ECLI:NL:RBLIM:2023:2868

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
03.104265.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag leidt tot dodelijk verkeersongeval in Maastricht

Op 1 mei 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 april 2022 een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een beginnende bestuurder, reed met een snelheid van ongeveer 149 km/u op de N590, waar de maximumsnelheid 50 km/u was. Het ongeval vond plaats op de kruising van de Bergerstraat en de Molenweg, waar de verdachte een fietser, genaamd [slachtoffer], aanreed die op dat moment de kruising overstak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld, omdat hij niet alleen de maximumsnelheid had overschreden, maar ook niet had gelet op de verkeerssituatie en de waarschuwingsborden die aanwezige overstekende fietsers aanduidden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, met een rij-ontzegging van 3 jaren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de risico's van zijn gedrag en dat hij de verkeersregels op ernstige wijze had geschonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een rij-ontzegging van 3 jaren. De uitspraak benadrukt de ernst van roekeloos rijgedrag en de gevolgen daarvan voor andere weggebruikers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.104265.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
1 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum 1] 2001,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. V.S.J. Chorus, advocaat, kantoorhoudende te Nuth.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 april 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Nabestaanden van het slachtoffer hebben gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht - overeenkomstig het schriftelijk overgelegd requisitoir - bewezen dat de verdachte op 22 april 2022 in Maastricht door roekeloos rijgedrag een fietser, [slachtoffer] , heeft gedood. Dat levert volgens de officier van justitie een misdrijf op als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het ongeval vond plaats op de kruising van de Bergerstraat en de Molenweg, binnen de bebouwde kom van Maastricht. De verdachte naderde die kruising, waar [slachtoffer] op zijn fiets bezig was met oversteken. De verdachte moet over honderden meters vanaf het kruispunt Terblijterweg/Vijverdalseweg veel te hard hebben gereden en heeft verschillende waarschuwingstekens genegeerd, die de weggebruiker wezen op de mogelijkheid van overstekende fietsers. De verdachte heeft [slachtoffer] aangereden en zijn auto moet op dat moment een snelheid hebben gehad van ongeveer 149 km/u, waar 50 km/u was toegestaan. Als de verdachte met de toegestane snelheid had gereden, had het slachtoffer ruim voldoende tijd gehad om ongehinderd over te steken.
De officier van justitie past het juridisch kader toe van recente wetgeving. Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid van de Wegenverkeerswet 1994 nader ingevuld. Het rijgedrag van de verdachte moet, met toepassing van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, aangemerkt worden als roekeloos.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle misdrijfvarianten, genoemd in de tenlastelegging. Bij de ongevalanalyse is de politie volgens de raadsman van een verkeerde maximale snelheid uitgegaan, omdat zij in haar berekening geen rekening heeft gehouden met een scenario dat de raadsman ter terechtzitting heeft geopperd. Het scenario dat de raadsman heeft geschetst gaat ervanuit dat bij het naderen van het einde van de bebouwde kom een snelheid van 80 km per uur gedoogd wordt. Bij een plotseling overstekende fietser, wat niet uitgesloten is in deze zaak, is de snelheidsovertreding van de verdachte niet de oorzaak van het ongeval en is denkbaar dat de verdachte een botsing hoe dan ook niet heeft kunnen voorkomen. De raadsman heeft voor de door hem gemaakte berekening verwezen naar zijn ter zitting overgelegde pleitnota. De verdachte moet daarom, aldus de raadsman, het voordeel van de twijfel krijgen en in dit geval heeft de verdachte, die voor het overige geen verkeersovertredingen heeft begaan, geen schuld aan het ongeval.
Als de rechtbank toch uitgaat van enige vorm van strafrechtelijk relevante schuld, dan zou dat hooguit schuld in de vorm van aanmerkelijke onvoorzichtigheid moeten zijn.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt de volgende gang van zaken vast. Op 22 april 2022, omstreeks 14 uur, is [slachtoffer] aangereden door een auto op de kruising van de Bergerstraat en de Molenweg, gelegen binnen de bebouwde kom van Maastricht. De verdachte bestuurde deze auto. Door deze aanrijding is [slachtoffer] ter plaatse overleden. [slachtoffer] was op de fiets en stak vanaf de Molenweg de kruising met de Bergerstraat over, toen hij geraakt werd door de auto van de verdachte.
Voor de beoordeling van de zaak zijn meerdere factoren van belang. De belangrijkste vragen voor de rechtbank zijn: hoe was de situatie ter plaatse, wat wist de verdachte van die situatie en welk (strafrechtelijk) handelen of nalaten van de verdachte kan worden vastgesteld?
