ECLI:NL:RBLIM:2023:316

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
C/03/292985 / HA ZA 21-295
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake deskundigenbericht in civiele procedure over verwaarlozing van paarden

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 4 januari 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een zaak tussen een vennootschap onder firma als eiseres en meerdere gedaagden. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 7 september 2022 het voornemen uitgesproken om een deskundige te benoemen om de vraag te beantwoorden of de gedaagden tekortgeschoten zijn in hun zorgverplichting jegens de paarden, die volgens de eiseres ernstig verwaarloosd zijn. In het tussenvonnis van 4 januari 2023 heeft de rechtbank de reacties van partijen op de voorgestelde vragen aan de deskundige beoordeeld. Partijen hebben aangegeven dat zij het eens zijn over de benoeming van één deskundige, een dierenarts gespecialiseerd in paardengeneeskunde. De rechtbank heeft de partijen gevraagd om hun voorkeur voor de deskundige en het maximaal acceptabele voorschotbedrag aan te geven. De rechtbank heeft ook de vraagstelling aan de deskundige aangepast op basis van de reacties van partijen. De rechtbank heeft benadrukt dat de deskundige de medische conditie van de paarden moet beoordelen en dat de vraagstelling moet worden uitgebreid om de ernst van de verwaarlozing te verduidelijken. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere beslissingen en de partijen verzocht om aanvullende informatie over de beschikbaarheid van video- en fotomateriaal van de paarden op de relevante data.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/292985 / HA ZA 21-295
Vonnis van 4 januari 2023
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
kantoorhoudend te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. F. Kolkman,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1] .,
kantoorhoudend te [vestigingsplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 2]
gedaagden,
advocaat mr. J.A. Houben-Timmermans.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 september 2022
  • het B-5 formulier van [eiseres] (wens bewijslevering via getuigen)
  • het B-5 formulier van [gedaagden]
  • de dagbepaling getuigenverhoor aan de zijde van [eiseres] op 21 april 2023
  • de akte uitlating van [eiseres]
  • de akte uitlaten van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 7 september 2022 (hierna: het tussenvonnis) overwogen dat zij voornemens is om een deskundigenbericht in te winnen om de kernvraag die voorligt te kunnen beantwoorden, te weten of [gedaagden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de zorgverplichting die voortvloeit uit de opfokovereenkomst door de paarden ernstig te verwaarlozen (zie r.o. 4.24 tussenvonnis).
2.2.
De rechtbank heeft partijen in het tussenvonnis opgedragen zich bij akte uit te laten over het aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n), het maximaal acceptabele voorschotbedrag en de aan de deskundige(n) te stellen vragen.
Reacties partijen naar aanleiding van tussenvonnis 7 september 2022
2.3.
Partijen hebben op 2 november 2022 een akte genomen. Zij zijn het erover eens dat één deskundige volstaat. Hun voorkeur gaat uit naar de benoeming van een dierenarts gespecialiseerd in paardengeneeskunde. [gedaagden] hebben voorgesteld
[naam deskundige 1] als deskundige te benoemen. [eiseres] stemt daarmee in. Indien deze deskundige niet beschikbaar zou zijn, dan refereert [eiseres] zich aan het oordeel van de rechtbank op dit punt.
2.4.
Het maximaal toelaatbare voorschot voor de kosten van de deskundige bedraagt wat betreft [eiseres] € 5.000,- (exclusief btw). [gedaagden] volstaan met de opmerking dat de kosten van de deskundige, zoals de rechtbank reeds in het tussenvonnis heeft geoordeeld, dienen te worden voorgeschoten door [eiseres] .
2.5.
[gedaagden] merken in algemene zin op dat volgens hen in de vraagstelling van de rechtbank onvoldoende tot uitdrukking komt dat [eiseres] stelt dat [gedaagden]
opzettelijk dan wel bewust roekeloosgedurende een lange periode de paarden
ernstig verwaarloosdzou hebben door de paarden (gedurende de periode van opfok) te laten verhongeren en niet juist te verzorgen. [gedaagden] verzoeken de rechtbank dan ook om de vraagstelling aan de deskundige uit te breiden en als volgt aan te passen:
Vraag 1
Naar de mening van [gedaagden] dient de medische conditie per paard door de deskundige te worden beoordeeld. Als de foto’s die in de procedure zijn overgelegd onderhavige paarden betreffen, dan is te zien dat de conditie per paard duidelijk anders is. Verder heeft één paard zeer ernstige koliek gehad en de andere paarden niet. Het is een feit van algemene bekendheid dat een paard dat (ernstige) koliek heeft gehad er qua conditie op achteruit gaat.
