ECLI:NL:RBLIM:2023:2943

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
03/286141-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met machete en vrijspraak poging tot diefstal met geweld

Op 8 mei 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en (poging tot) diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 15 op 16 september 2018, waarbij de verdachte het slachtoffer met een machete heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een discussie in de woning van het slachtoffer, meerdere malen met de machete op het hoofd en de schouder van het slachtoffer heeft geslagen, wat leidde tot ernstige verwondingen. De verdachte heeft tijdens het proces een beroep gedaan op noodweer, stellende dat hij zich verdedigde tegen een bedreiging met een pistool door het slachtoffer. De rechtbank heeft dit beroep op noodweer verworpen, omdat het niet aannemelijk werd geacht dat er sprake was van een noodweersituatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard door met een dodelijk wapen te slaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte vrijgesproken van de poging tot diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 14.620,28 toegewezen aan het slachtoffer, die als gevolg van de aanval schade heeft geleden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/286141-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Congo) op [geboortedag] 1993,
thans gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.D. Popescu, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 april 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. R.M.R. Szafranski, advocaat, kantoorhoudende te Kerkrade. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:(al dan niet samen met een ander) heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden met een machete (primair), dan wel hem hiermee zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (subsidiair).
Feit 2:samen met een ander [slachtoffer] ’s nachts in zijn woning heeft beroofd (primair) dan wel heeft geprobeerd hem te beroven van geld en verdovende middelen (subsidiair), welke (poging tot) diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van (bedreiging) met geweld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig het overgelegde schriftelijke requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2 primair.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – overeenkomstig de overgelegde pleitnotities – bepleit de verdachte vrij te spreken, dan wel te ontslaan van rechtsvervolging ter zake van de ten laste gelegde poging tot doodslag c.q. zware mishandeling. Ten aanzien van de ten laste gelegde (poging tot) diefstal heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 1: medeplegen van poging tot doodslag of zware mishandeling? [1]
[slachtoffer]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [2]
Op 15 september 2018 had ik contact met [naam] uit Heerlen (de rechtbank begrijpt: [naam] ). Hij vroeg mij of ik wat wilde verdienen. Het zou gaan om verdovende middelen. Op enig moment heb ik [naam] opgehaald. Vervolgens zijn we naar mijn woning gegaan gelegen aan de [adres] te Maastricht. Hij vertelde me thuis dat er mensen kwamen aan wie we geld konden verdienen. [naam] werd gebeld door een van de mensen en is vervolgens weggegaan. Ongeveer vijf minuten later kwam hij terug met een blanke man en een donkere man.
Een van beide jongens had een zwarte koffer of een tas bij zich. [naam] vroeg of ik weed kon leveren. Hij was bemiddelaar. Het ging om 2 à 3 kilo weed. Ik had dat kunnen regelen maar niet meteen. Ik zei dat ik kon leveren maar niet nu. Daarna ging het allemaal heel snel. Ik zag dat de blanke man een pistool had getrokken. Hij richtte eerst op mij en vervolgens op [naam] . Ik keek naar de neger en dacht dat hij een knuppel vasthield maar dat bleek later een machete, een groot kapmes, te zijn. Het pistool werd meerdere keren afwisselend op mij en op [naam] gericht. [naam] werd naar de grond gedwongen. Ik was bang dat de blanke man ons dood ging schieten. Daarom heb ik de man met het vuurwapen aangevallen om hem het wapen afhandig te maken. Ik wilde het gevaar afwenden.
In mijn worsteling met de blanke man sloeg de neger mij meerdere malen met de
machete. Hij raakte mij op mijn schouder en sloeg de pezen van mijn hand toen ik mij wilde afweren. Ik werd geslagen en viel op de grond op mijn buik. Ik riep nog: ‘Stop! Stop!’. Toen ik op de grond lag sloeg hij mij met de machete achter op mijn hoofd. Ik had daarvoor al twee slagen met de machete op mijn hoofd gehad. Het ging allemaal zo snel. Ik kreeg de klap op mijn hoofd toen ik op mijn buik op de grond lag. De plek waar ik op mijn hoofd werd geraakt voelde meteen heel warm aan. Ik moest vechten voor mijn leven. Vervolgens ben ik KO (de rechtbank begrijpt: bewusteloos) geraakt.
