ECLI:NL:RBLIM:2023:3070

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
ROE 23/764, 23/897, 23/899
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor zorgcentrum met afwijzing wegens ontbreken spoedeisend belang

Op 12 mei 2023 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de bouw van een zorgcentrum, De Baenje, in Sittard-Geleen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen het bestreden besluit van 17 maart 2023, vreesden dat de bouwwerkzaamheden en de kap van vier bomen een onomkeerbare situatie zouden creëren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat tot de beslissing op bezwaar alleen grondwerkzaamheden zouden plaatsvinden, waardoor er geen onomkeerbare schade zou ontstaan.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat dit niet automatisch leidt tot een spoedeisend belang voor de verzoekers. De verzoekers hebben hun bezwaren geuit over de hoogte en de massa van het geplande woonzorgcomplex, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het aan de verweerder is om deze bezwaren te heroverwegen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de verzoekers, ondanks hun bezwaren, geen onomkeerbare gevolgen zouden ondervinden van de huidige werkzaamheden, aangezien deze zich beperkten tot grondwerkzaamheden.

De voorzieningenrechter heeft verder aangegeven dat, hoewel er geen spoedeisend belang is, verzoekers in de toekomst een nieuw verzoek om voorlopige voorziening kunnen indienen als de situatie verandert. De uitspraak is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 23/764, ROE 23/897 en ROE 23/899
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2023 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[naam 1] , verzoeker 1,

[naam 2]en
[naam 3], verzoekers 2,
samen: verzoekers, wonende te [woonplaats] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigden: [Naam gemachtigden] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting ZOwonen, gevestigd te [woonplaats]
(gemachtigde: [Naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de derde-partij Stichting ZOwonen (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor, onder meer, het realiseren van een zorgcentrum (De Baenje) en het kappen van vier bomen aan de [woonplaats] .
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2023. Verzoekers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens vergunninghouder is verschenen [Naam vergunninghouder] , bijgestaan door de gemachtigde van vergunninghouder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan op de verzoeken.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af en geeft hiervoor de volgende motivering.

