In deze zaak vordert de werknemer, die sinds 1 januari 1995 in dienst is bij Christoffel Vastgoed B.V., betaling van achterstallig salaris en een verklaring voor recht met betrekking tot een naheffingsaanslag die door de Belastingdienst aan de werkgever is opgelegd. De werknemer heeft zich op 22 augustus 2022 ziek gemeld en ontvangt sindsdien 70% van zijn salaris. De werkgever heeft geen bijtelling ingehouden op het salaris van de werknemer voor het privégebruik van een bedrijfswagen. De werkgever heeft de werknemer in november 2022 geïnformeerd dat hij een bedrag van € 9.408,18 teveel aan loon heeft ontvangen en heeft een inhouding op het salaris van de werknemer doorgevoerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet kan aantonen dat de naheffingsaanslagen herleidbaar zijn naar de werknemer. De werkgever had de mogelijkheid om een gewone naheffingsaanslag aan te vragen, maar heeft dit nagelaten. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever de eindheffing niet kan verhalen op de werknemer, omdat hij niet heeft aangetoond dat er een geldige grondslag voor de inhouding bestaat. De vorderingen van de werknemer worden toegewezen, inclusief de vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.