Uit het
Forensisch geneeskundig onderzoekvan
GGD Zuid Limburgnaar aanleiding van het
letselonderzoekbij
[slachtoffer]volgt onder meer dat: [3]
[slachtoffer] wordt gezien op de Spoedeisende Hulp van het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+) in de nacht van 16 september 2018. Er is sprake van fors bloedverlies. Hij heeft een wond over het achterhoofd met een afmeting van 20 x 8 cm. Er is een wond van 25 x7 cm van de linker schouderregio die zich uitbreidt in de linker bovenarm. Aan de binnenzijde van linker bovenarm bevindt zich een letsel met een lengte van 6 cm. Een verwonding over de linker handrug met een breedte van l0 cm ter hoogte van de gewrichtsknobbels (overgang middenhand naar vingers). Hierbij zijn de huid, de pezen die de vingers strekken en de gewrichts-kapsels geraakt.
Op beeldvormend onderzoek is een breuk van de linkerzijkant van de schedel zichtbaar. Ter plaatse van het defect wordt hersenweefsel ingeklemd. Aan de rechter zijkant van de schedel is ook een breuk zichtbaar met losliggende botfragmenten en er is lucht zichtbaar in de schedel. In verband met de letsels werd [slachtoffer] met spoed geopereerd om de verwondingen te exploreren en te sluiten. Vervolgens werd hij in verband met het schedel-hersenletsel opgenomen op de intensive care.
[slachtoffer] heeft letsels die passen bij snijverwondingen. De verwondingen van de huid van de schedel zijn scheurwonden. De verbrijzelde botstructuren van de schedel zijn botbreuken. De scheurwonden en de botbreuken op meerdere plaatsen van de schedel ontstaan door een stomp trauma onder invloed van druk of overstrekking van de huid.
Uit het
Forensisch Radiologisch onderzoekvan
Maastricht UMC+naar aanleiding van het
letselonderzoekbij
[slachtoffer]volgt onder meer dat: [4]
Er zijn drie huiddefecten op het achterhoofd. Het grootste huiddefect (A) bevindt zich links op het hoofd vanaf het achterhoofd en verloopt kruinwaarts. Er is een grote onderhuidse wekedelen zwelling met hierin luchtcollecties en kleine botfragmenten. In deze onderhuidse zwelling bevindt zich een deel van het schedelbot. Kruinwaarts is dit botfragment circa 3 cm naar buiten verplaatst. Er bevindt zich bloed buiten de hersenen ter plaatste van het botdefect. Het tweede huiddefect (B) bevindt zich midden op het achterhoofd op de overgang van het achterhoofdsbeen en wandbeen. Onder dit huiddefect bevindt zich een langwerpige onderhuidse wekedelen zwelling met hierin onder meer kleine botfragmenten. Onder het huiddefect en de zwelling is er een langwerpige klieving van de schedel, deze klieving verloopt niet door in het binnenste deel van het schedelbot. Het derde huiddefect (C) bevindt zich op ongeveer 3 cm hoofdwaarts en parallel aan huiddefect B. Ook onder dit huiddefect is er een langwerpige onderhuidse wekedelen zwelling met hierin onder meer kleine botfragmenten. Er is een langwerpige klieving door de schedel, botdelen zijn
naar binnen verplaatst. Vanuit deze klieving verlopen er fracturen door het
wandbeen aan beide zijden naar voren en er loopt een fractuur naar de klieving
onder huiddefect B.
De letsels van het hoofd en op de linkerschouder zijn toegebracht met een smal en scherp voorwerp. De breuk in de 5e straal kan veroorzaakt zijn door stompe gewelds-inwerking of een smal en scherp voorwerp. De breuken in de 2e en 3e straal zijn veroorzaakt door een smal en scherp voorwerp. Alle letsels van de linkerhand kunnen veroorzaakt worden door één geweldsinwerking met een smal en scherp voorwerp.
De geweldsinwerking op het hoofd is potentieel dodelijk. Het botdefect onder huiddefect A (links op het hoofd vanaf het achterhoofd) verloopt tot nabij een groot bloedvat, wanneer dit geraakt zou zijn was dat potentieel dodelijk. Wanneer de hoek van geweldsinwerking iets anders was geweest was er ook potentieel dodelijk hersenletsel ontstaan. Onder de huiddefecten op de linkerschouder verlopen grote bloedvaten. Wanneer deze beschadigd zouden zijn, is dit ook potentieel dodelijk.
De verdachteheeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [5]
In de woning van [slachtoffer] ontstond een discussie. Ik wist dat in de koffer de machete zat. Ik heb de machete uit de koffer gepakt. Ik was woedend en ik was kwaad. Ik heb [slachtoffer] met de machete verwond. Ik heb geslagen met de machete. Ik bleef maar gewoon om mij heen slaan. Ik bedoel daarmee dat ik richting [slachtoffer] heb geslagen. Ik heb de foto’s van de verwondingen op het hoofd van [slachtoffer] gezien. Ik heb deze verwondingen toegebracht met de machete. Ik heb vaker op hem ingeslagen. Ik heb willekeurig rondgeslagen.
Alternatieve scenario
De verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] verschillende malen heeft geslagen met een machete. Hij heeft daarbij verklaard dat er een discussie ontstond over een drugsdeal in de woning van [slachtoffer] , dat hij vervolgens door [slachtoffer] werd bedreigd met een pistool en dat hij zich tegen deze bedreiging heeft moeten verdedigen.
De rechtbank acht het door de verdachte geschetste scenario van zelfverdediging – inhoudende dat [slachtoffer] een pistool op hem richtte – niet aannemelijk geworden. Het dossier bevat geen aanwijzingen die het door de verdachte naar voren gebrachte scenario onder-steunen. De verdachte heeft tijdens zijn eerste verhoor bij de politie en bij de rechter-commissaris geen verklaring afgelegd over de gang van zaken in de nacht van 15 op 16 september 2018. De verklaring die zou leiden tot een beroep op zelfverdediging heeft hij pas op 22 november 2022 tijdens zijn tweede verhoor bij de politie afgelegd, nadat hij bekend was geworden met het dossier, zodat hij zijn verklaring daarop heeft kunnen afstemmen. Dat is uiteraard zijn goed recht, maar kan, onder omstandigheden, wel afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van die verklaring. Hij heeft die verklaring ook verder geen handen en voeten gegeven, hetgeen wel had gekund, bijvoorbeeld door gegevens of andere informatie te verstrekken van/over degene die hem in de woning van [slachtoffer] begeleidde (‘de blanke man’).
Bij het voorgaande komt dat de verklaring van de verdachte op andere wezenlijke punten allerminst geloofwaardig is. De rechtbank doelt dan op zijn verklaring over het meenemen van een jerrycan benzine en aan elkaar verbonden tie-wraps in zijn koffer. De verdachte heeft verklaard dat hij deze spullen had meegenomen op verzoek van [naam] ; deze zou hem hebben verteld dat de benzine en tie-wraps nodig waren voor het versnijden van de drugs. De verdachte wist niet hoe dit proces in zijn werk ging. Nog ervan afgezien dat het weinig geloofwaardig is dat iemand die zich naar eigen zeggen bezig houdt met het kopen en verkopen van versneden drugs, niet weet hoe een en ander in zijn werk gaat, is het volstrekt onaannemelijk dat iemand die drugs versnijdt (en dus van de hoed en de rand weet) een ander zou vragen om met het oog hierop benzine en tie-raps mee te nemen. De rechtbank kan hiervoor geen enkele plausibele reden bedenken. De rechtbank vindt het bovendien opvallend dat de verdachte de machete al op voorhand in zijn koffer meedroeg, terwijl hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij al vaker deals met [naam] in de woning van [slachtoffer] had gesloten en dat er eerder nooit problemen waren geweest. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het door verdachte geschetste scenario niet aannemelijk is geworden.