De situatie ter plaatse
De verdachte reed op de N590, een voorrangsweg. Hij was weggereden van de stoplichten vanaf het kruispunt Terblijterweg/Vijverdalseweg. De weg verloopt via een langgerekte bocht en na 480 meter vanaf het verlaten van het voornoemde kruispunt komt de weggebruiker bij een volgend kruispunt, te weten dat met de Molenweg. Pas ná de kruising met de Molenweg eindigt op de N590 de bebouwde kom van Maastricht.
Voor en op de kruising met de Molenweg geldt op de N590 een maximum toegestane snelheid van 50 km per uur. De wegbeheerder heeft voor de kruising meerdere waarschuwingen aangebracht voor de gebruikers van de N590. Zo staat er een waarschuwingsbord waarop te zien is dat de gebruiker van de N590 rekening moet houden met overstekende fietsers en op het wegdek zelf is een witte zigzagmarkering aangebracht die de weggebruiker attendeert op de naderende kruising.
Het was dag, het weer was droog en zonnig op 22 april 2022. Er zijn geen weers- of wegomstandigheden aan te wijzen in deze zaak die het voor de verdachte lastiger zouden hebben gemaakt een fietser op te merken. Bij de nadering van de kruising met de Molenweg was er vanaf de N590 voldoende zicht op het verkeer in de uitmonding van de Molenweg.
De gedragingen van de verdachte en de wetenschap van zijn handelen
De verdachte is een beginnende bestuurder en heeft verklaard dat hij enkele keren eerder gereden heeft op de N590. De verdachte wist dat hij zich nog in de bebouwde kom bevond en nog geen 80 km per uur mocht rijden. De verdachte wist ook dat hij te hard reed nadat hij vanaf de stoplichten vertrokken was, naar zijn eigen inschatting reed hij 100/110 km per uur. Uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat de verdachte met een hoge snelheid de kruising met de Molenweg naderde. De verdachte heeft geen rekening gehouden met die kruising en evenmin heeft hij de waarschuwingen waargenomen dat hij een kruising zou passeren waar fietsers kunnen oversteken. De overstekende fietser zag hij pas op het laatst. Uit de ongevallenanalyse blijkt dat hij met een snelheid van 149 km/u met de op dat moment overstekende fietser in botsing kwam.
Conclusies van de rechtbank
Uit het samenstel van gedragingen, zoals de rechtbank die hiervoor heeft vastgesteld, volgt dat de verdachte niet alleen meerdere verkeersfouten en -overtredingen heeft begaan, maar vooral dat hij zich zo buitengewoon onvoorzichtig heeft gedragen dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van roekeloos gedrag in de zin van de wet. De verdachte, van wie als beginnend bestuurder oplettendheid en voorzichtigheid mag worden verwacht, heeft deze niet betracht, waar dat gelet op de omstandigheden niet alleen goed mogelijk, maar ook noodzakelijk was, te meer omdat hij zich ervan bewust was dat hij niet alleen de maximum snelheid van 50 km per uur overtrad, maar ook de maximumsnelheid die zou gaan gelden, nadat hij de bebouwde kom zou verlaten. Dat had hem juist extra oplettend moeten maken. Uit de mededeling van de verdachte ter terechtzitting, namelijk dat hij dacht dat hij 100 tot 110 km/u reed, leidt de rechtbank af dat hij
willens en wetensveel harder reed dan wettelijk binnen, maar ook buiten de bebouwde kom was toegestaan, en dat hij niet heeft gekeken naar de snelheid die zijn auto precies aangaf. Hij heeft niet alleen de hoge snelheid van ongeveer 150 km/u, waarmee hij het kruispunt naderde, niet opgemerkt, maar ook alle signalen van de wegbeheerder, alsmede de fietser, volkomen over het hoofd gezien.
De raadsman heeft betoogd dat er weinig bekend is over de betrouwbaarheid van EDR blackboxen en eventuele foutmarges. Nu de raadsman geen nadere toelichting heeft gegeven, kan de rechtbank zonder nadere bespreking aan deze opmerking van de raadsman voorbijgaan. De rechtbank zal de uit de EDR blackboxen verkregen informatie - waarvan de betrouwbaarheid overigens wordt onderbouwd door de digitale GPS data verkregen uit het
track and tracesysteem - dan ook volgen. Uit de data die verkregen zijn uit de registraties van de event data recorder van de auto en het onderzoek van de ongevalsanalisten van de politie kan worden vastgesteld dat de verdachte vanaf de stoplichten, over een afstand van bijna 500 meter, kort gezegd, vol gas heeft gegeven.
