ECLI:NL:RBLIM:2023:3064

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
ROE 23/880
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van rijgeschiktheid op basis van psychiatrische rapportages en drugsmisbruik

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 12 mei 2023, betreft het een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die zijn rijgeschiktheid betwist. De zaak is ontstaan na de intrekking van een besluit van 23 december 2022, waarin de verzoeker als rijgeschikt werd beoordeeld op basis van een psychiatrisch rapport van psychiater [Naam psychiater 1]. Dit rapport concludeerde dat de verzoeker geschikt was om te rijden. Echter, een later rapport van psychiater [Naam psychiater 2] toonde aan dat de verzoeker op 17 augustus 2022 wegens drugsmisbruik rijongeschikt was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de intrekking van de rijgeschiktheid op basis van dit eerdere rapport gerechtvaardigd was, aangezien de verzoeker niet voldeed aan de vereisten van een recidiefvrije periode van één jaar zonder drugsmisbruik.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat de verzoeker in afwachting van de bezwaarprocedure niet als rijgeschikt wordt beschouwd. De rechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de hoofdprocedure. De verzoeker had aangevoerd dat hij vrachtwagenchauffeur is en dat hij een aanbod om te werken had moeten afwijzen vanwege het ontbreken van een geldig rijbewijs. De rechter erkende het spoedeisend belang, maar oordeelde dat de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van de verzoeker.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het CBR op goede gronden het besluit van 23 december 2022 had ingetrokken en dat de verzoeker op zijn vroegst op 17 augustus 2023 opnieuw gekeurd kan worden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn gewezen op het feit dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/880

