ECLI:NL:RBLIM:2023:2988

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
ROE 23/768
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet met betrekking tot harddrugs

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van Roermond om zijn woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 30 maart 2023 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij verzoeker zijn woning voor drie maanden moest sluiten vanwege de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 april 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, maar dat de sluiting mogelijk niet evenredig was, gezien de gevolgen voor verzoeker, die als kwetsbaar persoon dakloos zou kunnen worden. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van verzoeker om het bezwaar af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester om de woning per direct te sluiten. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van de burgemeester geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/768

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 mei 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. G.G.J. Geerlings),
en

de Burgemeester van de gemeente Roermond, de burgemeester

(gemachtigden: mr. L. Klaus en mr. van Lijf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 30 maart 2023 van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoeker is een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat hij met ingang van 3 april 2023 het pand gelegen aan de [adres 1] te [plaats 1] (hierna: de woning) moet sluiten en voor drie maanden gesloten moet houden.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft de griffie van de rechtbank laten weten niet bereid te zijn het besluit te schorsen tot de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft, bij wijze van ordemaatregel, het besluit van 30 maart 2023 geschorst.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester. Tevens is verschenen [naam wijkagent] , wijkagent, aan de zijde van de burgemeester en [naam begeleider B-There] , begeleider van B-There, aan de zijde van verzoeker.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter dient zich een voorlopig oordeel te vormen over de rechtmatigheid van het besluit over de woningsluiting en dient aan de hand van een belangenafweging de vraag te beantwoorden of vooruitlopend op de beoordeling van het bezwaar van verzoeker een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Daarbij acht de voorzieningenrechter de volgende feiten van belang.
Relevante feiten en omstandigheden
2.1.
De woning is een kamerbewoningspand bestaande uit drie verdiepingen. Verzoeker is huurder en bewoner van een kamer binnen de woning. Enkel verzoeker staat volgens de BRP ingeschreven op dit adres, de overige kamers zijn niet verhuurd. Uit de bestuurlijke rapportage van 14 november 2022 volgt dat er in de woning met regelmaat (hard)druggerelateerde bezoeken worden gedaan. Ook is er een overzicht van gebeurtenissen in 2022, waarbij verzoeker dan wel de woning onderwerp is van politieoptreden. Er zijn meerdere ruzies en bedreigingen met verscheidene wapens geweest en er is meerdere malen lichamelijk letsel ontstaan. De politie heeft op 11 januari 2023 een aanvullende bestuurlijke rapportage opgemaakt, waaruit onder meer volgt dat bij diverse panden in [plaats 3] , waaronder [adres 1] , een groep van overlast gevende personen naar voren komt die een drugsverslaving als gezamenlijk kenmerk hebben. Volgens dit rapport heeft de sluiting van een drugspand in het centrum van Roermond in december 2022 geleid tot meer drugsoverlast bij onder meer de woning van verzoeker.
2.2.
In de bestuurlijke rapportage van 12 januari 2023 staat dat op 12 januari 2023 om 05.25 uur een melding bij de politie binnenkwam dat een persoon op het dak van het pand aan de [adres 2] te [plaats 2] stond en deze persoon herhaaldelijk “ [naam] ” riep en met een wapen of staaf stond te zwaaien. Uit de melding bleek dat deze persoon eerder in de [adres 1] te [plaats 1] (de woning) twee personen had aangevallen met een mes. Om 07.45 uur heeft een compleet uitgerust arrestatieteam van de politie de verdachte aangehouden. Tijdens de insluitingfouillering werden in de onderbroek van deze verdachte 16 sealtjes met cocaïne aangetroffen. Deze persoon was bekend bij politie vanwege een eerdere aanhouding in Amsterdam vanwege het te koop aanbieden van cocaïne. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage van 12 januari 2023 dat uit het later ingestelde onderzoek bleek dat de aangehouden persoon uit de woning van verzoeker afkomstig was en vanuit die woning het dak heeft betreden. Hij was één van de vier personen (onder wie ook verzoeker) die in de nacht van 11 op 12 januari 2023 in de woning van verzoeker harddrugs hebben gebruikt. Deze vier personen zijn bij de politie bekend vanwege drugsgebruik en/of drugshandel. In twee kamers van de woning werden een tiental lege gebruikte cocaïne-sealtjes aangetroffen.