Vraag 2A
[gedaagden] verzoeken de rechtbank om
  • het woord ‘ondervoeding’ te vervangen door
  • een extra subvraag op te nemen:
vraag 2B
[gedaagden] verzoeken de rechtbank om:
- in plaats van ‘te weinig aangeboden voeding (verwaarlozing)’ te vermelden:
structureel te weinig aangeboden voeding (ernstige verwaarlozing)[eiseres] stelt immers dat [gedaagden] de paarden zou hebben laten verhongeren.
Vraag 3
[gedaagden] verzoeken de rechtbank om een subvraag toe te voegen:
Kunt u aangeven hoe ernstig de wond was en of deze directe medische verzorging vereiste, en zo ja, welke?
Vraag 5
[gedaagden] verzoeken de rechtbank om:
  • het woord ‘verwaarlozing’ te vervangen door
  • achter ‘de periode van opfok’ toe te voegen: (
  • Kunt u toelichten waarin die ernstige verwaarlozing gelegen was?
Vraag 5B
Naar de mening van [gedaagden] zou deze vraag als volgt moeten luiden:
Zo ja, om welke onherstelbare lichamelijke schade gaat het per paard en kunt u – eveneens per paard – toelichten waaruit die blijkt?
Vraag 5C:
[gedaagden] verzoeken de rechtbank om de volgende subvraag toe te voegen:
Zo ja, kunt u toelichten of er sprake was van opzettelijk dan wel bewust roekeloos handelen aan de zijde van [gedaagden] ?
2.5.1.
[eiseres] merkt ten aanzien van de door de rechtbank voorgestelde vraagstelling op dat de rechtbank steeds uitgaat van informatie aan de hand van de papieren dossiers. Volgens [eiseres] kan voor de beoordeling mogelijk ook relevant zijn dat de deskundige de paarden “in levenden lijve” beoordeelt. [eiseres] verzoekt de rechtbank het aan het oordeel van de deskundige over te laten of het voor de rapportage relevant is om de paarden te inspecteren.
2.5.2.
[eiseres] verzoekt de rechtbank verder niet mee te gaan in de suggesties van [gedaagden] om telkens het woord ‘ernstig’ toe te voegen aan de verwijten. Het betreft een juridische kwalificatie die slechts op een enkel punt in de dagvaarding is gesteld als grondslag van haar eis. Te weten bij de verwondingen aan het rechter achterbeen van [naam 1] ; alle vier de paarden hadden ernstige diarree en waren ernstig vermagerd zo is het standpunt van [eiseres] . Er was sprake van ernstige ondervoeding, maar dat is wat anders dan uithongering. Ernstig ondergewicht is niet als grondslag genoemd en de mate van ondergewicht kan alleen door het wegen van een paard vastgesteld worden en dat is na zoveel jaren niet meer mogelijk. Wel kan de huidige schofthoogte beoordeeld worden.
2.5.3.
Ook heeft [eiseres] niet gesteld dat sprake is van structureel te weinig aangeboden voeding, maar van ernstige verwaarlozing. De door [gedaagden] onder vraag 2B voorgestelde aanvulling met het woord structureel dient daarom ook niet meegenomen te worden. [eiseres] kan zich voor het overige vinden in de door de rechtbank voorgestelde vraagstelling.
Vraagstelling aan deskundige
2.6.
De rechtbank overweegt aangaande het commentaar van partijen op de vraagstelling als volgt.
2.6.1.
Voor zover [gedaagden] met hun opmerking over vraag 1 bedoelen te stellen dat in die vraag onvoldoende tot uitdrukking komt dat de medische conditie
per paarddient te worden beoordeeld, kan de rechtbank [gedaagden] hier niet in volgen. De rechtbank zal echter, om iedere mogelijke onduidelijkheid uit te sluiten, in de derde regel van vraag 1A), vóór “de paarden” nog opnemen “elk van”. Vragen 1A) en 1B) komen daardoor als volgt te luiden:
1. A) Kunt u aan de hand van de medische dossiers van de vier paarden ( [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] ) vaststellen wat de medische conditie was van elk van de paarden op 4 mei 2019 en op 18 november 2019.