Vijf seconden voor de botsing, na circa 280 meter, bedroeg de snelheid 128 km per uur, de volgende drie seconden reed de auto vol gas en in deze drie seconden versnelde de auto naar 151 km per uur, tot anderhalve seconde voor de botsing. Een halve seconde voor de botsing reed de auto 154 km per uur en op het moment van de botsing 149 km per uur.
Deze snelheid is naar het oordeel van de rechtbank excessief in relatie tot de situatie ter plaatse. In combinatie met de onoplettendheid (en daarmee ook de onvoorzichtigheid) van de verdachte levert dit naar het oordeel van de rechtbank schuld op, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en zo is er sprake van een misdrijf.
De rechtbank ziet in het betoog van de raadsman geen aanleiding het vrijspraakverweer te volgen. Er is voor de rechtbank geen aanleiding de verdachte het voordeel van de twijfel te geven en aan te nemen dat hij het ongeval niet had kunnen vermijden. Er is immers niet alleen sprake van een snelheidsovertreding, maar ook van niet opletten en het missen van waarschuwingen, zodat er een duidelijk causaal verband is tussen de combinatie van verkeersfouten van de verdachte en het ongeval waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen.
Nu de rechtbank de uit de EDR blackboxen verkregen informatie volgt, en ook anderszins geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de uitgangspunten die de ongevalsanalisten van de politie in hun rapport hebben gebruikt voor de berekeningen en analyse, stelt de rechtbank vast dat het ongeval, zoals volgens het rapport, is ontstaan doordat de verdachte extreem veel harder reed dan was toegestaan. Daarbij telt de rechtbank de onoplettendheid van de verdachte nog op.
Is deze schuld de zwaarste vorm van schuld? Roekeloosheid?
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen van de verdachte de zwaarste vorm van schuld oplevert, die het strafrecht voor verkeersdelicten kent. Het juridische kader hiervoor is door de wetgever bepaald in artikel 175, lid 2, van de Wegenverkeersweg 1994 in combinatie met artikel 5a van die wet. Van roekeloosheid is in elk geval sprake als:
  • de verdachte de verkeersregels heeft geschonden;
  • dat in ernstige mate en opzettelijk heeft gedaan;
  • daardoor gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel bij of de dood van anderen.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat de verdachte willens en wetens in ernstige mate de snelheidsregels heeft overtreden. Hij wist immers dat hij ter plaatse veel te hard reed. De verdachte gaf vol gas gedurende een afstand van ongeveer 500 meter en bleek gedurende enige tijd meer dan 150 km per uur gereden te hebben, drie keer de maximaal toegestane snelheid ter plaatse. De verdachte lette daarbij niet op de wegtekens die hem waarschuwden. Dat dit binnen de bebouwde kom levensgevaarlijk kon zijn, nu daar altijd andere, kwetsbare verkeersdeelnemers verwacht kunnen en moeten worden, had hij zich kunnen en moeten realiseren. Van de mogelijkheid van een zeer ernstig gevolg moest de verdachte zich ook op zijn minst bewust zijn geweest. Als beginnend bestuurder had hij ook bijzondere zorgvuldigheid behoren te betrachten. Er is dus sprake van roekeloosheid.
Deze conclusie past bij wat terug te vinden is in de wetsgeschiedenis. Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever een gewijzigd inzicht geformuleerd ten opzichte van invulling van het begrip roekeloosheid zoals dat door de Hoge Raad was afgebakend. De Hoge Raad stelde zeer strikte eisen voordat roekeloosheid aangenomen kon worden in het kader van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De wetgever heeft onder andere overwogen dat deze beperkte toepasselijkheid van het begrip roekeloosheid bij zeer gevaarlijk rijgedrag in het verkeer met ernstige gevolgen vaak tot onbegrip en onvrede bij slachtoffers leidde. De wetgever vond het dan ook noodzakelijk de afgrenzing van het begrip roekeloosheid nader te expliciteren.
