ECLI:NL:RBLIM:2023:3180

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
C/03/316038 / KG ZA 23-123
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot contact- en straatverbod tussen voormalige vriendinnen na gewelddadige confrontatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 16 mei 2023, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde, met wie zij een voormalige vriendschap heeft. De aanleiding voor de vordering is een gewelddadige confrontatie die op 3 maart 2023 heeft plaatsgevonden, waarbij eiseres gewond raakte. Eiseres vordert een contactverbod en een straatverbod, omdat zij vreest voor nieuwe confrontaties en ongewenste communicatie via sociale media. Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat een contactverbod en een straatverbod ingrijpende maatregelen zijn die alleen kunnen worden toegewezen als er sprake is van ernstige feiten en omstandigheden. De rechter oordeelt dat eiseres in staat is om ongewenste berichten van gedaagde te blokkeren en dat de frequentie en inhoud van de berichten niet zodanig zijn dat dit een inbreuk op haar rechten rechtvaardigt. Bovendien is het niet bewezen dat gedaagde verantwoordelijk is voor de berichten van derden.

Wat betreft het straatverbod oordeelt de voorzieningenrechter dat de gewelddadige confrontatie op zich niet voldoende is om een straatverbod te rechtvaardigen, vooral omdat de toedracht van het incident niet vaststaat en de versies van partijen wezenlijk verschillen. De rechter concludeert dat er onvoldoende rechtvaardiging is voor het opleggen van een straatverbod aan gedaagde.

Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.393,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/316038 / KG ZA 23-123
Vonnis in kort geding van 16 mei 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L.W.M. Hendriks;
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. Kara.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 16;
  • de e-mail van mr. Kara van 20 april 2023;
  • de door [gedaagde] bij e-mail van 28 april 2023 in het geding gebrachte producties
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn gewezen vriendinnen. In september 2022 zijn zij - toen nog vriendinnen - samen met een enkele andere personen op vakantie gegaan naar Ibiza, waar zij toen een appartement hebben gedeeld.
2.2.
Tussen partijen en de mede-reisgenoten is tijdens die vakantie ernstige onenigheid ontstaan. Over oorzaak, aard en gevolg van die onenigheid verschillen partijen fundamenteel van mening.
2.3.
Na afloop van de vakantie heeft [eiseres] berichten via WhatsApp en Facebook Messenger ontvangen waarin de diverse afzenders - zijnde [gedaagde] en personen uit haar kring van familieleden en vrienden - reageren op en naar aanleiding van hetgeen tijdens het verblijf op Ibiza zou zijn voorgevallen.
2.4.
Op 3 maart 2023 heeft op de [adres 1] te [woonplaats] een gewelddadige confrontatie tussen partijen plaatsgevonden, waarbij [eiseres] gewond is geraakt aan haar mond en neus.
2.5.
[eiseres] heeft naar aanleiding daarvan op 4 maart 2023 aangifte gedaan tegen [gedaagde] wegens eenvoudige mishandeling.
2.6.
[eiseres] woont aan de [adres 2] te [woonplaats] . [gedaagde] woont aan de nabijgelegen [adres 3] te [woonplaats] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] stelt dat, voordat er eventueel duidelijkheid wordt verkregen in strafrechtelijke procedure naar aanleiding van de confrontatie bedoeld in 2.4. - waarin [gedaagde] mogelijk wordt veroordeeld en haar mogelijk een locatie- en contactverbod wordt opgelegd - veel tijd voorbijgaat. In de tussentijd moet [eiseres] leven met de angst van een nieuwe confrontatie met [gedaagde] . Daarnaast vreest zij dat het WhatsApp- en Facebook-verkeer zal doorgaan. [eiseres] wil dat een en ander ophoudt, dan wel niet meer kan plaatsvinden, dan wel - ten slotte - dat [gedaagde] naar aanleiding van een op te leggen contact- en straatverbod “het uit haar hoofd zal laten” om een confrontatie met [eiseres] zoals op 3 maart 2023 opnieuw aan te gaan.
3.2.
Ten aanzien van het contactverbod stelt [eiseres] dat dit ziet op een verbod aan [gedaagde] om contact zoeken met [eiseres] via sociale media, zoals WhatsApp en Facebook Messenger.
3.3.
Met betrekking tot het straatverbod is [eiseres] van mening dat dit dient te zien op de straat waar zij woonachtig is en het gebied daarom heen, zoals nader omschreven in de vordering onder II, zodat [eiseres] zonder bang te hoeven zijn voor een lijfelijke confrontatie met [gedaagde] boodschappen kan doen bij de buurtsuper en de nabijgelegen sportschool kan bezoeken.
3.4.
[eiseres] vordert op grond van het vorenstaande dat de voorzieningenrechter in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, en met machtiging aan [eiseres] , zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie ten uitvoer te leggen:
I. bepaalt dat het [gedaagde] verboden is om op welke wijze dan ook in contact te treden met [eiseres] ;
II. bepaalt dat het [gedaagde] verboden is om zich te begeven in de [adres 2] te [woonplaats] , zomede het gebied omsloten door de straten [adres 1] , verbindingskanaal en [adres 3] tot aan de [adres 1] , alsmede de [adres 1] en [adres 3] tot aan de buurtsuper [naam] , en bovendien de [adres 1] en [adres 3] tot aan huisnummer [X] ;
III. op straffe van een dwangsom van € 250,-- per keer, met een maximum van
€ 5.000,-, dat [gedaagde] , na betekening van het vonnis, geen uitvoering daaraan geeft;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van de advocaat.
3.5.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. Een contactverbod en een straatverbod vormen inbreuken op de aan eenieder toekomende fundamentele rechten om de eigen mening te uiten respectievelijk om zich vrijelijk te verplaatsen. Het toewijzen van vorderingen tot het treffen van dergelijk ingrijpende maatregelen is in kort geding alleen mogelijk als sprake is van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden, terwijl die feiten en omstandigheden daarnaast zodanig ernstig zijn dat zij dergelijke inbreuken rechtvaardigen.
4.2.
Ten aanzien van het gevorderde contactverbod overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Ter zitting is voldoende komen vast te staan dat de contacten enkel plaatsvinden via de mobiele telefoon van [eiseres] en dat zij in staat is om berichten van de zijde van [gedaagde] zelf te blokkeren. [eiseres] heeft daarom geen belang bij deze vordering.
Daar komt bij dat de voorzieningenrechter niet heeft kunnen vaststellen dat de inhoud van de berichten van [gedaagde] en de frequentie waarmee zij worden verzonden zodanig zijn dat dit de inbreuk op haar hiervoor genoemde recht rechtvaardigt. De verschillende afbeeldingen van app-gesprekken die [eiseres] als producties 2 t/m 8 heeft overgelegd bevatten verscheidene herhalingen. Het aantal appjes dat [eiseres] heeft ontvangen is derhalve minder dan de producties op het eerste gezicht doen vermoeden. Bovendien zijn de berichten niet alle aan [eiseres] gericht en zijn de meeste ook niet van [gedaagde] zelf afkomstig, maar van anderen (vrienden of familie van [gedaagde] ). Deze anderen zijn geen partij bij dit geding en voor hun gedrag is [gedaagde] ook niet verantwoordelijk.
4.3.
Ten aanzien van het gevorderde straatverbod overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Uit het hierboven weergegeven uitgangspunt volgt dat wegens het ingrijpende karakter van een dergelijk verbod sprake moet zijn van ernstige verwijten aan het adres van [gedaagde] , terwijl bovendien ook in hoge mate aannemelijk moet zijn dat die verwijten terecht zijn.
Op zich hoeft er naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet sprake te zijn van
stelselmatigeonrechtmatige gedragingen om een straatverbod te rechtvaardigen. Ook één enkele onrechtmatige gedraging kan vanwege de ernst ervan, de gevolgen ervan en/of het gevaar van herhaling aanleiding zijn om een straatverbod op te leggen.
[eiseres] baseert haar vordering tot het opleggen van een straatverbod enkel op de gewelddadige confrontatie die op 3 maart 2023 tussen partijen heeft plaatsgevonden. Dat incident kan het gevorderde straatverbod als zodanig niet rechtvaardigen. De toedracht van die confrontatie staat immers niet vast; de lezingen van partijen verschillen wezenlijk. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] toen de confrontatie gezocht en heeft deze haar, [eiseres] , zonder aanleiding geslagen. [gedaagde] stelt daarentegen dat [eiseres] de confrontatie heeft gezocht en dat zij, [gedaagde] , vervolgens in een reflex/uit hoofde van noodweer heeft gehandeld. Hoe de toedracht is geweest kan in het kader van deze procedure niet worden vastgesteld en staat voorshands niet voldoende vast. Vast staat in ieder geval dat partijen na het incident van 3 maart 2023 elkaar niet meer zijn tegengekomen.
Bij deze stand van zaken bestaat er onvoldoende rechtvaardiging om over te gaan tot het opleggen van de ingrijpende maatregel van het opleggen van een straatverbod aan [gedaagde] .
4.4.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00;
- salaris advocaat €
1.079,00;
Totaal € 1.393,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.393,--;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT