ECLI:NL:RBLIM:2023:2682

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
ROE 23/642
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake vergoeding contributie gemeenteraadslid aan VPPG

Op 21 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin een gemeenteraadslid uit Echt-Susteren een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. Het verzoek was gericht tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat de vergoeding van de contributie die het raadslid had betaald aan de Vereniging voor Plaatselijke Groeperingen (VPPG) over de jaren 2016 tot en met 2023 had afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat het verzoeker niet was gebleken dat hij in een acute financiële noodsituatie verkeerde. Het financiële belang alleen was onvoldoende om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. Bovendien was het bestreden besluit niet evident onrechtmatig, wat ook een voorwaarde is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en wees het af. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Snijders, in aanwezigheid van griffier mr. A.G.P.M. Zweipfenning, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23 / 642

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 april 2023

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: [Naam gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van verzoeker om vergoeding van de contributie die verzoeker over de jaren 2016 tot en met 2023 aan de Vereniging voor Plaatselijke Groeperingen ( VPPG ) heeft betaald, afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Awb staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat indien, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De onderhavige zaak gaat over de vergoeding van contributie die verzoeker, raadslid in de gemeente Echt-Susteren, aan de Vereniging van Plaatselijke Politieke Groeperingen ( VPPG ) heeft betaald van 2016 tot en met 2023. Verweerder stelt zich op het standpunt dat over de vergoeding van de contributie over het jaar 2016 reeds bij het besluit op bezwaar van 8 november 2016 onherroepelijk is beslist. Ten aanzien van de vergoeding van de contributie over de jaren 2017 tot en met 2023 stelt verweerder zich op het standpunt dat deze contributie, gelet op artikel 3.3.4 van het Rechtspositiebesluit Decentrale Politieke Ambtsdragers (Rechtspositiebesluit), zoals dat sinds 1 januari 2019 geldt, alleen ten laste van de gemeente vergoed kan worden wanneer de beroepsvereniging voor ieder raadslid toegankelijk is. De VPPG is blijkens haar statuten niet toegankelijk voor raadsleden van landelijke politieke partijen en staat dus niet open voor ieder raadslid. De contributie die verzoeker aan de VPPG heeft betaald kan volgens verweerder dus niet ten laste van de gemeente worden vergoed.
3. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat de VPPG als een beroepsvereniging in de zin van het Rechtspositiebesluit moet worden aangemerkt en hij daarom wel recht heeft op vergoeding van de betaalde contributies. Verzoeker verwijst in dit verband naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 juli 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:2578. De casus in die zaak acht verzoeker identiek aan zijn situatie.
4. Verzoeker heeft, desgevraagd door de rechtbank, aangegeven wat volgens hem het spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het bestreden besluit. Volgens verzoeker hebben de procedures die hij over de vergoeding van de contributie aan de VPPG heeft gevoerd en nog voert, invloed op zijn functioneren als raadslid en kunnen deze zijn integriteit schaden. Hij wijst ook op het belang van de VPPG bij een voorziening omdat de VPPG door de weigering van gemeenten om de contributie die raadsleden aan de VPPG hebben betaald te vergoeden, te maken heeft gekregen met een beduidende terugloop van het ledenbestand en vermindering van inkomsten. Volgens verzoeker wordt hierdoor de medebewindsbepaling uit de Gemeentewet met voeten getreden. Het is volgens verzoeker van groot belang de materiële en immateriële schade als gevolg van het uitblijven van een vergoeding voor de contributie te stoppen.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat het geschil gaat over het al dan niet toekennen van een vergoeding van contributie. Volgens het verzoek om vergoeding dat verzoeker heeft ingediend bedroeg de contributie aan de VPPG in de jaren 2016 tot en met 2022 jaarlijks € 50,- en bedraagt deze in het jaar 2023 € 75,-. Een financieel belang, zoals in deze zaak, vormt op zichzelf geen reden om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de financiële gevolgen van (achteraf bezien) onrechtmatige besluitvorming, indien daarvan sprake is, in beginsel naderhand kunnen worden gecompenseerd. Dit kan anders zijn als sprake is van een acute financiële noodsituatie. Niet aannemelijk is dat verzoeker door het uitblijven van een vergoeding van de voormelde contributiebedragen in een financiële noodsituatie is gekomen of zal komen. Het is ook onvoldoende aannemelijk dat hij hierdoor in zijn functioneren als raadslid wordt belemmerd. De stellingen die verzoeker daarover inneemt kunnen in de bezwaar- en eventueel beroepsprocedure worden beoordeeld maar leveren geen onverwijlde spoed op die een voorlopige voorziening ten aanzien van het bestreden besluit vereist. De overige belangen die verzoeker heeft genoemd zijn geen belangen van verzoeker maar van de VPPG , waar verzoeker in deze zaak niet voor kan opkomen. Er bestaat, gelet op het voorgaande, geen spoedeisend belang om een voorlopige voorziening te treffen.
6. Voor het treffen van een voorlopige voorziening kan, ook al ontbreekt een spoedeisend belang, nog wel aanleiding bestaan wanneer het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het bestreden besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven. Van dergelijke evidente onrechtmatigheid is hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
7. Omdat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is, is het verzoek kennelijk ongegrond en wordt het verzoek afgewezen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023.
De griffier is verhinderd voorzieningenrechter
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 21 april 2023.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.