ECLI:NL:RBLIM:2023:2628

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
ROE 23/372
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing omgevingsvergunning voor verbouw gemeentelijk monument tot appartementen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 19 april 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning. De vergunninghouder had toestemming gekregen voor de verbouwing van een gemeentelijk monument in Roermond tot een appartementengebouw met zeven appartementen. De eiseres, Stichting Ruimte, verzocht om schorsing van de vergunning, omdat zij meende dat het bouwplan in strijd was met de monumentale waarden en de welstandseisen zoals geformuleerd in de Nota Beeldkwaliteit. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres onvoldoende argumenten had aangedragen om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het advies van de Commissie Beeldkwaliteit. De voorzieningenrechter concludeerde dat de welstandscriteria voldoende beoordelingsruimte boden voor een positief advies en dat er geen aanleiding was om de beoordeling van de monumentale waarden door verweerder niet te volgen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten zag voor de verwachting dat het bestreden besluit in de beroepszaak geen stand zou houden. De uitspraak benadrukt het belang van deskundige adviezen in het omgevingsrecht en de rol van de voorzieningenrechter in het afwegen van belangen bij het treffen van voorlopige voorzieningen.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23 / 372

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2023

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Stichting Ruimte, gevestigd te Roermond,

eiseres
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond

(gemachtigde: mr. R. Gilissen)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij] ,gevestigd te [vestigingsplaats]
(gemachtigde: mr. R.J.J.M.M. Metsemakers)

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan [naam derde-partij] (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van zeven appartementen in het pand aan de [adres] in Roermond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2023. Eiseres is vertegenwoordigd door [naam voorzitter] , voorzitter, en [naam penningmeester] , penningmeester. Verweerder zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is vertegenwoordigd door [naam directeur] , directeur, bijgestaan door de gemachtigde van vergunninghouder en door [naam 1] , verbonden aan [naam adviesbureau] .

