beheer, ontruiming en verkoop van de woning [adres] te [woonplaats] onmiddellijk te schorsen en gedurende 6 weken na dit vonnis geschorst te houden, teneinde [eiseres sub 1] in staat te stellen de reguliere achterstand van rente en aflossing op leningnummer 700102067 aan te zuiveren en dan na die betaling de tenuitvoerlegging te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van €1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat ABN-AMRO Bank hiermee in strijd handelt;
2. ABN AMRO Bank te bevelen om te gehengen en te gedogen en zo nodig te faciliteren dat [eiseres sub 1] haar woning [adres] te [woonplaats] onmiddellijk in eigen beheer neemt, alsook dat alle eisers in deze woning weer hun intrek nemen, zulks op straffe van een dwangsom van €1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat ABN AMRO Bank hiermee in strijd handelt;
3. ABN AMRO Bank te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van [eisers] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 2e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat ABN AMRO Bank, kort gezegd, misbruik maakt van haar bevoegdheid tot parate executie.
3.3.
ABN AMRO Bank voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eisers] bij deze procedure volgt uit de aard van de zaak alsmede uit de, in zoverre onvoldoende weersproken, stellingen van [eisers]
4.2.
Voorop wordt gesteld dat de uitoefening van het recht van parate executie, mits is voldaan aan de voorwaarden die artikel 3:268 BW stelt, rechtmatig is.
[eisers] hebben niet deugdelijk onderbouwd gesteld dat niet aan de formele vereisten ter zake de parate executie is voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de desbetreffende stellingen in de dagvaarding berusten op een gebrek aan informatie aan de zijde van de advocaat van [eisers] ten tijde van het opstellen van de dagvaarding. De in die dagvaarding aangevoerde bezwaren zijn vervolgens tijdens de mondelinge behandeling niet gehandhaafd en van een deugdelijke toelichting voorzien.
Tijdens de mondelinge behandeling is nog wel aangevoerd dat de in rov. 2.6. genoemde beschikking is genomen met schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Aan deze stelling wordt voorbijgegaan, omdat in de onderhavige procedure het recht van parate executie aan de orde is, en niet de in de genoemde beschikking behandelde kwesties (beheersbeding, huurbeding, ontruiming). Om deze reden zal de voorzieningenrechter ook niet ingaan op de stellingen van partijen over de wijze waarop de ontruiming op 29 maart 2023 heeft plaatsgevonden.
Verder staat vast dat de betalingsachterstand zoals genoemd in rov. 2.4. niet tijdig is ingelopen en voor ABN AMRO Bank aanleiding is geweest om de geldlening bij brief van 30 december 2022 op te zeggen en om aanspraak te maken op terugbetaling van de volledige hoofdsom met rente en kosten. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat deze schuld nog bestaat en niet op korte termijn door [eisers] kan worden ingelost, geheel noch voor een substantieel deel.
4.3.
[eisers] gronden hun vorderingen, zoals de voorzieningenrechter begrijpt, in hoofdzaak op misbruik van recht in de zin van artikel 3:13 BW. Aanvullend hebben [eisers] zich beroepen op de zorgplicht van ABN AMRO Bank jegens [eisers] , op artikel 8 EVRM en, vooral waar het betreft [eiser sub 2] en [eiser sub 3] , op artikel 6:162 BW.
4.4.
[eisers] hebben geen bezwaar gemaakt tegen de opzegging van de lening als zodanig. Voor zover [eisers] dat niettemin, impliciet, hebben willen doen, heeft te gelden dat zij dit bezwaar onvoldoende hebben onderbouwd.
Hun stellingen komen erop neer:
(a) dat ABN AMRO Bank met [eiseres sub 1] heeft gesproken over de minnelijke verkoop van de woning, maar dat [eiseres sub 1] hiermee niet akkoord is gegaan, en dat ook niet hoefde te doen, omdat ABN AMRO Bank uitging van een veel te lage woningwaarde, onder meer omdat ABN AMRO Bank zich baseerde op onjuiste taxaties, en
(b) dat [eiser sub 2] namens [eiseres sub 1] op 6 februari 2023 met de betrokken deurwaarder als vertegenwoordiger van ABN AMRO Bank heeft afgesproken dat (en hoe) de bestaande achterstand zou worden ingelopen en dat ABN AMRO Bank in dat geval van de voorgenomen verkoop zou afzien, waarna dezelfde deurwaarder medio maart 2023 stelde geen weet te hebben van deze afspraak en tevens aanspraak maakte, ten behoeve van ABN AMRO Bank, op betaling van € 10.000,- aan (extra) kosten.
4.5.
In verband met de grond onder (a) overweegt de voorzieningenrechter dat [eisers] niet aannemelijk hebben weten te maken dat [eiseres sub 1] op goede gronden niet akkoord is gegaan met de voorstellen van ABN AMRO Bank om het pand onderhands te verkopen. [eiseres sub 1] is kennelijk uitgegaan van de waarde van het pand bij een onderhandse verkoop door haarzelf, zonder tijdsdruk en nadat het pand waar nodig zou zijn opgeknapt. Met deze opstelling heeft [eiseres sub 1] miskend dat de onderhandse verkoop zou plaatsvinden in het kader van het executietraject ter aflossing van haar schuld aan ABN AMRO Bank. Ruijters, die het pand in opdracht van ABN AMRO Bank heeft getaxeerd, heeft de waarde van het pand bij onderhandse verkoop onder beperking van de termijn van verkoop tot drie maanden gesteld op € 180.000,-. Die waarde wijkt niet significant af van het bedrag dat eerder door (de deurwaarder namens) ABN AMRO Bank was gehanteerd, namelijk € 189.000,-.
4.6.
In verband met de grond onder (b) overweegt de voorzieningenrechter dat de stellingen van [eisers] over de op 6 februari 2023 gemaakte afspraken gemotiveerd zijn weersproken door ABN AMRO Bank en dat schriftelijk bewijs inzake de inhoud van de gestelde afspraak (zoals een bevestiging per e-mail) volledig ontbreekt. In het kader van een kort geding als het onderhavige bestaat geen ruimte voor bewijslevering door middel van het horen van getuigen, met alle vertraging die daarvan het gevolg is.
4.7.
De slotsom is dat de feiten waarop [eisers] zich beroepen, zoals hiervoor weergeven onder (a) en (b), niet, maar in elk geval onvoldoende aannemelijk zijn geworden. Daarom bestaat onvoldoende reden voor het treffen - op de juridische gronden waarop [eisers] zich hebben beroepen - van de door [eisers] gevorderde voorzieningen.
4.8.
De vorderingen van [eisers] zullen gelet op het voorgaande worden afgewezen.
4.9.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO Bank worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
totaal € 1.755,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO Bank tot op heden begroot op € 676,00 (zijnde de kosten van het griffierecht) en € 1.079,00 (zijnde salaris advocaat), in totaal bedragend € 1.755,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op
25 mei 2023 om 13.15 uur en aangevuld op 1 juni 2023.