2.3.
De burgemeester heeft hierop besloten de woning te sluiten. De burgemeester heeft geconcludeerd dat er een handelshoeveelheid harddrugs in de woning aanwezig was. De burgemeester heeft op 21 maart 2023 verzoeker laten weten dat hij het voornemen heeft om de woning te sluiten. Verzoeker heeft zijn zienswijze kenbaar gemaakt op 28 maart 2023.
2.4.
Vervolgens is naar aanleiding van de zienswijze van verzoeker de bestuurlijke rapportage van 29 maart 2023 opgesteld. Hierin staat dat er in de periode van 24 januari 2023 tot en met 22 maart 2023 meerdere meldingen zijn gedaan van (druggerelateerde) overlast in en rondom de woning, waarbij onder meer op 24 januari 2023, 1 maart 2023 en 17 maart 2023 incidenten hebben plaatsgehad.
2.5.
Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om verzoekers woning te sluiten voor drie maanden.
3. Verzoeker is het daar niet mee eens. Verzoeker betwist de bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de woning en betwist tevens de noodzakelijkheid en evenredigheid ervan. De voorzieningenrechter gaat hieronder in op de gronden van zijn verzoek.
4. De voorzieningenrechter komt tot het volgende voorlopig oordeel.
Toetsingskader
4.1.
Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien – voor zover hier van belang – in woningen een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Cocaïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
4.2.
Ter uitvoering van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester het zogenaamde “Damocles woningen en lokalen Roermond 2021” (beleid) vastgesteld. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Gelet op artikel 4, lid 4, van het beleid volgt dat bij een eerste constatering van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs, dan wel van strafbare voorbereidingshandelingen gerelateerd aan harddrugs, de woning wordt gesloten voor de duur van drie maanden.
4.3.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij dient het toetsingskader zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 28 augustus 2019 [1] hierna de overzichtsuitspraak; uiteengezet, in acht te worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient allereerst beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient de sluiting ook evenredig te zijn.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van het pand over te gaan?
4.4.
De Afdeling heeft al vaker overwogen dat een hoeveelheid harddrugs van maximaal 0,5 gram als hoeveelheid voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Bij een grotere hoeveelheid drugs dan dat mag worden aangenomen dat het niet (alleen) voor eigen gebruik is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. Het ligt in dat geval op de weg van een betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken. Deze lijn heeft de Afdeling in de uitspraak van 22 juni 2022 nog bevestigd. [2]
4.5.
Met de burgemeester acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat in de nacht van 11 op 12 januari 2023 een handelshoeveelheid cocaïne in de woning aanwezig is geweest. Uit de bestuurlijke rapportage volgt genoegzaam dat de verdachte die is aangehouden met 16 sealtjes cocaïne in zijn onderbroek afkomstig was uit de woning van eiser en het is aannemelijk dat hij die sealtjes cocaïne toen ook al bij zich had. De voorzieningenrechter acht het namelijk niet erg waarschijnlijk dat de verdachte deze 16 cocaïne sealtjes na het vertrek uit de woning van eiser richting het dak of na zijn aanhouding nog op andere wijze verkregen heeft en mogelijkheid heeft gezien deze in zijn onderbroek te stoppen. Verzoeker heeft bevestigd dat de verdachte in de woning aanwezig was en daar cocaïne had gebruikt. Dit maakt aannemelijk dat de bij verdachte aangetroffen verdovende middelen uit de woning afkomstig zijn.
4.6.
De burgemeester heeft mogen aannemen dat de cocaïne deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden bestemd is, en hij dus bevoegd is de woning te sluiten. De voorzieningenrechter overweegt dat voor de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet niet is vereist dat verzoeker kennis moeten hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen dan wel dat hij betrokken moeten zijn geweest bij de verkoop ervan. Verwijtbaarheid van verzoeker zelf is met andere woorden geen vereiste om tot sluiting van het pand over te kunnen gaan. [3] Verzoekers hiertegen gerichte grond, dat hij betwist dat hij moest weten van de drugs in de woning, treft in dit verband dan ook geen doel.
4.7.
De burgemeester was dan ook bevoegd om tot sluiting van het pand over te gaan.
4.8.
De sluiting van de woning voor de duur van drie maanden is verder in overeenstemming met het beleid. Daarom komt het aan op de vraag of het bestreden besluit noodzakelijk en evenredig is.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