De Memorie van Toelichting vermeldt bij de toevoeging van het tweede lid van artikel 175 Wegenverkeerswet 1994:
“Dit betekent in essentie dat bepaald welbewust zeer gevaarlijk rijgedrag in elk geval de zwaarste vorm van schuld (roekeloosheid) oplevert, als die gedragingen het gevolg hebben veroorzaakt, terwijl de betrokkene zich bewust was van de mogelijkheid van het gevolg, maar ernstig verwijtbaar (en naar is gebleken ten onrechte) heeft geoordeeld dat het wel goed zou aflopen.”
en
“Wanneer iemand te hard rijdt bij een gevaarlijke kruising, zonder rekening te houden met andere weggebruikers, terwijl daarvan levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander is te duchten, kan met de voorgestelde omschrijving van roekeloosheid in de tenlastelegging op basis van artikel 5a WVW 1994 rekening worden gehouden, de omstandigheden van het geval kunnen daarin uitdrukkelijk worden meegewogen”. [1]
Gelet hierop acht de rechtbank haar oordeel in de onderhavige zaak - dat er sprake is geweest van roekeloosheid - in overeenstemming met wat de wetgever heeft beoogd met voornoemde wetswijziging. Dat zal de rechtbank dan ook bewezen verklaren.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 22 april 2022 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Bergerstraat (N590), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos het kruispunt gevormd door voornoemde weg en de Molenweg met een snelheid van ca. 149 kilometer per uur te naderen en op te rijden, op het moment dat een bestuurder van een fiets komende vanaf genoemde Molenweg reeds op dit kruispunt reed, in elk geval reeds begonnen was dit kruispunt op te rijden, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fiets, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] , bestuurder van die fiets) werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De inhoud van de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring is opgenomen in bijlage II bij dit vonnis.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat uit roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden en een rij-ontzegging van 3 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht in elk geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het leed dat is ontstaan kan de verdachte, die oprecht spijt heeft en zelf ernstig psychisch lijdt onder wat er is gebeurd, niet ongedaan maken, maar hij volgt een behandeling en is aan het opkrabbelen en hem zal de gelegenheid moeten worden gegund zijn plek op deze wereld weer te vinden. De verdachte is ook oprecht bereid in gesprek te gaan met de nabestaanden. De raadsman heeft de rechtbank verzocht andere strafmodaliteiten te kiezen dan gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 22 april 2022 was de verdachte met zijn zusje op weg naar Thermae 2000 om kaartjes te kopen voor een ander, ziek zusje. De verdachte had een snelle auto gehuurd en heeft binnen de bebouwde kom, op weg naar het einde van die bebouwde kom in Maastricht, vol gas gegeven en zich geen rekenschap gegeven dat er ook andere verkeersdeelnemers waren met wie hij rekening moest houden. De verdachte reed extreem hard en van het ene op het andere moment heeft dat tot een verschrikkelijk, onomkeerbaar gevolg geleid.
Dan zijn er familieleden bij wie plotseling de politie aan de deur staat met verschrikkelijk nieuws en is er ineens een goede vriendin die tevergeefs wacht op haar vriend om te kunnen gaan wandelen, zoals zij samen vaak deden. Daarop volgt dan diepe rouw om een dierbare, een man die zachtaardig en zeer zorgzaam voor anderen was, die uit het leven is weggerukt.
De vraag van de nabestaanden, wat de verdachte in die luttele seconden bezielde waarin hij zo hard heeft opgetrokken, blijft onbeantwoord. Het is ook de vraag die de verdachte zichzelf elke dag op een of andere manier stelt. Het antwoord zal er niet komen. De broer van het slachtoffer heeft treffend verwoord dat hij dit antwoord ook niet verwacht of anders het antwoord niet zal kunnen begrijpen.
De verdachte heeft het verschrikkelijke gevolg niet gewild. De verdachte heeft oprechte spijt en voelt zich schuldig. De rechtbank houdt daar rekening mee, maar dat neemt niet weg dat de ernst van het feit meebrengt dat niet volstaan kan worden met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Daarbij is niet alleen vergelding voor het specifieke misdrijf een strafdoel. Ook aan anderen moet duidelijk zijn dat onverantwoord rijgedrag forse consequenties heeft voor de onbezonnen bestuurder.
Hoe hoog moet die straf dan zijn? Geen enkele straf kan het verlies van de nabestaanden goedmaken. Dat heeft de broer van het slachtoffer ook verklaard. Bewonderenswaardig is daarbij de wens van de broer van het slachtoffer, in de geest van zijn overleden broer, dat de verdachte weer grip op zijn leven zal krijgen na de strafzaak. Ook dat betrekt de rechtbank bij haar bepaling van de strafmaat.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank in beginsel de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend. De hiervoor uiteengezette omstandigheden brengen echter mee, dat de rechtbank de helft daarvan voorwaardelijk zal opleggen. Aan de verdachte zal de rechtbank daarom een gevangenisstraf van 8 maanden opleggen, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast acht de rechtbank het opleggen van een rij-ontzegging van 3 jaren gepast en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
  • legt ter zake van het bewezenverklaarde
  • beveelt dat de duur van de invordering of inhouding van het rijbewijs in mindering wordt gebracht op de duur van deze ontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. C. Reijntjes-Wendenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 mei 2023.
