In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van Roermond om zijn woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 30 maart 2023 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij verzoeker zijn woning voor drie maanden moest sluiten vanwege de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 april 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, maar dat de sluiting mogelijk niet evenredig was, gezien de gevolgen voor verzoeker, die als kwetsbaar persoon dakloos zou kunnen worden. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van verzoeker om het bezwaar af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester om de woning per direct te sluiten. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van de burgemeester geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker.