Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding
- de exceptie van onbevoegdheid tevens houdende conclusie van antwoord en eis in reconventie
- de schriftelijke reactie van [eiser] op de exceptie van onbevoegdheid en de conclusie van eis in reconventie
- het verzoek van [eiser] om een mondelinge behandeling te bepalen
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte houdende wijziging van eis in reconventie van De Gemeente
- de op 8 maart 2023 gehouden mondelinge behandeling.
2.De feiten
5 september 2019, dat [eiser] in mei 2021 een persoonlijk gesprek zal hebben met de burgemeester of een door hem aangewezen bestuurder, dat in de periode tot aan het gesprek [eiser] geen brieven, e-mails of andere communicatie aan De Gemeente zal richten en dat er gedurende deze afkoelingsperiode radiostilte is van de kant van [eiser] , dat De Gemeente de - volgens De Gemeente verbeurde en nog niet geïnde - dwangsommen ter hoogte van € 7.000,00 tot de datum van het gesprek niet zal innen, dat als [eiser] zich heeft gehouden aan de radiostilte die dwangsommen niet worden geïnd en het eerste gedeelte van de reeds volgens De Gemeente verbeurde en geïnde dwangsommen van € 17.000,00 aan [eiser] worden terugbetaald, dat de in het kort geding vonnis van 5 september 2019 verbonden termijn van twee jaren zal worden verlengd in die zin dat die termijn vanaf 24 november 2020 opnieuw voor een termijn van twee jaren zal lopen en dat als [eiser] zich gedurende die twee jaren aan de verboden heeft gehouden ook het tweede gedeelte van de volgens De Gemeente reeds verbeurde en geïnde dwangsommen ter hoogte van € 17.000,00 zullen worden terugbetaald.
€ 17.000,00 niet zal terugbetalen. Voorts heeft De Gemeente [eiser] gesommeerd om uiterlijk op 31 januari 2022 om 13.00 uur een bedrag van € 5.000,00 aan nieuw verbeurde dwangsommen te betalen.
3.De geschillen
- te verklaren voor recht dat De Gemeente onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en zich onrechtvaardig heeft verrijkt en dat sprake is van onverschuldigde betaling van € 7.000,00 en dat dit bedrag aan hem zo spoedig mogelijk terugbetaald dient te worden conform de op 24 november 2020 bij het gerechtshof Den Bosch overeengekomen vaststellingsovereenkomst,
- te verklaren voor recht dat bij toewijzing van de vordering onder 1 De Gemeente verplicht is, direct na afloop op 24 november 2022 van het vonnis van de voorzieningenrechter, uitbetaling te doen van € 17.000,00 aan dwangsommen conform de vaststellingsovereenkomst van 24 november 2020 tussen De Gemeente en [eiser] en
- De Gemeente te veroordelen in de kosten van het geding.
4.De beoordeling
5 september 2019 in samenhang met de op 24 november 2020 gesloten vaststellingsovereenkomst, is nagekomen en wat de reikwijdte van de in dat vonnis en de vaststellingsovereenkomst opgelegde verboden is. De omstandigheid dat De Gemeente nog geen opdracht aan een deurwaarder heeft gegeven om het vonnis van 5 september 2019 ten uitvoer te leggen, is niet van belang. Dat betekent dat dit geschil op grond van artikel 438 Rv behandeld dient te worden door de rechtbank die volgens de gewone regels bevoegd zou zijn. In lid 1 van voormeld artikel is bepaald dat de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van dergelijke geschillen. Dat daaronder volgens [eiser] tevens de kantonrechter moet worden begrepen is een onjuiste veronderstelling aangezien uit de parlementaire geschiedenis met betrekking tot de herziening van het burgerlijk procesrecht kan worden afgeleid dat de herziening van artikel 438 Rv (slechts) een terminologische en geen inhoudelijke aanpassing betrof. De kantonrechter is daarom van oordeel dat hij zich onbevoegd moet verklaren om kennis te nemen van de vorderingen van [eiser] . De zaak zal in de stand waarin zij zich bevindt worden verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank, locatie Roermond.