Buiten staat
Mr. C. Reijntjes-Wendenburg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I:
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 april 2022 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Bergerstraat (N590), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, het kruispunt gevormd door voornoemde weg en de Molenweg, met een snelheid van ca. 149 kilometer per uur, in elk geval met een veel hogere dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse veel te hoge snelheid, te naderen en/of op te rijden, op het moment dat een bestuurder van een fiets komende vanaf genoemde Molenweg reeds op dit kruispunt reed, in elk geval reeds begonnen was dit kruispunt op te rijden waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fiets, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] , bestuurder van die fiets) werd gedood;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 april 2022 in de gemeente Maastricht als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Bergerstraat (N590), zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door het kruispunt gevormd door voornoemde weg en de Molenweg, met een snelheid van ca. 149 kilometer per uur, in elk geval met een veel hogere dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse veel te hoge snelheid, te naderen en/of op te rijden, op het moment dat een bestuurder van een fiets komende vanaf genoemde Molenweg reeds op dit kruispunt reed, in elk geval reeds begonnen was dit kruispunt op te rijden waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fiets, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 april 2022 in de gemeente Maastricht als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Bergerstraat (N590), het kruispunt gevormd door voornoemde weg en de Molenweg, met een snelheid van ca. 149 kilometer per uur, in elk geval met een veel hogere dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse veel te hoge snelheid, is genaderd en/of opgereden, op het moment dat een bestuurder van een fiets komende vanaf genoemde Molenweg reeds op dit kruispunt reed, in elk geval reeds begonnen was dit kruispunt op te rijden waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
Bijlage II
De bewijsmiddelen [2]
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting op 17 april 2023, niet opgenomen in de doornummering van het dossier, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Ik was op 22 april 2022 onderweg naar Thermae 2000. Ik heb gereden vanaf het stoplicht op de Terblijterweg/Vijverdalseweg in Maastricht en reed rechtdoor op die weg, de N590, en plotseling stak een fietser over en die heb ik aangereden. Ik zag hem op het laatste moment.
Ik reed wel te hard, maar voor mijn gevoel was mijn snelheid 100 à 110 kilometer per uur.
Ik heb geprobeerd te remmen, maar het klopt dat ik de fietser te laat zag.
U, voorzitter, houdt mij voor dat er waarschuwingsborden waren voor de naderende kruising. Ik had geen rekening gehouden met die kruising. Het klopt dat ik optrok richting Berg en Terblijt. Het zou kunnen dat ik hard ben opgetrokken.
Ik ben ter plaatse niet bekend. Ik ben er eerder wel twee of drie keer langsgereden. Het waarschuwingsbord voor de kruising heb ik niet gezien. Er kwam een 80 kilometerweg, dat wist ik. Ik dacht dat het veilig was. Ik weet dat ik te hard reed. Ik heb er wel eens eerder gereden en wist dat er een N-weg kwam.
p.2 e.v.Het proces-verbaal Aanrijding misdrijfinhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Locatie ongeval
Datum: 22 april 2022
Omstreeks: 14:03 uur
Adres: Bergerstraat
Plaats: Maastricht op de kruising met
Adres: Bergerstraat
Plaats: Maastricht
Nadere plaatsaanduiding: Provincialeweg n590
en op de kruising met
Adres: Molenweg
Plaats: Maastricht
Soort weg: Alle in dit proces-verbaal genoemde wegen zijn voor het openbaar verkeer openstaande wegen
Bebouwde kom: Binnen
Voorrangsregeling: Ja
Aanduiding voorrang: Bergerweg bord B01 RW
Lichtgesteldheid: Daglicht
Weersgesteldheid: Droog
Toestand van het wegdek: Droog
Wegverlichting: Niet brandend
Wegsituatie: Kruising
Bijzonderheden: Op/nabij andere oversteekplaats
Maatregelen ter plaatse: Bergerstraat-N590 voorrangsweg bord B01 en J24 RW
Molenweg bord B06 rvv en haaietanden art 80 RW
Maximum snelheid: 50 km per uur
Betrokkene 1: Personenauto, merk Volkswagen Golf, kenteken [nummer] , bestuurder: [verdachte] .
