ECLI:NL:RBLIM:2023:3183

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
C/03/310768 / FA RK 22-4025
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige in co-ouderschap na beëindiging relatie

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige]. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige], die geboren is op [geboortedatum] 2016. De vader verzocht om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen, terwijl de moeder verzocht om het hoofdverblijf bij haar te vestigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel feitelijk bij de vader verblijft, maar dat er een co-ouderschapsregeling gewenst is door beide ouders. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om hun communicatie te verbeteren en samen te werken in het belang van [minderjarige]. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder zal zijn, met een zorgregeling die inhoudt dat [minderjarige] afwisselend bij beide ouders verblijft. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige] een goede band met beide ouders kan opbouwen en dat de ouders hun geschilpunten moeten oplossen om de ontwikkeling van [minderjarige] niet te schaden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 3 mei 2023
Zaaknummer: C/03/310768 / FA RK 22-4025
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[de vader] ,
verzoeker, hierna te noemen: de vader,
wonend te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. R.P.F. Rober, kantoorhoudend te Heerlen,
en:
[de moeder] ,
wederpartij, hierna te noemen: de moeder,
wonend te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. J.E.A.H. Verstraelen, kantoorhoudend te Maastricht.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bij deze zaak betrokken: de
Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, locatie Maastricht, hierna te noemen: de raad.
De rechtbank merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Roermond.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de vader, ontvangen op 27 oktober 2022;
- het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek van de moeder, ontvangen op 27 maart 2023;
- het F9-formulier met productie van de vader, ontvangen op 29 maart 2023;
- het F9-formulier met producties van de vader, ontvangen op 3 april 2023.
1.2
Op 7 april 2023 is de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, waarbij zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Rober;
- de moeder, bijgestaan door mr. Verstraelen;
- een vertegenwoordiger van de raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1
Uit de inmiddels beëindigde relatie tussen partijen is geboren de thans nog minderjarige:
-
[minderjarige] ,op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] is erkend door de vader. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] .
2.3
Bij beschikking van 22 april 2022 is [minderjarige] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van de GI, derhalve tot 22 april 2023. De kinderrechter heeft deze maatregel op 20 maart 2023 (mondeling) verlengd met een jaar, derhalve tot 22 april 2024, en bij die beschikking de door de GI verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de grootmoeder vaderszijde afgewezen.

3.Het geschil

3.1
De vader heeft verzocht, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] zal zijn gelegen ten woonhuize van de vader;
2. in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken te bepalen dat [minderjarige] afwisselend zaterdag / zondag bij de moeder verblijft van 10.00 uur tot 18.00 uur alsmede eenmaal per twee weken op de woensdagmiddag na school tot 18.00 uur, waarbij het halen en brengen tussen partijen gedeeld zal worden, dan wel in het belang van [minderjarige] een dusdanige regeling te treffen in het kader van de verdeling van zorg- en opvoedtaken en hoofdverblijf als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
Kosten rechtens.
3.2
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij concludeert tot afwijzing van de verzoeken van de vader en verzoekt, bij wijze van zelfstandig verzoek, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
een zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige] in de even weken van maandag tot en met zondag bij de vader verblijft en in de oneven weken van maandag tot en met zondag bij de moeder verblijft, alsmede dat [minderjarige] de helft van alle schoolvakanties bij de vader verblijft en [minderjarige] de helft van alle feestdagen bij de vader verblijft, waarbij de moeder het wenselijk en opportuun acht dat de raad onderzoek doet of deze zorgregeling in het belang van [minderjarige] is.
3.3
De rechtbank zal hierna, voor zover noodzakelijk, ingaan op de door partijen ingenomen stellingen.