B) Zo ja, wat was die medische conditie?
2.6.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek van [gedaagden] in te willigen om het woord ‘ondervoeding’ bij vraag 2A - eerste gedachtestreepje - te wijzigen in ‘ernstig ondergewicht’. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ontgaat het de rechtbank waarom die wijziging in de vraagstelling aangewezen zou zijn. Temeer nu de vorderingen van [eiseres] zijn gebaseerd op de feitelijke stelling dat sprake was van ondervoeding (uithongering) bij de paarden. De rechtbank ziet om dezelfde reden geen aanleiding om het verzoek van [gedaagden] bij vraag 2A - tweede gedachtestreepje - in te willigen. De rechtbank zal wel anderszins met het verzoek rekening houden door bij vraag 2B) aan het eind nog toe te voegen “en kunt u iets zeggen over de mate van die ondervoeding”.
2.6.3.
De rechtbank ziet geen noodzaak om de vraagstelling onder vraag 2B) zo aan te passen als door [gedaagden] wordt verzocht. Het woord “structureel” voorafgaand aan “te weinig aangeboden voeding” voegt naar het oordeel van de rechtbank niets toe. In de vraagstelling is de ondervoeding immers gekoppeld aan de periode 4 mei 2019 tot
18 november 2019. Ook voor het wijzigen van het woord “verwaarlozing” naar “ernstige verwaarlozing” ziet de rechtbank geen aanleiding. De mate en ernst van de (mogelijke) verwaarlozing (in de vorm van ondervoeding) wordt naar het oordeel van de rechtbank reeds ondervangen door de hiervoor weergegeven passage “en kunt u iets zeggen over de mate van die ondervoeding” waarmee de rechtbank de vraagstelling onder vraag 2B) zal uitbreiden.
2.6.4.
Gelet op het voorgaande zullen de vragen 2A) en 2B) als volgt luiden:
2. A) Kunt u op basis van de medische dossiers vaststellen of er sprake was van ondervoeding tijdens de periode van 4 mei 2019 tot 18 november 2019?
B) Zo ja, kunt u vaststellen wat de oorzaak is van die ondervoeding: onderliggende lichamelijke problematiek bij de paarden bij het verwerken van aangeboden voeding, te weinig aangeboden voeding (verwaarlozing), of een andere oorzaak, en kunt u iets zeggen over de mate van die ondervoeding?
2.6.5.
De rechtbank zal de vraagstelling onder vraag 3 uitbreiden zoals door [gedaagden] verzocht en aansluitend aan de reeds door de rechtbank onder 3A) en 3B) voorgestelde tekst een nieuwe vraag 3C) opnemen die luidt: “Indien het een wond betrof die direct in het oog springt, kunt u dan aangeven hoe ernstig de wond was en of deze directe medische verzorging vereiste, en zo ja, welke?”
.Als gevolg hiervan verspringt de nummering van de subvragen onder vraag 3 en komen vragen 3 en 4 als volgt te luiden:
3. A) Kunt u op basis van het medisch dossier van [naam 1] vaststellen wanneer de wond aan het achterbeen rechtsachter aan de mediale zijde van de pijp is ontstaan (verse wond of oudere wond)?
B) Betrof het een wond die bij verzorging van het paard direct in het oog springt of een die over het hoofd gezien kon worden?
C) Indien het een wond betrof die direct in het oog springt, kunt u dan aangeven hoe ernstig de wond was en of deze directe medische verzorging vereiste, en zo ja, welke?
D) Kunt u vaststellen wat de oorzaak van de wond was, zoals bijvoorbeeld een hagelschot, een beet van een hond, een val van het paard of een verwonding opgelopen tijdens het transport van vier paarden in een trailer die bedoeld is voor twee paarden?
4. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.6.6.
Ook het verzoek van [gedaagden] om bij vraag 5A) vóór het woord “verwaarlozing” het woord “ernstige” toe te voegen, zal door de rechtbank niet worden ingewilligd. De relevantie van die toevoeging ontgaat de rechtbank. Het gaat bij de beantwoording van die vraag immers niet (meer) om de mate van verwaarlozing, maar om de (mogelijk) als gevolg van die (reeds vaststaande) verwaarlozing bij de betreffende paarden opgelopen onherstelbare schade. Om dezelfde reden zal de uitbreiding van de vraagstelling onder vraag 5A) door toevoeging van de onder gedachtestreepje drie weergegeven vraag “Kunt u toelichten waarin die ernstige verwaarlozing gelegen was?” (ook) niet worden ingewilligd. Indien wordt toegekomen aan de beantwoording van vraag 5 is de verwaarlozing (en de mate daarvan) immers reeds in rechte vast komen te staan (zie r.o. 4.29. tussenvonnis).