Rijbewijs: AMB
Afgiftedatum: 26 juli 2018
Datum eerste afgifte: 29 maart 2017 Beginnende bestuurder
Betrokkene 1: 2w-fiets, merk Gazelle, bestuurder [slachtoffer] ;
p.50Het proces-verbaal van onnatuurlijke doodinhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Geboren: [geboortedatum 2] 1945
Op 22 april 2022 werd de lijkschouw verricht door [naam 1] , gemeentelijke lijkschouwer. Het lijk werd geïdentificeerd door middel van broer en schoonzus.
p.171Het geschrift Schouwverslagd.d. 22 april 2022, opgemaakt door [naam 1] , forensisch arts KNMG, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Evaluatie
76-jarige man die op 22-04-2022 in het begin van de middag op zijn fiets toen hij de weg wilde oprijden door een automobilist werd aangereden. Het ongeval vond plaats op de Bergerstraat richting Berg en Terblijt (N590). Er was sprake van een hoogenergetisch trauma, waarbij dhr. meerdere botbreuken gepaard gaan de met inwendige bloedingen, uitwendige bloedingen, open botbreuken, een linker onderbeen amputatie en ernstig
schedelletsel had opgelopen. Dhr. is ter plaatse overleden.
Conclusie
Er is sprake van een overlijden door een niet natuurlijke doodsoorzaak op 22-04-2022 om 14:12 uur ten gevolge van een verkeersongeval.
p.59 e.v.Het proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyseinhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Beknopte ongevalsbeschrijving:
Volgens verzoeker ( [naam 2] ), alsmede uit het door ons uitgevoerde onderzoek bleek dat:
  • de bestuurder van een personenauto, merk Volkswagen, voorzien van het kenteken [nummer] had gereden over de Bergerstraat (N590), komende uit de richting van de kern van Maastricht en gaande in de richting van Berg en Terblijt;
  • de bestuurder van een fiets, merk Gazelle, had gereden over de Molenweg (parallel aan de Bergerstraat), komende uit de richting van de kern van Maastricht en gaande in de richting van Berg en Terblijt;
  • de bestuurder van de fiets de Bergerstraat wilde oversteken om zijn weg waarschijnlijk op de Molenweg noordelijk van de Bergerstraat te vervolgen;
  • op het kruisingsvlak van de Bergerstraat beide voertuigen met elkaar in botsing kwamen;
  • de bestuurder van de fiets ter plaatse was overleden.
Wegsituatie
Het ongeval vond plaats op de N590 gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Maastricht. Op grond van het bepaalde in artikel 20 van het RVV 1990 geldt ter plaatse voor motorvoertuigen een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur.
Bij de nadering van de plaats van het ongeval heeft de N590 aanvankelijk een langgerekte bocht naar links met een nagenoeg vlak wegverloop. De N590 is aangeduid als voorrangsweg. Voorbij aan het kruispunt met de Terblijterweg en Vijverdalseweg staat rechts in de groenstrook het verkeersbord conform model BI. Het kruispunt met de Terblijterweg is voorzien van een verkeersregelinstallatie.
Verbalisant [naam 3] heeft de data van deze verkeersregelinstallatie opgevraagd en de data
geanalyseerd. De betrokken Volkswagen heeft vanuit stilstand omstreeks 14:02:07.6 uur bij een groen uitstralend verkeerslicht de koplus verlaten. Dit kruispunt is circa 480 meter, gemeten in politieatlas, voor de later te benoemen botsplaats gelegen.
De rijbaan van de N590 is ter hoogte van de plaats van het ongeval middels een brede groenstrook verdeeld in twee rijstroken, elk bestemd voor één van de respectievelijke rijrichtingen. In deze middenberm zijn op enige afstand van elkaar lichtmasten geplaatst. Ter hoogte van de aansluiting van de Molenweg is de middenberm verhard middels asfalt. Voor deze aansluiting is op het wegdek een waarschuwingsstreep aangebracht. Op beide rijstroken is aan weerszijden een doorgetrokken kantlijn aangebracht.
Voor de van rechts aansluitende Molenweg zijn in de groenstrook meerdere palen geplaatst met verkeersborden. Voor de bestuurders op de rechter rijstrook zijn de verkeersborden conform modellen B1 en J24 bestemd.
Conclusie
Het ongeval is ontstaan doordat de bestuurder van de betrokken personenauto (extreem, i.c. driemaal) harder reed dan de toegestane snelheid.
De personenauto verkeerde in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel de gevolgen van het ongeval.
De fiets verkeerde voor zover kon worden nagegaan in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan, dan wel de gevolgen van het ongeval.