4.De beoordeling

Hoofdverblijf en zorgregeling
4.1
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter kan op verzoek van de ouders of van een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder meer omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Standpunten partijen
4.2
De vader heeft, na een wijziging van zijn verzoek, verzocht een zorgregeling vast te stellen in lijn met de huidige zorgregeling. Dit wil zeggen dat [minderjarige] op maandag, dinsdag en woensdag bij de vader verblijft en op donderdag, vrijdag en zaterdag bij de moeder. De zondag verblijft [minderjarige] eenmaal per veertien dagen wisselend bij de vader en de moeder. Op dit moment vinden er geen overnachtingen bij de moeder plaats. De vader is daarom van mening dat er hulp dient te komen voor [minderjarige] . De vader heeft er moeite mee dat hij de schuld krijgt van het feit dat [minderjarige] niet bij de moeder wil slapen. Dit is niet juist. De vader is van mening dat het co-ouderschap er wel dient te komen. Partijen zijn sinds de ondertoezichtstelling echter in een neerwaartse spiraal gekomen en het lukt de vader niet om in contact te komen met de gezinsvoogd. De vader wil in het belang van [minderjarige] werken aan de verstandhouding en de communicatie met de moeder. De ouders maken niet echt ruzie, maar praten gelet op het verleden niet meer met elkaar. De vader werkt fulltime en heeft door de drukte en omstandigheden soms een afspraak met Anacare of de GI over het hoofd gezien. Hij zal vanaf nu aansluiten bij de RTO’s en heeft inmiddels ouderschapsverlof aangevraagd zodat hij [minderjarige] op dinsdag zelf uit school kan halen en op woensdag een halve dag met hem kan doorbrengen. De vader handhaaft zijn verzoek om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen. De vader heeft er recht en belang bij dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem wordt bepaald. Dit vindt ook aansluiting bij de huidige situatie. De vader staat niet ingeschreven op het woonadres van zijn moeder, maar op dat van zijn vader. Hij verblijft feitelijk wel samen met [minderjarige] bij zijn moeder.
4.3
De moeder heeft, na een wijziging van haar verzoek, verzocht een zorgregeling vast te stellen in lijn met de huidige voorlopige regeling, met dien verstande dat zij daarnaast heeft verzocht te bepalen dat als [minderjarige] op de zondag bij haar verblijft eenmaal per veertien dagen zij hem op maandag gewoon naar school mag brengen. Er is geen reden om [minderjarige] niet te laten overnachten bij de moeder. Het is bijzonder spijtig dat de GI de schuld krijgt van de vader voor het ontbreken van enige vooruitgang, terwijl het probleem bij de vader zelf ligt. Ter zitting hoort de moeder voor het eerst dat de vader alsnog aan de communicatie met de moeder wil werken en aan een ouderschapsplan. Wat de vader zegt komt niet overeen met hoe hij handelt. De moeder hoopt dat de vader alsnog de kans aangrijpt zodat zij samen tot een ouderschapsplan kunnen komen met tussenkomst van de hulpverlening. Het is niet de vader die voor [minderjarige] zorgt, maar de grootmoeder van [minderjarige] . De vader is niet de hoofdopvoeder. De moeder handhaaft haar verzoek tot het bepalen van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar. Het is het meest natuurlijk als [minderjarige] zijn hoofdverblijf en adres bij de moeder krijgt. Dit betreft de voor hem bekende woning waar hij samen met zijn ouders heeft gewoond. De vader is in januari 2022 vertrokken, heeft [minderjarige] meegenomen en is bij zijn moeder gaan wonen. Partijen voeren nog een juridische procedure ter zake het huurrecht van de woning. Het is niet logisch dat een kind op het adres van een grootmoeder wordt ingeschreven. De inschrijving in de BRP heeft ook financiële gevolgen voor de moeder. De vader heeft meer draagkracht dan de moeder.
Advies van de raad
4.4
De raad heeft de ouders geadviseerd het belang van [minderjarige] centraal te stellen. Hij zit klem tussen zijn strijdende ouders en er is sprake van een loyaliteitsconflict. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om aan de slag te gaan. Het is jammer dat de vader meerdere afspraken niet is nagekomen, ook niet met Anacare, terwijl Anacare de ouders juist moet gaan begeleiden. Het is belangrijk dat de ouders elkaar weer gaan vinden en er moet toegewerkt worden naar de overnachtingen bij de moeder. De nodige hulpverlening is in het kader van de ondertoezichtstelling al in gang gezet en het is belangrijk dat de ouders een manier vinden om te communiceren en tot een ouderschapsplan komen. Het hoofdverblijf betreft vanwege het co-ouderschap van de ouders meer een formaliteit en een discussie over de financiën.
