ECLI:NL:RBLIM:2023:2885

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
C/03/302218 / HA ZA 22-91
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in consumentenkoopovereenkomst en verwijzing naar kantonrechter

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de rechtbank Limburg op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een incident betreffende de bevoegdheid van de rechtbank. De partijen, een natuurlijke persoon en een besloten vennootschap, hebben een consumentenkoopovereenkomst gesloten voor de aankoop van een parketvloer. De gedaagde partij, die handelt in de uitoefening van een bedrijf, heeft aangevoerd dat de rechtbank onbevoegd is en dat de zaak moet worden verwezen naar de kantonrechter. De eiser heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat de waarde van de vorderingen de rechtbank bevoegd maakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat, ongeacht de waarde van de vordering, de kantonrechter bevoegd is op basis van artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank heeft besloten de zaak te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken, waarbij een nieuw zaaknummer zal worden toegewezen. Tevens is de eiser in de proceskosten van het incident veroordeeld. De uitspraak benadrukt de regels omtrent de bevoegdheid van de rechtbank in consumentenkoopzaken en de noodzaak van verwijzing naar de juiste rechterlijke instantie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rolnummer: C/03/302218 / HA ZA 22-91
Vonnis in incident van 12 april 2023 in de zaak van:
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. P.P.M. Kerckhoffs,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
gevestigd te [woonplaats 2] ),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. W.E. Widdershoven.
Partijen zullen hierna [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 24,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] met producties 1 t/m 27,
  • de akte inbreng producties van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van 30 november 2022 met producties 25 t/m 31,
  • de akte overleggen producties van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 30 november 2022 met productie 28,
  • de akte depot van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van 6 december 2022 waarbij de onder productie 27 van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] genoemde vloeren zijn gedeponeerd ter griffie,
  • de akte depot van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 6 december 2022 waarbij de onder productie 23 genoemde vloeren zijn gedeponeerd ter griffie,
  • de akte bezwaar van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 6 december 2022,
  • de brief van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van 7 december 2022 met reactie op de akte bezwaar,
  • de akte eiswijziging van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van 8 december 2022,
  • het B16-formulier met (opnieuw, maar dan de volledige) productie 11 van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van 12 december 2022,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 13 december 2022,
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ter zake het bevoegdheidsincident,
  • de pleitnotitie van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] ,
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ter zake de inhoud van de zaak,
  • de brief van 20 december 2022 van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] met een opmerking over voornoemd proces-verbaal,
  • de brief van 21 december 2022 van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] met opmerkingen over voornoemd proces-verbaal,
  • de akte inbreng producties van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van 28 december 2022 met producties 32 t/m 36,
  • de antwoordakte, tevens akte overleggen producties van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 11 januari 2023 met producties 29 t/m 31,
  • het B16-formulier van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 17 januari 2023,
  • het B16-formulier van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van 18 januari 2023,
  • de antwoordakte van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van 8 februari 2023,
  • het B16-formulier, met bijlage, van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 8 februari 2023,
  • het e-mailbericht van de griffier aan partijen van 14 februari 2023, met daarin de mededeling dat de rolrechter alleen heeft toegestaan dat [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] mocht reageren op de producties van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] bij antwoordakte, de ingediende akte echter verder gaat en dat (daarom) de randnummers 1 t/m 17 van de antwoordakte van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van
  • het B16-formulier van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 17 februari 2023, waarin wordt verzocht vonnis te wijzen,
  • het B16-formulier van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van 22 februari 2023, waarin wordt verzocht vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Niet in geschil is dat tussen partijen een consumentenkoopovereenkomst is gesloten, waarbij [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] (als natuurlijk persoon) een parketvloer bij [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] (als partij die handelt in de uitoefening van een bedrijf) heeft gekocht.
2.2.
Bij een consumentenkoop, althans een gemengde overeenkomst van aanneming en consumentenkoop, is de kamer voor andere zaken dan kantonzaken onbevoegd en is de kantonrechter bevoegd, zo heeft [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] aangevoerd tijdens de mondelinge behandeling. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft vervolgens gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van deze zaak kennis te nemen en de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, verwijst naar de bevoegde rechter (de kamer voor kantonzaken).
2.3.
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] heeft hiertegen verweer gevoerd. [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] heeft aangevoerd dat dit een zaak betreft waarin de elementen van consumentenkoop centraal staan, maar waarbij de waarde van de vorderingen op een bedrag uitkomen waardoor de rechtbank bevoegd is, ook gelet op de inhoud van de vorderingen.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat deze zaak een geschil betreft dat op grond van artikel 93 onder c Rv door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. Artikel 71 lid 2 Rv bepaalt dat verwijzing door de kamer voor andere zaken dan kantonzaken naar de kamer voor kantonzaken op verlangen van een van partijen of ambtshalve plaatsvindt. Als er grond is voor verwijzing, moet deze plaatsvinden. Het maakt daarom niet uit dat het bevoegdheidsincident eerst tijdens de mondelinge behandeling is opgeworpen. Daarom zal de zaak worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank en zal aan de zaak een nieuw zaaknummer worden toegewezen.
2.5.
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] worden begroot op € 598,- aan salaris advocaat (tarief II x 1 punt).

3.In de hoofdzaak

3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak met instemming van partijen inhoudelijk behandeld en is met partijen afgesproken dat de verwijzende rechter vervolgens als kantonrechter (inhoudelijk) vonnis zal wijzen, hetgeen onder een nieuw zaaknummer zal gebeuren op de hierna vermelde roldatum van 19 april 2023.

4.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
4.1.
wijst de vordering toe,
4.2.
veroordeelt [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] tot op heden begroot op € 598,-,
in de hoofdzaak
4.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Maastricht, op
19 april 2023voor vonnis,
4.4.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting aldus niet hoeven te verschijnen en dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen optreden,
4.5.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op
12 april 2023. [1]

Voetnoten

1.type: JPW