Op basis van het aangetroffen sporenbeeld ter plaatse, het schade- en sporenbeeld aan de betrokken personenauto, fiets en de letsels en uitloopbeweging van de fietser zijn wij, verbalisanten, van mening dat de bestuurder van de betrokken personenauto in ieder geval (veel) harder heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Uit de data van de Event Data Recorder bleek dat de betrokken personenauto op het moment van de botsing gereden had met een snelheid van 149 kilometer per uur.
De Volkswagen reed 5 seconden voor het event i.c. de botsing met een snelheid van 128 kilometer per uur en reed opvolgend 3 seconden vol gas. In deze 3 seconden versnelde de Volkswagen naar 151 kilometer per uur tot 1,5 seconden voor het event. Toen werd het gaspedaal minder ver ingedrukt waardoor de Volkswagen 0.5 seconden voor het event reed met een snelheid van 154 kilometer per uur. uur. Op het moment van het event was er ABS activiteit van de Volkswagen en werd er gereden met een snelheid van 149 kilometer per uur.
Uit de botspositie blijkt dat de betrokken Volkswagen met de voorzijde in botsing is gekomen met de linkerzijde van de betrokken fiets en de fietser. Tevens bleek dat de fietser gezien vanuit de rijrichting van de betrokken Volkswagen van rechts naar links oversteekt en min of meer haaks voor de Volkswagen is.
Op basis van de geregistreerde snelheden van de EDR kon bepaald worden hoever de Volkswagen op dat moment van de herleide botsplaats was. 5 seconden voor de botsing bevond de Volkswagen zich op een afstand van ongeveer 195,8 meter.
Zicht bestuurder betrokken Volkswagen
Het zicht naar voren voor het verkeer rijdende over de N590, komende uit de richting van de kern van Maastricht en rijdende in de richting van Berg en Terblijt, wordt vanaf circa 240 meter voor de plaats van het ongeval, lichtelijk beperkt door het gras van de middenberm. Er is zicht op het wegverloop en in de nadering op de kruising en zich daar bevindende voertuigen. Bij de nadering van de kruising met de Molenweg is er voldoende zicht op het verkeer in de uitmonding van de Molenweg.
Zicht fietser
In de uitmonding van de Molenweg bij de aansluiting met de N590 wordt het zicht naar links niet beperkt door het wegverloop en of de weginrichting.
Vermoedelijke toedracht
De bestuurder van de betrokken Volkswagen had gereden over de N590, komende uit de richting van de kern van Maastricht en gaande in de richting van Berg en Terblijt.
Op basis van de data uit verkeersregelinstallatie is de betrokken Volkswagen vanuit stilstand weggereden en had na circa 280 meter reeds een snelheid van 128 kilometer per uur bereikt(op basis van de EDR data).
De fietser had gereden over de Molenweg (parallel aan de N590), komende uit de richting van de kern van Maastricht en gaande in de richting van Berg en Terblijt. Ter hoogte van de Molenweg wilde hij de N590 oversteken om zijn weg waarschijnlijk op de Molenweg noordelijk van de N590 te vervolgen.
Op circa 1,0 seconde voor de trigger van de EDR werd het gaspedaal voor 66% bediend met een snelheid van 152 kilometer per uur. In ieder geval kort voor het event reageerde de bestuurder van de Volkswagen middels een ABS remming. (Op basis van de EDR data tussen de -0,5 en het event.) Op de rijstrook bestemd en gevolgd door de Volkswagen kwamen beiden met elkaar in botsing. Op het moment van de botsing bevond de fietser zich met het voorwiel op 2,6 meter van de rechter rijbaankant, toen deze bezig was de N590 van rechts naar links over te steken. Op het moment van de botsing reed de bestuurder van de Volkswagen met een snelheid van 149 kilometer per uur en reageerde met een ABS remming.
Vermijdbaarheid
De bestuurder van de Volkswagen had het ongeval kunnen voorkomen, door te rijden met de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Hierdoor had hij zijn weg kunnen vervolgen zonder verdere bestuurdershandelingen te moeten verrichten.
De fietser werd plotseling geconfronteerd met de naderende betrokken Volkswagen die driemaal de toegestane maximumsnelheid reed en kon enkel het ongeval voorkomen indien hij vanuit beweging was gestopt toen de betrokken Volkswagen op een afstand van 32 meter op de herleide botsplaats was.
Indien de fietser vanuit stilstand was vertrokken had hij tussen de 2,8 en 3,2 seconden nodig om de herleide botsplaats te bereiken. Op het moment dat de fietser opreed was de bestuurder van de Volkswagen eveneens tussen de 2,8 en 3,2 seconden verwijderd.