Informatie van de GI
4.5
De GI heeft benoemd dat het doel is dat [minderjarige] tijd heeft met zijn beide ouders. Er dient communicatie te komen tussen beide ouders en zij dienen te kunnen overleggen met elkaar. Tot nu toe zit dat vol met strijd en daar heeft [minderjarige] last van. Hij zit knel in een loyaliteitsconflict dat zich lijkt te uiten in het wel of niet willen blijven slapen bij de moeder. De contacten met de moeder lopen echter goed en [minderjarige] heeft het prima naar zijn zin bij de moeder. Er is geen enkele reden waarom er geen contact zou kunnen zijn met de moeder of dat dit begeleid zou moeten worden. De vader heeft regelmatig nagelaten te communiceren, te reageren of afspraken na te komen. Daarom is het traject gestagneerd. Er is reeds een module ‘Kind in Scheiding’ van Anacare opgestart en het is de bedoeling dat de ouders tot een ouderschapsplan komen. De vader heeft onlangs een schriftelijke aanwijzing gekregen waarin wordt benoemd dat de vader beschikbaar moet zijn voor hulpverlening, dat wil zeggen dat hij eenmaal per maand een RTO dient bij te wonen en eenmaal per maand beschikbaar dient te zijn voor overleg met Anacare. De verdeling bij helfte van vakanties en zorgtaken en de gevolgen daarvan dienen verder ingevuld te worden in een ouderschapsplan. De advocaten kunnen daarbij mogelijk helpen.
Inhoudelijk oordeel over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
4.6
De ouders hebben beiden verzocht een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: de zorgregeling) vast te stellen, welke verdeling, na een wijziging van beider verzoeken ter zitting, niet meer ver uit elkaar ligt. Beide ouders wensen een co-ouderschapsregeling. Partijen stellen dat nog niet eerder een (definitieve) zorgregeling tot stand is gekomen nu er enkel voorlopige afspraken zijn gemaakt. Daarvan zal de rechtbank dan uitgaan.
4.7
Alhoewel beide ouders een co-ouderschapsregeling voorstaan, verblijft [minderjarige] thans feitelijk nog het merendeel bij de vader die samen met zijn moeder voor hem zorgt. Het contact tussen de moeder en [minderjarige] is sinds het uiteengaan van partijen beperkt tot drie á vier dagen per week gedurende een aantal uren. De rechtbank acht dit niet in het belang van een goede ontwikkeling van [minderjarige] . In het belang van [minderjarige] is dat hij met beide ouders een goede band kan opbouwen en onbelast contact kan hebben. Uit de informatie van de GI blijkt dat [minderjarige] het fijn heeft bij de moeder en dat het contact tussen beiden goed verloopt. Dat is ook niet weersproken door de vader. Het enige geschilpunt tussen de ouders betreft de overnachtingen. Volgens de vader wil [minderjarige] niet bij de moeder slapen. Voor de rechtbank is voorstelbaar dat de “weigering” van [minderjarige] , voor zover daarvan al sprake kan zijn, om bij de moeder te overnachten voortkomt uit zijn loyaliteit naar de vader en de grootmoeder vaderszijde. Kinderen krijgen onbewust de gevoelens van hun ouders en omgeving mee en kunnen daardoor uit gevoelens van loyaliteit knel komen te zitten. De rechtbank overweegt dat van enige andere bezwaren tegen het overnachten bij de moeder niet is gebleken. Nu beide ouders een co-ouderschapsregeling voorstaan en nu kennelijk ook de raad en de GI dat als uitgangspunt hebben, zal de rechtbank deze zorgregeling, inclusief overnachtingen, vastleggen. Dat acht de rechtbank in het belang van [minderjarige] . Er is geen reden om het overnachten uit te stellen, terwijl de huidige, vele wisselmomenten niet in het belang van [minderjarige] zijn. Het overnachten en het verblijf bij de moeder dienen weer genormaliseerd te worden. Het is daarbij van groot belang dat de ouders expliciet uitspreken naar [minderjarige] dat zij beiden willen dat hij voor de helft van de tijd bij de moeder verblijft en voor de helft bij de vader en dat overnachten bij beide ouders heel normaal is. Verder heeft de vader geen verweer gevoerd tegen de door de moeder verzochte overnachting op zondag eenmaal per veertien dagen. De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen nu haar dit in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt, met dien verstande dat dit vanzelfsprekend ook voor de vader zal gelden. De rechtbank zal bij het vaststellen van de zorgregeling, ter voorkoming van onduidelijkheid/discussie tussen partijen, rekening houden met even en oneven weken.