Overwegingen

Het bestreden besluit
1. Het bestreden besluit betreft een omgevingsvergunning voor onder meer het realiseren van een woonzorgcomplex voor ouderen (De Baenje) met 136 kamers, aan de [woonplaats] en het kappen van vier bomen op hetzelfde perceel. Het oude, op dezelfde locatie gelegen, woonzorgcomplex De Baenje is inmiddels gesloopt en vergunninghouder is voornemens zo spoedig te beginnen met (de voorbereidingen voor) de bouw van het nieuwe complex.
2. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen. [1] Het bouwplan is, onder meer wat betreft de bouw- en goothoogte, in strijd met het bestemmingsplan ‘Centrum Sittard’. Verweerder heeft de aanvraag daarom mede opgevat als een verzoek om een omgevingsvergunning voor met het bestemmingsplan strijdig gebruik. [2] Met toepassing van het Besluit omgevingsrecht [3] is tevens voor dit strijdig gebruik omgevingsvergunning verleend. De omgevingsvergunning is wat betreft het kappen van vier bomen verleend voor de activiteit ‘vellen van een houtopstand’. [4]
De verzoeken om voorlopige voorziening
3. Verzoekers vrezen dat door de geplande bouwwerkzaamheden respectievelijk kapwerkzaamheden een onomkeerbare situatie zal ontstaan en hebben de voorzieningenrechter daarom verzocht de omgevingsvergunning te schorsen. Zij hebben voor de gronden van hun verzoek verwezen naar de gronden van hun bezwaar. Deze richten zich met name tegen de hoogte, vorm (blokken met plat dak) en (geringe) mate van geleding van het geplande woonzorgcomplex, kortom tegen de hoogte en grootte van de bouwmassa. Volgens het bestemmingsplan mag de bouwhoogte maximaal 12 meter zijn en de goothoogte maximaal 9 meter. Het bouwplan voorziet in bouw-/goothoogten van 20,835 meter (blok A), 14,195 meter (blok B en C) en 15,415 meter (blok C bij de liftschacht/trappenhuis). Verzoeker 1 heeft, als architect/ stedenbouwkundige met ervaring bij de bouw van zorgcentra, een alternatief plan gemaakt dat voorziet in een twee verdiepingen lager complex en daaruit blijkt volgens hem dat er wel degelijk betere alternatieven zijn. Verzoekers 2 voeren aan dat het geplande woonzorgcomplex niet past bij de historische bebouwing en de parkachtige uitstraling van de aanpalende woonwijk en dat het in strijd is met het beleid zoals dat is geformuleerd in de gemeentelijke Nota Ruimtelijke Kwaliteit en Omgevingsvisie 2016. Wat betreft de vergunning voor het kappen van de vier bomen voeren verzoekers 2 aan dat de noodzaak van het kappen van deze bomen niet is aangetoond.
De vraag of verzoeker 1 belanghebbende is
4. Verweerder en vergunninghouder hebben aangevoerd dat verzoeker 1 geen belanghebbende bij het bestreden besluit is. Zij vinden dat hij geen gevolgen van enige betekenis van de omgevingsvergunning ondervindt omdat hij op ongeveer 100 meter afstand van de bouwlocatie woont en geen zicht hierop heeft.
5. De voorzieningenrechter gaat voorbij de aan de vraag of verzoeker 1 belanghebbende is bij het bestreden besluit. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om deze vraag in het kader van deze voorzieningenprocedure te beantwoorden omdat er nog twee andere verzoeken voorliggen van verzoekers die, onbetwist, belanghebbende zijn. Het is aan verweerder om bij de beslissing op bezwaar over de vraag of hij belanghebbende is en over de ontvankelijkheid van zijn bezwaar te beslissen. Indien beroep wordt ingesteld, zal het aan de rechtbank zijn om daarover te oordelen.
Het spoedeisend belang
6. Van een situatie waarin vanwege onverwijlde spoed een voorlopige voorziening is vereist, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter zowel wat betreft de vergunde bouwwerkzaamheden als de vergunde bomenkap geen sprake. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de huidige en geplande werkzaamheden in de periode tot de beslissing op de bezwaren stil te leggen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
6.1.
Het verzoek van verzoekers betreft een verzoek hangende bezwaar. Dit betekent dat de voorzieningenrechter alleen voor de duur van de bezwaarprocedure een voorlopige voorziening kan treffen. Tijdens deze procedure moet sprake zijn van een situatie waarbij onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige noodzakelijk maakt. Verweerder heeft aangegeven dat naar verwachting eind juni een beslissing op de bezwaren zal worden genomen. De planning van de werkzaamheden is ter zitting besproken. Vergunninghouder heeft aangegeven dat op 3 mei aanstaande de aanvang van de grondwerkzaamheden is gepland. De grondwerkzaamheden zullen volgens vergunninghouder ten tijde van de beslissing op de bezwaren, ook als op dat moment al de funderingspalen en ringbalken gerealiseerd zouden zijn, niet tot de door verzoekers gevreesde onomkeerbare gevolgen leiden, want de fundering is ook bruikbaar voor een gebouw met een lagere, volgens verzoekers aanvaardbare, bouwhoogte. Het voorgaande betekent dat voorlopig alleen grondwerkzaamheden (aanleggen van ondergrondse infra (rioolbuizen) en graafwerkzaamheden ten behoeve van de fundering) en funderingswerkzaamheden plaatsvinden. Pas na de bouwvakantie zal worden begonnen met werkzaamheden vanaf fundering en zal dus “de hoogte in gegaan worden”. Tot de bouwvakantie zullen de werkzaamheden zich dus beperken tot werkzaamheden op maaiveldhoogte. Daarmee ontstaat voor verzoekers tijdens de bezwaarfase geen onomkeerbare situatie. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de bezwaren met name zien op de bouwhoogte van het vergunde bouwplan. Als deze werkzaamheden gewoon doorgaan, is er voor verweerder geen enkele belemmering om de bezwaren gegrond te verklaren en het bouwplan te laten aanpassen of zelfs helemaal niet door te laten gaan.
6.2.
De voorzieningenrechter heeft verder geen aanleiding voor het (voorlopig) oordeel dat de grondwerkzaamheden zelf voor onevenredige overlast en/of een onomkeerbare of moeilijk omkeerbare gevolgen voor verzoekers zullen zorgen.
6.3.
De bomen zullen, gelet op de toezegging hierover van vergunninghouder ter zitting, niet worden gekapt gedurende de bezwaarfase.
Toets van het bestreden besluit op evidente onrechtmatigheid
7. Ook zonder spoedeisend belang kan er aanleiding zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening als het bestreden besluit evident (buiten elke twijfel) onrechtmatig is en dus zeker is dat deze in bezwaar geen stand zal kunnen houden.
8. De voorzieningenrechter is echter niet gebleken dat de omgevingsvergunning evident onrechtmatig is. Verweerder zal bij de beslissing op de bezwaren een volledige heroverweging op grond van de bezwaren moeten maken over de verleende omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter geeft verweerder mee daarbij goed te kijken naar de bezwaren over de bouwhoogte en de bouwmassa, ook in het licht van het door verzoekers aangedragen alternatief. Het is echter nu eerst aan verweerder om iets te vinden van deze bezwaren.
Conclusie en mededeling over het rechtsmiddel
9. De voorzieningenrechter wijst gelet op het voorgaande de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af.
10. Dit voorlopige oordeel is gegeven op basis van de omstandigheden zoals die nu zijn en de verwachte situatie tot aan de beslissing op de bezwaren. Mocht de situatie veranderen, bijvoorbeeld omdat de beslissing op de bezwaren langer op zich laat wachten en toch verdere (kap)werkzaamheden (dreigen te) worden uitgevoerd, dan kunnen verzoekers desgewenst een nieuw verzoek om voorlopige voorziening indienen omdat dan wel sprake kan zijn van een spoedeisend belang.
11. Er is geen aanleiding voor terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van de proceskosten aan verzoekers.
12. De voorzieningenrechter deelt mede dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Waarvan door de griffier is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter is ondertekend. De griffier is verhinderd dit mede te ondertekenen.
mr. A. Snijders
(voorzieningenrechter)
Afschrift verzonden aan partijen op: 12 mei 2023.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder c, van de Wabo.
3.artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2°, van de Wabo en artikel 4, aanhef en onder 9, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
4.Artikel 2.2, eerste lid, sub g van de Wabo en artikel 2.2, eerste lid, sub e, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Sittard-Geleen.