Met de gemiddelde snelheid over de 5 seconden voor het event van de EDR van 141 km/u ~ 39,1 m/s was hij minimaal tussen de 110 en 125 meter verwijderd van de botsplaats.
Indien de fietser vanuit beweging was overgestoken had hij ongeveer 0,83 seconde nodig om de herleide botsplaats te bereiken. Op het moment dat de fietser opreed was de bestuurder van de Volkswagen eveneens ongeveer 0,83 seconde verwijderd.
Op basis van dezelfde gemiddelde snelheid als hierboven vernoemd was hij minimaal 32 meter verwijderd van de botsplaats.
De bestuurder van de Volkswagen had het ongeval kunnen voorkomen, door te rijden met de
toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Hierdoor had hij zijn weg kunnen vervolgen zonder verdere bestuurdershandelingen te moeten verrichten.
Had de bestuurder van de Volkswagen gereden met de toegestane maximum snelheid, van 50
kilometer per uur, dan had de fietser vanuit stilstand tussen de 5,8 en 5,1 seconden meer tijd gehad om de rijstrook vrij te maken. Terwijl hij daar maar tussen de 0,9 en 0,8 seconde meer voor nodig had.
De bestuurder van de Volkswagen had, indien de fietser vanuit stilstand was overgestoken, tot een snelheid van (125 / 4,1) en (110 / 3,6), beide 30,5 m/s ~ 110 kilometer per uur geen handelingen hoeven verrichten om een botsing te voorkomen.
Had de bestuurder van de Volkswagen gereden met de toegestane maximum snelheid, van 50
kilometer per uur, dan had de fietser vanuit beweging 1,5 seconde meer tijd gehad om de rijstrook vrij te maken. Terwijl hij daar maar 0,5 meer voor nodig had.
De bestuurder van de Volkswagen had, indien de fietser vanuit beweging was overgestoken, tot een snelheid van (32 /1,3) 24,6 m/s = 88 kilometer per uur geen handelingen hoeven verrichten om een botsing te voorkomen
.
p.18Het proces-verbaal van verhoor getuigeinhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd, de verklaring van de getuige [getuige 2] :
Op vrijdag 22 april 2022 omstreeks 14.02 uur zat ik buiten op het terras Withuishof, gelegen [adres 2] te Maastricht. Dit terras is gelegen aan de voorzijde van het pand en wij hebben dan zicht op de Bergerweg. Op dat moment kwam er een auto aanrijden. Ik hoorde het motorgeluid en dacht nog, dat is een behoorlijke vaart. Toen hij langs reed was hij in een flits voorbij. Als ik een schatting van de snelheid moet geven denk ik dat hij ongeveer 120 km/u reed. Ik zag wel dat het een Volkswagen van het type Polo was. De auto kwam uit de richting van de Vijverdalseweg te Maastricht en ging in de richting van Berg. Een fractie van een seconde nadat ik de auto langs zag komen hoorde ik een harde klap en op het zelfde moment hoorde ik een auto hard remmen.
p.22Het proces-verbaal van verhoor getuigeinhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd, de verklaring van de getuige [getuige 1] :
Ik was vandaag, vrijdag 22 april 2022, aan het fietsen met mijn vrouw. Wij fietsten over de Molenweg, komende vanuit de Doornlaan in de richting Bergerstraat te Maastricht. Op ongeveer 20 meter van de kruising. Molenweg - Bergerweg, zag ik dat er personenauto reed over de Bergerweg in de richting van Berg. Ik zag dat dit een donkerkleurige personenauto betrof van het merk Volkswagen. Ik hoorde dat de motor van de Volkswagen een hard geluid maakte en zag dat de Volkswagen met een hoge snelheid de kruising naderde. Ik hoorde vervolgens een harde knal en zag dat de Volkswagen ter hoogte van de kruisende weg. Molenweg, in aanrijding kwam. Ik zag eerst alleen een fiets door de lucht vliegen. Ik zag en hoorde vervolgens dat de Volkswagen met piepende banden ongeveer 100 meter verderop tot stilstand kwam.
V: Hoe hard reed de Volkswagen volgens u?
A: Ik weet niet hoe hard je eigenlijk mag op de Bergerweg, maar voor mijn gevoel was het harder dan 80 kilometer per uur. Ik ben namelijk in het bezit geweest van een autorijbewijs en weet daardoor hoe hard het is als je met 80 kilometer per uur rijdt.

Voetnoten

1.De Memorie van Toelichting, vergaderjaar 2018-2019, 35 086, nr. 3.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2022059420-1, gesloten d.d. 12 september 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 291.