Inhoudelijk oordeel over de hoofdverblijfplaats
4.8
De vader en de moeder hebben beiden verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] respectievelijk bij hem dan wel bij haar is. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige] is nooit formeel vastgesteld en is sinds het uiteengaan van de ouders in geschil. Ondanks de ondertoezichtstelling en inzet van hulpverlening is het de ouders het afgelopen jaar nog niet gelukt de strijd, in het belang van [minderjarige] , te stoppen. Volgens de GI was de samenwerking met de vader niet goed, maar tijdens de zitting heeft de vader laten blijken dat ook hij het tij wenst te keren en in het belang van [minderjarige] met de moeder en de GI wil gaan samenwerken. Het is nu aan de vader en aan de moeder om de daad bij het woord te voegen en de door Anacare aangeboden hulpverlening met beide handen aan te grijpen. Een kind van zeven jaar oud wordt blij als er geen spanningen zijn tussen zijn ouders en als hij ziet dat zijn ouders met elkaar kunnen praten en overleggen. Een kind wil niets liever dan dat. Het is daarom ook belangrijk dat er een eind komt aan alle juridische geschilpunten tussen partijen, waaronder het hoofdverblijf van [minderjarige] .
4.9
Alhoewel [minderjarige] conform een gelijke verdeling bij ieder van de ouders zal verblijven, hebben beide ouders de rechtbank expliciet verzocht om een beslissing te nemen over het hoofdverblijf. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] om een einde te maken aan dit geschilpunt tussen de ouders en daarom zal de rechtbank hierover beslissen. Door de ouders wordt een koppeling gelegd tussen hoofdverblijf en inschrijving in de BRP. De rechtbank zal de ouders hierin volgen, zodat duidelijkheid wordt geschapen en de ouders hun energie kunnen richten op hun gezamenlijk ouderschap. De rechtbank overweegt in dit kader dat [minderjarige] op dit moment bij geen van zijn gezaghebbende ouders staat ingeschreven, maar op het woonadres van zijn grootmoeder. Dit acht de rechtbank niet wenselijk. De vader staat om financiële redenen ingeschreven op het adres van zijn vader, maar hij verblijft daar feitelijk niet. Alleen al om die reden acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder te bepalen en op haar adres ingeschreven te staan. Daarbij komt dat de moeder vanaf januari 2022 alleen in de huidige huurwoning woont en dat dit de voor [minderjarige] bekende (ouderlijke) woning is waarin hij met zijn beide ouders samen heeft gewoond. Dit leidt er toe dat de rechtbank het verzoek van de vader zal afwijzen en de rechtbank het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder zal bepalen.
4.1
Overigens wijst de rechtbank de ouders erop dat aan het hoofdverblijf althans aan de inschrijving in de BRP financiële gevolgen zijn verbonden, zoals het automatisch ontvangen van de kinderbijslag en toeslagen van de Belastingdienst. Hierover dienen de ouders dan in samenspraak met hun advocaten, althans met de GI, afspraken te maken waarbij ook gekeken dient te worden naar de draagkracht van partijen. Die afspraken kunnen daarna, voor zover nodig, ook aan de betreffende instanties kenbaar worden gemaakt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder zal zijn;
5.2
bepaalt dat [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken middels een co-ouderschapsregeling wisselend bij de vader en de moeder zal verblijven als volgt:
  • in de even week: van maandag t/m woensdag verblijft [minderjarige] aaneengesloten bij de vader. Van donderdag t/m zaterdag verblijft [minderjarige] aaneengesloten bij de moeder. Op zondag verblijft [minderjarige] bij de vader waarna hij hem aansluitend op maandag naar school zal brengen (dit betreft de maandag in de oneven week);
  • in de oneven weken: van maandag t/m woensdag verblijft [minderjarige] aaneengesloten bij de vader. Van donderdag t/m zondag verblijft [minderjarige] aaneengesloten bij de moeder waarna zij hem aansluitend op maandag naar school zal brengen (dit betreft de maandag in de even week);
  • gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen;
5.3
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;
5.4
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 3 mei 2023.
CA
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.