4.9.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 [4] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. Nadien is het toetsingskader verduidelijkt. Daaruit volgt dat alle relevante omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. Daarbij gaat het om de vraag of vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
4.10.
In dit geval is van belang dat uit de bestuurlijke rapportages een beeld naar voren komt dat veel (hard)drugsgebruikers de woning van verzoeker bezoeken om daar drugs te gebruiken en samen te zijn. Dit samenzijn gaat gepaard met veel overlast voor omwonenden. In november 2022 hebben buurtbewoners verzocht om handhavend op te treden voordat er echt ongelukken gaan gebeuren. Ter zitting heeft de wijkagent verklaard dat er sterke vermoedens zijn dat verzoeker niet alleen gebruikt, maar ook dealt vanuit zijn woning, omdat er bij de politie meldingen zijn binnengekomen van kortstondige bezoeken aan de woning, wat ook op camera’s die op de woning gericht staan is waargenomen. Deze gang van zaken vindt steun in de bestuurlijke rapportages, waarin namelijk melding wordt gemaakt van incidenten waarbij personen bij verzoeker harddrugs hebben gekocht of hebben willen kopen. De voorzieningenrechter wijst op de ter zitting besproken gebeurtenis op 17 mei 2022 met een vrachtwagenchauffeur (rapport van 14 november 2022) die onder meer een telefoon en gouden ketting in onderpand had gegeven voor de bij verzoeker gekochte drugs en een vrouw die volgens verzoeker op 17 maart 2023 cocaïne bij hem had willen kopen, maar geen geld had, waardoor verzoeker naar eigen zeggen ook niets voor haar kon regelen.
4.11.
Met de burgemeester acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat de woning een rol vervult in het criminele circuit en bekend staat als drugspand en daarmee een aanzuigende werking heeft op drugscriminelen. Anders dan verzoeker is de voorzieningenrechter van oordeel dat de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het primaire besluit niet verouderd zijn. De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat het aantreffen van de (hard)drugs bij een verdachte in de woning dateert van 12 januari 2023, wat op zichzelf al niet erg lang geleden is. Uit de aanvullende bestuurlijke rapportage van de politie van 29 maart 2023 volgt dat er ook nadien (24 januari 2023 tot en met 22 maart 2023) sprake is geweest van (drugs)overlast. Verzoeker was op dat moment al een gewaarschuwd man. De burgemeester heeft namelijk eerder al geprobeerd het woon- en leefklimaat en de openbare orde te beschermen door onder meer gebiedsontzeggingen aan verzoeker op te leggen (daterend van 23 oktober 2022 en 30 november 2022). Tevens hebben er in samenwerking met politie, B-There en de eigenaar van de woning meerdere overleggen plaatsgehad over de woning om het woon- en leefklimaat en de openbare orde te herstellen. Dit heeft echter niet ertoe geleid dat de drugsoverlast is gestopt.
4.12.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, heeft de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk kunnen vinden ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
Is sluiting van de woning evenredig?
4.13.
Verzoeker betoogt dat de gevolgen van de woningsluiting niet in verhouding staan tot de met dat besluit te dienen doelen. Hem valt niet te verwijten dat er op 12 januari 2023 een handelshoeveelheid drugs in de woning aanwezig was. Hij voert verder aan dat hij als gevolg van de sluiting dakloos zal worden. Verzoeker stelt dat hij een verbod heeft bij Moveoo te Roermond en daar naar alle waarschijnlijkheid niet terecht kan. Ook heeft hij er een hard hoofd in dat hij bij het Leger des Heils of andere daklozenopvang terecht kan omdat dit andere gemeentes zijn en verzoeker hier niet ingeschreven staat. De ervaring van de gemachtigde van verzoeker leert dat iemand dan niet daar terecht kan. Verzoeker heeft bovendien schulden en kan nergens anders terecht. Verzoeker heeft er verder op gewezen dat de sluitingsmaatregel zal leiden tot een (buitengerechtelijke) ontbinding van zijn huurovereenkomst. De verhuurder heeft de brief al gestuurd, maar deze heeft nu nog geen effect. De gevolgen van de sluiting zullen voor hem verstrekkende gevolgen hebben. Het sluiten van de woning zal daarnaast leiden tot verplaatsing (naar stadscentrum) en daarmee verergering van een probleem, aldus verzoeker.
4.14.
De Afdeling heeft in de overzichtsuitspraak overwogen dat bij het gebruik van de bevoegdheid tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet, ook de gevolgen daarvan voor de betrokken bewoner(s) moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoners de woning moeten verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, beschermd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Als de sluiting van de woning noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling in een geval als dit de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang.
