Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
d.
1 mei 2023
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
willens en wetensveel harder reed dan wettelijk binnen, maar ook buiten de bebouwde kom was toegestaan, en dat hij niet heeft gekeken naar de snelheid die zijn auto precies aangaf. Hij heeft niet alleen de hoge snelheid van ongeveer 150 km/u, waarmee hij het kruispunt naderde, niet opgemerkt, maar ook alle signalen van de wegbeheerder, alsmede de fietser, volkomen over het hoofd gezien.
track and tracesysteem - dan ook volgen. Uit de data die verkregen zijn uit de registraties van de event data recorder van de auto en het onderzoek van de ongevalsanalisten van de politie kan worden vastgesteld dat de verdachte vanaf de stoplichten, over een afstand van bijna 500 meter, kort gezegd, vol gas heeft gegeven.
- de verdachte de verkeersregels heeft geschonden;
- dat in ernstige mate en opzettelijk heeft gedaan;
- daardoor gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel bij of de dood van anderen.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- legt ter zake van het bewezenverklaarde
- beveelt dat de duur van de invordering of inhouding van het rijbewijs in mindering wordt gebracht op de duur van deze ontzegging.
De tenlastelegging
Volgens verzoeker ( [naam 2] ), alsmede uit het door ons uitgevoerde onderzoek bleek dat:
- de bestuurder van een personenauto, merk Volkswagen, voorzien van het kenteken [nummer] had gereden over de Bergerstraat (N590), komende uit de richting van de kern van Maastricht en gaande in de richting van Berg en Terblijt;
- de bestuurder van een fiets, merk Gazelle, had gereden over de Molenweg (parallel aan de Bergerstraat), komende uit de richting van de kern van Maastricht en gaande in de richting van Berg en Terblijt;
- de bestuurder van de fiets de Bergerstraat wilde oversteken om zijn weg waarschijnlijk op de Molenweg noordelijk van de Bergerstraat te vervolgen;
- op het kruisingsvlak van de Bergerstraat beide voertuigen met elkaar in botsing kwamen;
- de bestuurder van de fiets ter plaatse was overleden.
Het ongeval is ontstaan doordat de bestuurder van de betrokken personenauto (extreem, i.c. driemaal) harder reed dan de toegestane snelheid.
De personenauto verkeerde in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel de gevolgen van het ongeval.
Op basis van de data uit verkeersregelinstallatie is de betrokken Volkswagen vanuit stilstand weggereden en had na circa 280 meter reeds een snelheid van 128 kilometer per uur bereikt(op basis van de EDR data).
De fietser had gereden over de Molenweg (parallel aan de N590), komende uit de richting van de kern van Maastricht en gaande in de richting van Berg en Terblijt. Ter hoogte van de Molenweg wilde hij de N590 oversteken om zijn weg waarschijnlijk op de Molenweg noordelijk van de N590 te vervolgen.
Indien de fietser vanuit stilstand was vertrokken had hij tussen de 2,8 en 3,2 seconden nodig om de herleide botsplaats te bereiken. Op het moment dat de fietser opreed was de bestuurder van de Volkswagen eveneens tussen de 2,8 en 3,2 seconden verwijderd.
Met de gemiddelde snelheid over de 5 seconden voor het event van de EDR van 141 km/u ~ 39,1 m/s was hij minimaal tussen de 110 en 125 meter verwijderd van de botsplaats.
Op basis van dezelfde gemiddelde snelheid als hierboven vernoemd was hij minimaal 32 meter verwijderd van de botsplaats.
De bestuurder van de Volkswagen had het ongeval kunnen voorkomen, door te rijden met de
toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Hierdoor had hij zijn weg kunnen vervolgen zonder verdere bestuurdershandelingen te moeten verrichten.
kilometer per uur, dan had de fietser vanuit stilstand tussen de 5,8 en 5,1 seconden meer tijd gehad om de rijstrook vrij te maken. Terwijl hij daar maar tussen de 0,9 en 0,8 seconde meer voor nodig had.
De bestuurder van de Volkswagen had, indien de fietser vanuit stilstand was overgestoken, tot een snelheid van (125 / 4,1) en (110 / 3,6), beide 30,5 m/s ~ 110 kilometer per uur geen handelingen hoeven verrichten om een botsing te voorkomen.
Had de bestuurder van de Volkswagen gereden met de toegestane maximum snelheid, van 50
kilometer per uur, dan had de fietser vanuit beweging 1,5 seconde meer tijd gehad om de rijstrook vrij te maken. Terwijl hij daar maar 0,5 meer voor nodig had.
De bestuurder van de Volkswagen had, indien de fietser vanuit beweging was overgestoken, tot een snelheid van (32 /1,3) 24,6 m/s = 88 kilometer per uur geen handelingen hoeven verrichten om een botsing te voorkomen
.