Voorwaardelijk opzet op de doodDe rechtbank stelt vast dat de verdachte in de nacht van 15 op 16 september 2018 in de woning van [slachtoffer] aan de [adres] te Maastricht, hem, [slachtoffer] , diverse malen met een machete op of tegen zijn schouder en hoofd heeft geslagen, met snijverwondingen, scheurverwondingen en botbreuken tot gevolg. Uit de bewijsmiddelen volgt dat deze gedragingen van de verdachte potentieel dodelijk waren. Door tegen het achterhoofd van deze [slachtoffer] met een machete (een bij uitstek dodelijk wapen) te slaan, onder meer toen [slachtoffer] al weerloos op zijn buik op de grond lag, heeft de verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] in het leven geroepen en heeft hij deze aanmerkelijke kans ook minst genomen bewust aanvaard.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde – kort gezegd – medeplegen, nu onvoldoende duidelijk is geworden dat ‘de blanke man’ een voldoende wezenlijke bijdrage aan het feit heeft geleverd.
3.3.2
Vrijspraakoverweging (poging tot) diefstal met geweld (feit 2)
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte de primair ten laste gelegde diefstal met geweld in de nacht van 15 op 16 september 2018 heeft gepleegd; de enkele verklaring van [naam] dat de verdachte het Valentino tasje van [naam] naar zich toe trok, is daarvoor onvoldoende. De verdachte moet hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld overweegt de rechtbank dat zich in het dossier onvoldoende overtuigend bewijsmateriaal bevindt waaruit blijkt dat de verdachte het genoemde geweld heeft gebruikt
met het oogmerk van weder-rechtelijke toe-eigening, zodat de verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair:
in de periode van 15 september 2018 tot en met 16 september 2018 in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een machete [slachtoffer] (van achteren) op en/of tegen een schouder en/of tegen het hoofd (zulks terwijl [slachtoffer] op de grond lag), heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Noodweer?
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit een beroep gedaan op noodweer omdat de handelingen van de verdachte zijn toegebracht bij wijze van zelf-verdediging. De verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat – nadat er een discussie was ontstaan in de woning van [slachtoffer] – deze op enig moment een pistool op de verdachte gericht hield, waardoor er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer faalt, nu de feiten en omstandigheden die de verdachte aan zijn beroep op zelfverdediging ten grondslag heeft gelegd niet aannemelijk zijn geworden.
Zoals onder 3.3.1 overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het alternatieve scenario van de verdachte niet aannemelijk is geworden. De rechtbank gaat dan ook uit van de feitelijke toedracht, zoals geschetst door [slachtoffer] en hierboven weergegeven. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie. Om die reden wordt het beroep op noodweer verworpen.
Er is verder ook geen andere rechtvaardigingsgrond aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op: poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van de verdachte

Noodweerexces?
Door de verdediging is een beroep gedaan op noodweerexces. Zoals hiervoor besproken, is de rechtbank van oordeel dat de door de verdachte geschetste feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden, zodat geen sprake is geweest van een noodweersituatie waarbij voor verdachte de noodzaak bestond om zich te verdedigen. Het beroep op noodweerexces slaagt reeds daarom niet en wordt dan ook verworpen.
Conclusie
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In de nacht van 15 op 16 september 2018 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van een poging tot doodslag, door [slachtoffer] diverse malen te slaan met een machete, onder meer tegen het hoofd. [slachtoffer] liep hierbij ernstige verwondingen op, onder meer aan zijn hoofd en schouder, waardoor hij het leven had kunnen verliezen. Aan het geweld kwam pas een einde toen [slachtoffer] bewusteloos op de grond lag.
De gevolgen voor [slachtoffer] zijn groot. Hij heeft niet alleen fysiek letsel en littekens opgelopen, maar ook is de aanval van de verdachte voor hem een zeer angstige en traumatiserende ervaring geweest. Dat de gebeurtenissen ingrijpende gevolgen voor hem hebben, blijkt ook uit zijn slachtofferverklaring. Hij heeft veel pijnklachten en is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Door het incident staat hij zeer angstig in het leven.
Gelet op de ernst van het feit en vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving is de rechtbank is van oordeel dat deze zaak niet anders kan worden afgedaan dan met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een poging tot doodslag, zoals door de verdachte gepleegd, behoort tot de ernstigste geweldsdelicten. Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft de rechtbank zich mede georiënteerd op de straffen die doorgaans in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch wordt bij een poging tot doodslag een gevangenisstraf van 5 jaren als uitgangspunt genomen. De rechtbank zal bij dit uitgangspunt aansluiten.
De ernst van het geweld – het meermalen slaan met een machete, zelfs toen [slachtoffer] al weerloos op de grond lag - en de grote gevolgen die het handelen van de verdachte voor [slachtoffer] heeft gehad, geven evenwel aanleiding tot strafvermeerdering. De explosie van geweld rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rechtbank neemt het de verdachte daarnaast kwalijk dat hij er alles aan heeft gedaan om zijn verantwoordelijkheid te ontlopen door te vluchten, dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven en dat hij, ook op de terechtzitting, geen enkel berouw heeft getoond.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 7 jaren met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest en overleveringsdetentie heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden schade als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit. Hij vordert een schade-vergoeding van € 24.825,28, bestaande uit € 4.825,28 aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade. Ter terechtzitting heeft zij de vordering gewijzigd, in die zin dat zij het inbeslaggenomen geldbedrag van € 2.205,- op de gevorderde materiële schade in mindering heeft gebracht. De vordering komt thans op een bedrag van € 2.620,28. De benadeelde partij heeft tevens verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat aan de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit schade is toegebracht en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van dit door de verdachte gepleegde feit. De benadeelde partij is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
Materiële schade
De vordering is voor wat betreft de materiële schade niet betwist en komt de rechtbank ook anderszins niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de schade zal worden toegewezen zoals gevorderd.
Immateriële schade
De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het handelen van de verdachte. Uit de vordering van de benadeelde partij volgt dat het slachtoffer een trauma heeft opgelopen en PTSS heeft ontwikkeld, waarvoor hij in behandeling is. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is het uitgangspunt dat de hoogte daarvan naar billijkheid moet worden vastgesteld, waarbij rekening gehouden moet worden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder het aan de verdachte gemaakte verwijt en de aard en ernst van de gevolgen voor de benadeelde partij. Bij de beoordeling wordt ook betrokken welke vergoedingen door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de door de benadeelde partij ter vergelijking aangehaalde uitspraken niet geheel overeenkomen met de onderhavige zaak. De rechtbank zal de immateriële schade op basis van hetgeen omtrent de aard en omvang van de immateriële schade is gebleken naar maatstaven van billijkheid vaststellen op een bedrag van € 12.000,00. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank zal de hiervoor genoemde schade aldus vaststellen op een bedrag van
€ 14.620,28. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 16 september 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van
€ 14.620,28 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 108 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 16 september 2018 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [slachtoffer] zoals hierna in het dictum genoemd.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

8.Het beslag

De volgende voorwerpen zijn in beslag genomen:
1. 6.692,98 EUR (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1553746)
2. 1 STK Bouwmateriaal (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1111997, kabelbinder)
3. 1 STK Sporttas (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1111999, Nike)
4. 1 STK Jerrycan (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1112003, 5 liter)
5. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1111417, BlackBerry)
6. 2.000 EUR (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1112137)
7. 205 EUR (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1112149)
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen op de volgende standpunten gesteld:
- de kabelbinder (2) en de jerrycan (4) moeten verbeurd worden verklaard.
- het telefoontoestel van het merk BlackBerry (5) en de inbeslaggenomen geldbedragen van 2.000 euro (6) en 205 euro (7) moeten worden teruggegeven aan [slachtoffer] .
Over de inbeslaggenomen sporttas (3) heeft de officier van justitie geen standpunt ingenomen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de inbeslaggenomen voorwerpen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal ten aanzien van het beslag (waarop geen conservatoir beslag rust) het volgende beslissen:
Teruggave aan rechthebbende
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen sporttas van het merk Nike (3), het telefoontoestel van het merk BlackBerry (5) en de inbeslaggenomen geldbedragen van 2.000 euro (6) en 205 euro (7) kunnen worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer] .
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank gelast voorts de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen kabelbinder (2) en jerrycan benzine (4).

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 2 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest en overleveringsdetentie is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijstgedeeltelijk
    toede vordering van de benadeelde partij
    [slachtoffer]ten aanzien van feit 1 en veroordeelt de verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
    € 14.620,28, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over dat bedrag te rekenen vanaf 16 september 2018 tot de dag der algehele voldoening;
  • wijstde vordering voor het overige
    af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot deze aan de zijde van [slachtoffer] tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
  • bepaalt dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] komt te vervallen en andersom dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] , in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag

-
gelast de teruggaveaan [slachtoffer] van:
  • 1 STK Sporttas (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1111999, Nike)
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1111417,
BlackBerry)
  • 2.000 EUR (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1112137)
  • 205 EUR (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1112149)
-
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
  • 1 STK Bouwmateriaal (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1111997, kabelbinder);
  • 1 STK Jerrycan (Omschrijving: PL2300-2018141834-G1112003, 5 liter).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en
mr. J.S. Spijkerman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 08 mei 2023.