-
Verwijtbaarheid
4.15.
In de overzichtsuitspraak overweegt de Afdeling dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden kan maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen goederen. Hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter geen sprake. Verzoeker is huurder en bewoner van de woning en dus verantwoordelijk voor wat er in de woning gebeurt en/of wie er aanwezig zijn. De (hard)drugs zijn bij een persoon die in de woning aanwezig was aangetroffen. Verzoeker is hiervoor verantwoordelijk; hij laat mensen als deze verdachte binnen en de voorzieningenrechter gelooft niet dat verzoeker niet kon weten dat deze persoon mogelijk een handelshoeveelheid cocaïne bij zich had en hem dan uit de woning had gezet. Verzoeker valt van de overtreding daarom een verwijt te maken.
-
Gevolgen
4.16.
De gevolgen van de sluiting komen in beginsel voor zijn rekening en risico. Verzoeker is zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. Hij heeft geen afdwingbaar recht op een andere, vervangende woning via de gemeente. Wel mag verzoeker verwachten dat de burgemeester rekening houdt met zijn woonsituatie. Dat heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment in het geval van verzoeker onvoldoende gedaan. Ter zitting heeft de burgemeester de stelling dat verzoeker een verbod bij Moveoo Roermond heeft namelijk niet betwist. Wel heeft de burgemeester gewezen op andere locaties van Moveoo, het WMO-loket of begeleiding vanuit B-There. Verzoekers gemachtigde heeft deze mogelijkheden stellig en gemotiveerd betwist, waardoor bij de voorzieningenrechter twijfel is ontstaan of verzoeker wel een opvangplaats zou kunnen krijgen bij de daklozenopvang wanneer de woning gesloten zou worden. Deze twijfel heeft de burgemeester ter zitting niet kunnen wegnemen, aangezien hij desverzocht heeft aangegeven een en ander niet te kunnen garanderen. De burgemeester stelt echter dat het algemeen belang dat gediend is met de sluitingsmaatregel in dit geval dient te prevaleren boven de belangen van verzoeker.
4.17.
Die mening deelt de voorzieningenrechter niet. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval niet uitgesloten is dat verzoeker echt op straat komt te staan. Hoewel dit alleen al het belang van een schorsing van de sluiting groot maakt, geldt dit te meer aangezien de kans dan groot is dat B-There de binding met verzoeker verliest. Zowel de gemachtigde als de begeleider van B-There hebben ter zitting hun zorgen geuit dat verzoeker met zijn connecties binnen de drugswereld in de binnenstad dan een probleem voor de stad gaat worden. Het is de vraag of de openbare orde ermee gediend is dat een (ex)-verslaafde als verzoeker dakloos wordt en (mogelijk) van alle hulpverlening zoals die van B-There, zijn bewindvoerder en zijn gemachtigde, afgesloten raakt. In bezwaar zal om die reden nader onderzocht moeten worden of verzoeker gebruik zal kunnen maken van daklozenopvang en zo nee, waar verzoeker dan terecht zou kunnen. De voorzieningenrechter herhaalt dat dit verzoeker niet ontslaat van zijn eigen verantwoordelijkheid vervangende woonruimte te zoeken.
4.18.
Het belang van de burgemeester bij een directe sluiting is gelegen in het herstellen van de leefbaarheid en veiligheid in de omgeving van de woning en de openbare orde en het afgeven van een signaal dat er tegen drugsoverlast wordt opgetreden. Daartegenover staat dat verzoeker een kwetsbaar persoon is, die mogelijk door de sluiting dakloos raakt. Gelet op de grote, zeer waarschijnlijk onomkeerbare gevolgen van een sluiting voor verzoeker, die bovendien een negatieve impact kan hebben op de openbare orde, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoeker om het bezwaar af te wachten in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester om de woning per direct te sluiten.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dan ook toe en wijzigt de bij de ordemaatregel getroffen voorlopige voorziening (uitspraak van 5 april 2023), in die zin dat het primaire besluit wordt geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
5.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5.2.
De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • wijzigt de bij uitspraak van 5 april 2023 getroffen ordemaatregel in die zin dat het primaire besluit wordt geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 184,00 te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.C.A. Wilschut, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter

De griffier is verhinderd te ondertekenen

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 2 mei 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912
4.ECLI:NL:RVS:2022:285 (https://new.navigator.nl/document/iddbc690a7470948b9a9907de4a59cf4ad).