De rechtbank zal, hoewel dit reeds voor het overige uit het vonnis valt af te leiden, voor de duidelijkheid voor wat betreft de periode van opfok nog tussen haakjes ‘
de periode van 4 mei 2019 tot 18 november 2019’ toevoegen.
2.6.7.
De rechtbank zal het verzoek van [gedaagden] waar dit ziet op vraag 5B) afwijzen, nu dit niets toevoegt. Uit het antwoord op vraag 5B), zoals deze door de rechtbank is voorgesteld, volgt reeds waaruit de eventueel bij één of elk van de twee paarden te constateren onherstelbare lichamelijke schade, opgelopen door verwaarlozing, blijkt.
Ook het verzoek om de vraagstelling uit te breiden met vraag 5C) zal niet worden ingewilligd. De relevantie van de vraag of sprake is van opzettelijk dan wel bewust roekeloos handelen door [gedaagden] ontgaat de rechtbank in dit kader. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is dit reeds een gepasseerd station. Vraag 5 ziet immers op de fase van het vaststellen van de (hoogte van de) schade.
2.6.8.
Gelet op het voorgaande komen de vragen 5A) en 5B) als volgt te luiden:
5. A) Hebben [naam 1] en [naam 2] onherstelbare lichamelijke schade opgelopen door verwaarlozing van de paarden tijdens de periode van opfok (de periode van 4 mei 2019 tot 18 november 2019)?
B) Zo ja, kunt u per paard toelichten waaruit dit blijkt?
2.6.9.
Waar het de relevantie betreft van het al dan niet ‘in levenden lijve’ zien van de paarden bij het uitbrengen van het deskundigenbericht, heeft te gelden dat het ter beoordeling van de deskundige is of om te bepalen of dit al dan niet nodig is.
Deskundige
2.7.
De rechtbank zal partijen volgen in hun voorkeur om één deskundige te benoemen.
2.8.
De griffier van de rechtbank heeft contact opgenomen met [naam deskundige 1] die door partijen als deskundige is voorgedragen. Zij heeft per e-mail van 21 december 2022 aan de griffier van de rechtbank laten weten dat zij denkt geen nuttige bijdrage te kunnen leveren aan beantwoording van de vraagstelling. Meer in het bijzonder heeft zij het volgende opgemerkt naar aanleiding van de vraagstelling (de reactie van de deskundige is in hoofdletters en schuin gedrukt):
1. A) Kunt u aan de hand van de medische dossiers van de vier paarden ( [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] ) vaststellen wat de medische conditie was van elk van de paarden op 4 mei 2019 en op 18 november 2019?
TENZIJ DE DOSSIERS ENORM UITGEBREID ZIJN EN OOK FOTO’S EN VIDEO’S BEVATTEN IS DIT DOORGAANS NIET MOGELIJK, BIJ DE NORMALE VERSLAGLEGGING GEBRUIKELIJK BIJ DIERENARTSEN IS DIT NIET MOGELIJK
B) Zo ja, wat was die medische conditie?
?? DAT HANGT VAN DOSSIERS AF MAAR DOORGAANS ZIJN DIE DAAR NIET GESCHIKT VOOR
2. A) Kunt u op basis van de medische dossiers vaststellen of er sprake was van ondervoeding tijdens de periode van 4 mei 2019 tot 18 november 2019?
NEEN, ALLEEN ALS ER UITGEBREID FOTO/VIDEO MATERIAAL IS
B) Zo ja, kunt u vaststellen wat de oorzaak is van die ondervoeding: onderliggende lichamelijke problematiek bij de paarden bij het verwerken van aangeboden voeding, te weinig aangeboden voeding (verwaarlozing), of een andere oorzaak, en kunt u iets zeggen over de mate van die ondervoeding?
DAT VERWACHT IK NIET WANT DAARVOOR MOET JE DOORGAANS DE PAARDEN EN HET BEDRIJF ZEER ZORGVULDIG ONDERZOEKEN
3. A) Kunt u op basis van het medisch dossier van [naam 1] vaststellen wanneer de wond aan het achterbeen rechtsachter aan de mediale zijde van de pijp is ontstaan (verse wond of oudere wond)?
NEEN, IK BEN EEN INTERNIST EN GEEN ORTHOPEED/CHIRURG – [naam deskundige 2] UUB) Betrof het een wond die bij verzorging van het paard direct in het oog springt of een die over het hoofd gezien kon worden?
KUNNEN WE ALLEEN WAT VAN ZEGGEN ALS ER GOED GEDATEERD EN GEIDENTIFICEERD BEELD MATERIAAL IS
C) Indien het een wond betrof die direct in het oog springt, kunt u dan aangeven hoe ernstig de wond was en of deze directe medische verzorging vereiste, en zo ja, welke?
ZIE EERDERD) Kunt u vaststellen wat de oorzaak van de wond was, zoals bijvoorbeeld een hagelschot, een beet van een hond, een val van het paard of een verwonding opgelopen tijdens het transport van vier paarden in een trailer die bedoeld is voor twee paarden?
OOK DIT HANGT HELEMAAL AF VAN HET BESCHIKBARE BEELD MATERIAAL MAAR DOORGAANS IS DAT ERG MOEILIJK
4. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Mocht blijken dat sprake is geweest van verwaarlozing:
VERWAARLOZING IS OP HET ACUTE MOMENT AL ERG MOEILIJK TE BEWIJZEN, ZOVEEL JAAR LATER IS DAT DOORGAANS HEEL MOEILIJK
5. A) Hebben [naam 1] en [naam 2] onherstelbare lichamelijke schade opgelopen door verwaarlozing van de paarden tijdens de periode van opfok (de periode van 4 mei 2019 tot 18 november 2019)?
HIER KUN JE ALLEEN IN HET ALGEMEEN STELLEN DAT ALS JONGE DIEREN VELE MAANDEN ONVOLDOENDE GEVOERD WORDEN ETC ER LEVENSLANGE SCHADE KAN ONTSTAAN, MAAR BEWIJZEN IS DOORGAANS ERG MOEILIJK
B) Zo ja, kunt u per paard toelichten waaruit dit blijkt?
Vragen voor deskundige voorafgaand aan een eventuele benoeming:
 Staat het u vrij om als deskundige benoemd te worden (kent u een van partijen of de advocaten?)
IK STA HIER WEL VRIJ IN, AL ZULLEN VEEL MENSEN EN OOK VEEL ADVOCATEN MIJ WEL KENNEN, DAT KAN NIET ANDERS ALS JE JE MEER DAN 40 JAAR IN NEDERLAND HIER MEE BEZIG HOUDT
  • of u bereid en in staat bent een dergelijke benoeming als deskundige te aanvaarden?
  • WE REKENEN DOORGAANS 300 EURO PER UUR EN PER 1-1-2023 WAARSCHIJNLIJK MEER
- hoe veel tijd heeft de deskundige nodig voor het onderzoek?
DAT ZOU VOLLEDIG AFHANGEN VAN HOEVEELHEID STUKKEN EN HOEVEELHEID BEELDMATERIAAL
 welke persoon binnen uw organisatie tot deskundige kan worden benoemd?
IK WERK NIET MEER BIJ UU – EVENTUEEL KUNT U [e-mailadres] BENADEREN
2.9.
De reactie van de beoogd deskundige is voor de rechtbank aanleiding partijen te vragen zich hierover bij akte uit te laten, meer in het bijzonder over de vraag of uitgebreid video en fotomateriaal beschikbaar is van elk van de paarden op 4 mei 2019 en op
18 november 2019 en, zelfs als dat aanwezig is, de inschatting van de deskundige dat, kort gezegd, ondervoeding/verwaarlozing na zo veel jaar heel moeilijk is vaststellen. Ook wenst de rechtbank van partijen te vernemen of [naam deskundige 2] als deskundige benaderd moet worden door de rechtbank nu [naam deskundige 1] expliciet verwoord heeft niet bereid te zijn de benoeming tot deskundige te aanvaarden nu zij geen meerwaarde ziet in die benoeming.
2.10.
In afwachting van de reacties van partijen houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
1 februari 2023voor akte uitlating r.o. 2.9. aan de zijde van beide partijen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CB