Buiten staat
Mrs. H.M.J. Quaedvlieg en J.S. Spijkerman en de griffier mr. M.H.C. van den Munckhof, zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks in de periode van 15 september 2018 tot en met 16 september 2018 in de gemeente Maastricht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal, met een machete, althans een (hak)mes, voornoemde [slachtoffer] (van achteren) op en/of tegen een schouder en/of tegen het hoofd (zulks terwijl die [slachtoffer] op de grond lag), althans op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gehakt en/of gesneden en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks in de periode van 15 september 2018 tot en met 16 september
2018 in de gemeente Maastricht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) een of meerdere (diepe)
steek- en/of snijverwonding(en) in het hoofd en/of een schouder en/of een arm
en/of een hand en/of een of meerdere schedelbreuk(en) en/of een of meerdere
breuk(en) en/of verbrijzeling(en) in een hand, heeft toegebracht, door meermalen,
althans eenmaal, met een machete, althans een (hak)mes, (van achteren) op en/of
tegen een schouder en/of tegen het hoofd, althans op/tegen/in lichaam van die
te slaan en/of hakken en/of snijden en/of te steken;
2.
hij in of omstreeks in de periode van 15 september 2018 tot en met 16 september 2018 in de gemeente Maastricht, in een woning gelegen aan de [adres] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en/of [naam] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
meermalen, althans eenmaal,
- een pistool, in elk geval een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer] en/of [naam] heeft/hebben gericht, zulks waarbij werd geroepen “geef geld”, althans woorden van soortgelijke strekking en/of aard en/of
- ( dreigend) een machete, althans een (hakmes), heeft/hebben getoond en/of
- voornoemde [slachtoffer] en/of [naam] heeft/hebben gedwongen om op de grond te gaan liggen (zulks waarbij werd geroepen “Nach der Grund”, althans woorden van soortgelijke strekking en/of aard) en/of
- voornoemde [slachtoffer] (van achteren) met een machete, althans een (hakmes) op en/of tegen een schouder en/of een hand en/of het hoofd (zulks terwijl die [slachtoffer] op de grond lag), althans op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of gehakt en/of gesneden en/of gestoken,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks in de periode van 15 september 2018 tot en met 16 september 2018 in de gemeente Maastricht, in een woning gelegen aan de [adres] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (een hoeveelheid) geld en/of verdovende middelen, althans een of meer goed(eren) van zijn/hunner gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] en/of [naam] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
meermalen, althans eenmaal,
- een pistool, in elk geval een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer] en/of [naam] heeft/hebben gericht, zulks waarbij werd geroepen “geef geld”, althans woorden van soortgelijke strekking en/of aard en/of
- ( dreigend) een machete, althans een (hakmes), heeft/hebben getoond en/of
- voornoemde [slachtoffer] en/of [naam] heeft/hebben gedwongen om op de grond te gaan liggen (zulks waarbij werd geroepen “Nach der Grund”, althans woorden van soortgelijke strekking en/of aard) en/of
- voornoemde [slachtoffer] (van achteren) met een machete, althans een (hakmes) op en/of tegen een schouder en/of een hand en/of het hoofd (zulks terwijl die [slachtoffer] op de grond lag), althans op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of gehakt en/of gesneden en/of gestoken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB3R018174, onderzoek Auverland, gesloten op 6 december 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 733.
2.Proces-verbaal d.d. 17 september 2018, p. 631-632; proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 21 september 2018, p. 633-636; proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 27 september 2018, p. 644-646.
3.Een geschrift, te weten het Forensisch geneeskundig onderzoek GGD Zuid Limburg van 8 november 2018, p. 544-547.
4.Een geschrift, te weten het forensisch Radiologisch onderzoek van Maastricht UMC+ van 18 oktober 2019, p. 616-623.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 november 2022, p. 210-215; De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2023.