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

8 mei 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.P. van Vroonhoven),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: [Naam gemachtigde] ).
Datum uitspraak: 8 mei 2023
Zitting heeft: mr. I.C.A. Wilschut
Griffier: mr. C. Schrammen
Ter zitting zijn verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder verschenen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Dit betekent dat verzoeker in afwachting van de bezwaarprocedure niet rijgeschikt wordt geacht.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar en gebaseerd op de volgende overwegingen.
De voor de beoordeling van het verzoek belangrijke wettelijke regels en beleidsregels zijn te vinden in de bijlage bij het proces-verbaal.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de hoofdprocedure.
2. De voorzieningenrechter acht het gestelde spoedeisend belang aannemelijk. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij vrachtwagenchauffeur is en dat hij recent een aanbod om als zodanig aan de slag te gaan heeft moeten afwijzen, omdat hij op dit moment niet beschikt over een geldig rijbewijs. Hij zou met een geldig rijbewijs bij wijze van spreken volgende week al aan de slag kunnen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Verzoeker kan door het niet beschikken over een geldig rijbewijs dus niet zijn reguliere werk verrichten en verwerft nu geen inkomen.
3. Het besluit van 23 december 2022, waarbij geconcludeerd werd tot rijgeschiktheid, was gebaseerd op het psychiatrisch rapport van psychiater [Naam psychiater 1] van 6 december 2022, opgesteld op basis van een door verzoeker aangevraagd onderzoek op 28 november 2022 naar de stand op dat moment. [Naam psychiater 1] concludeerde daarbij tot rijgeschiktheid.
3.1.
Nadien, op 20 februari 2023, ontving het CBR het rapport van psychiater [Naam psychiater 2] , waaruit blijkt dat verzoeker al eerder op 17 augustus 2022 een keuring heeft ondergaan en dat ten tijde van die keuring wel sprake was van drugsmisbruik. De urine uitslag was positie voor XTC (MDMA) en amfetamine, wat volgens [Naam psychiater 2] impliceert dat verzoeker dit recent had gebruikt. Dit gebruik was niet in overeenstemming met de drugsanamnese. [Naam psychiater 2] achtte van belang dat verzoeker ondanks het feit dat hij wist dat er een drugsonderzoek werd afgenomen kennelijk niet in staat was om zich met betrekking tot drugsmisbruik te beheersen, wat volgens [Naam psychiater 2] wijst op een vorm van persistentie en een aanwijzing vormt voor het problematisch gebruik van drugs.
3.2.
Om een rijbewijs terug te krijgen is het volgens de verkeerswetgeving van belang dat de houder van een rijbewijs minstens een jaar lang geen misbruik heeft gemaakt van psychoactieve stoffen, zoals drugs. Dit volgt uit paragraaf 8.8. van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000. Aan deze termijn is op basis van de huidige gegevens niet voldaan.
3.3.
Op basis van de pas in februari 2023 door het CBR ontvangen rapportage volgt namelijk dat er nog op 17 augustus 2022 sprake is geweest van drugsmisbruik. Er is op dit moment geen reden om niet van de juistheid van dit rapport uit te gaan. Het CBR mag zich enkel dan niet op een psychiatrische rapportage baseren indien het rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig is of anderszins niet of niet voldoende concludent is. Dat hiervan sprake is, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Een second opinion heeft in dat verband alleen zin, indien het ziet op de resultaten van het eerdere onderzoek of op dezelfde dag is uitgevoerd. Dat is niet het geval; het onderzoek van [Naam psychiater 1] dateert van een paar maanden erna en zegt dus niets over de resultaten van het onderzoek van [Naam psychiater 2] . Dat geldt ook voor de overgelegde urinetesten in de periode maart en april 2023. In de rapportage van [Naam psychiater 1] is verder ook niet ingegaan op de bevindingen van [Naam psychiater 2] , waardoor ook daarmee geen twijfel is gerezen aan de juistheid daarvan.
3.4.
Verzoeker mocht er gelet op de inhoud van het telefoongesprek met het CBR op 17 november 2022 naar het oordeel van de voorzieningenrechter op vertrouwen dat hij een herkeuring zou krijgen, maar niet ook dat de herkeuring bij [Naam psychiater 1] vervolgens doorslaggevend zou zijn en het onderzoek van [Naam psychiater 2] daarmee volledig van de baan zou zijn. Ter zitting kon verzoeker zich niet meer herinneren hoe het gesprek precies is gegaan en uit de telefoonnotitie die is overgelegd leidt de voorzieningenrechter niet af dat in strijd met de geldende regelgeving iets in die trant is gezegd. Vast staat dat in de rapportage van [Naam psychiater 1] de bevindingen van [Naam psychiater 2] niet zijn betrokken. De rapportage van [Naam psychiater 1] doet daarmee geen enkele afbreuk aan de rapportage van [Naam psychiater 2] waaruit volgt dat op 17 augustus 2022 een positieve uitslag is geweest.
3.5.
De mogelijke impact van het gebruik van het middel “Concerta” door verzoeker op de uitslag van het laboratorium op 17 augustus 2022 en een mogelijke reactie van [Naam psychiater 1] op de bevindingen van [Naam psychiater 2] zouden in bezwaar nader onderzocht kunnen worden, maar zijn op dit moment nog niet aan de orde. De voorzieningenrechter kan met andere woorden op dit moment niet om de bevindingen van [Naam psychiater 2] heen.
3.6.
Dit betekent dat op basis van de nu bekende feiten op 17 augustus 2022 een nieuwe recidiefvrije periode van één jaar is aangevangen. De voorzieningenrechter is dan ook voorshands van oordeel dat dit betekent dat verzoeker op zijn vroegst op 17 augustus 2023 opnieuw gekeurd kan worden.
3.7.
Dit maakt dat het CBR het besluit van 23 december 2022 op goede gronden heeft ingetrokken en verzoeker ook op goede gronden alsnog niet rijgeschikt acht. Weliswaar is het besluit gebrekkig gemotiveerd, maar dit kan het CBR in bezwaar nog herstellen en is geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.
3.8.
In de procedure ter verkrijging van een Verklaring van geschiktheid is geen plaats voor een afweging van persoonlijke belangen. Het algemene belang van de verkeersveiligheid weegt zwaarder dan de persoonlijke belangen bij de registratie van een Verklaring van geschiktheid. Het argument dat verzoeker voor zijn werk afhankelijk is van een geldig rijbewijs kan dus niet leiden tot een andersluidend besluit.
4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de verzochte voorlopige voorziening te treffen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Waarvan proces-verbaal.
Griffier rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 12 mei 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor dit proces-verbaal belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet
Artikel 124, eerste lid, onder d, van de WVW 94 luidt:
Onverminderd de artikelen 132, tweede lid, en 134, vierde lid, wordt een rijbewijs overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels voor een of meer categorieën van motorrijtuigen of voor een deel van de geldigheidsduur ongeldig verklaard indien de houder blijkens een op diens verzoek uitgevoerd onderzoek niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarop het onderzoek betrekking heeft, voor die categorie of categorieën en, indien bij dat onderzoek blijkt dat hij tevens niet beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van een andere categorie of andere categorieën dan waarop het onderzoek betrekking heeft, tevens voor die andere categorie of categorieën.
Regeling eiser geschiktheid 2000
Paragraaf 8.8 van de Regeling luidt:
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.