Overwegingen

1. Het bestaande pand betreft een (voormalige) winkel en woning in het centrum van Roermond, maar buiten het kernwinkelgebied. Het pand is een gemeentelijk monument. Het vergunde bouwplan houdt in dat het bestaande pand wordt gesloopt, behoudens de voorgevel, en dat achter deze gevel een nieuw appartementengebouw met zeven appartementen wordt gerealiseerd.
2. De voorzieningenrechter kan ten aanzien van de omgevingsvergunning een voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
2.1.
De voorzieningenrechter concludeert dat aan de twee in artikel 8:81 van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan, nu verzoeker een beroepschrift heeft ingediend tegen het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de hoofdzaak kennis te nemen.
2.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang bij het verzoek voldoende is aangetoond, nu vergunninghouder ter zitting heeft verklaard direct na de uitspraak op het verzoek te willen starten met de bouwwerkzaamheden. De voorzieningenrechter zal op grond van een afweging van de belangen van verzoekster bij een onverwijlde voorziening tegen de belangen die zijn gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit beoordelen of het voor verzoekster uit het bestreden besluit voortkomend nadeel onevenredig is in verhouding tot het met dat besluit te dienen belang. Voor zover daarbij een rechtmatigheidsoordeel over het bestreden besluit wordt genomen heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en bindt dit de voorzieningenrechter in het bodemgeding niet.
3. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan Binnenstad Roermond (bestemmingsplan), onder meer omdat volgens de ter plaatse geldende dubbelbestemmingen “Waarde-Archeologie historische kern” en “Waarde-Beschermd stadsgezicht” het oprichten van bebouwing niet is toegestaan.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder omgevingsvergunning verleend voor onder meer:
- het bouwen van een bouwwerk [artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)];
- het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een
beheersverordening, een exploitatieplan of voorbereidingsbesluit (artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo) in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder 3, van de Wabo, en
-het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen of het herstellen, gebruiken of
laten gebruiken van een beschermd gemeentelijk monument (artikel 2.2, eerste lid, onder b van de Wabo in verbinding met artikel 8, derde lid, van de Erfgoedverordening van de gemeente Roermond).
De vergunning voor de activiteit bouwen is gebaseerd op welstandsadviezen van de Commissie Beeldkwaliteit van respectievelijk 19 april 2022 en 28 november 2022. De vergunning voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan is mede gebaseerd op een ruimtelijke onderbouwing van [naam adviesbureau] van 1 februari 2022 en het daarbij als bijlage 6 gevoegde rapport “Bouwhistorische opname [adres] Roermond” van 3 maart 2020, opgesteld door [naam 2] . Bij besluit van 13 juli 2017 heeft de gemeenteraad van Roermond bepaald dat bij het afwijken van het bestemmingsplan een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist indien bij een bouwplan binnen bestaand stedelijk gebied niet meer dan tien woningen worden gerealiseerd. Dat is hier het geval, zodat geen verklaring van geen bedenkingen is vereist.
5. Verzoekster staat in beginsel positief tegenover het bouwplan voor verbouwing van het pand [adres] tot appartementen, maar kan zich om een aantal redenen niet verenigen met het bouwplan.
6. Verzoekster voert daartoe onder meer aan dat verweerder de monumentale waarden van het pand afzonderlijk en in relatie tot de directe omgeving heeft onderschat. De monumentale kwaliteit van de voorgevel gaat door het grote dak verloren. De straat heeft volgens verzoekster grote historische waarde en verweerder heeft daar onvoldoende rekening mee gehouden.
6.1.
Verweerder stelt dat het gehele pand monumentaal is beschermd, maar uitsluitend de voorgevel van het pand monumentale waarde heeft. Het historisch beeld van de gevel blijft behouden. In het bouwplan is daarmee rekening gehouden, omdat de gehele historische voorgevel intact blijft. Het bouwplan is volgens verweerder vanuit monumentenzorg aanvaardbaar.
6.2.
Vergunninghouder wijst wat betreft de toetsing van het bouwplan aan monumentale waarden naar de ruimtelijke onderbouwing, de bouwhistorische opname en het advies van de Commissie Beeldkwaliteit van 28 november 2022.
6.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster onvoldoende heeft aangevoerd om te oordelen dat verweerder het bouwplan uit een oogpunt van monumentenzorg niet had mogen verlenen. Uit de bouwhistorische opname en het advies van de Commissie Beeldkwaliteit blijkt dat van het gehele pand alleen de voorgevel monumentale waarde heeft en dat deze waarde wordt behouden. Deze commissie acht het bouwplan vanuit een oogpunt van monumentenzorg aanvaardbaar. Aan te nemen is dat de Commissie Beeldkwaliteit bij haar oordeel alle relevante monumentale belangen in ogenschouw heeft genomen. Verzoekster heeft geen argumenten aangereikt op grond waarvan aan de juistheid of volledigheid van het advies van de commissie zou kunnen worden getwijfeld. De voorzieningenrechter ziet daarom onvoldoende aanleiding te oordelen dat verweerder in verband met de monumentale gevolgen van het bouwplan de vergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b van de Wabo niet had mogen verlenen. De voorzieningenrechter neemt daarbij nog in aanmerking dat verweerder, anders dan verzoekster stelt, wat betreft de toetsing aan monumentale waarden niet hoefde te anticiperen op het feit dat in de Omgevingswet, naar verwachting, bij het vaststellen van een omgevingsplan rekening moet worden gehouden met de omgeving van beschermde monumenten. Die wet is immers nog niet in werking getreden.
7. Verzoekster voert verder aan dat de dakvorm en het aantal, de grootte en vooral de dominantie van de dakkapellen in het geheel van het dak ten opzichte van de gevel conflicteren met de Nota Beeldkwaliteit (onderdeel 6.2 respectievelijk 3.1). De nok van het dak wordt dusdanig verhoogd dat deze niet aansluit bij de stijl van de historische daken in de directe omgeving. De historische voorgevel krijgt daardoor een te ondergeschikte rol (en dat is volgens verzoekster strijdig met de Nota Beeldkwaliteit, onderdeel 5.1). Ook de setbacks op de derde verdieping passen niet in een historisch straatbeeld. De balkons zijn zichtbaar vanuit het verlengde straatbeeld en conflicteren eveneens met de Nota Beeldkwaliteit. (Nota Beeldkwaliteit, onderdeel 3.4). Verzoekster vindt dat de Commissie Beeldkwaliteit niet heeft uitgelegd waarom ze het bouwplan, ondanks de voornoemde strijdigheden met de nota Beeldkwaliteit, toch heeft goedgekeurd.
7.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. De Commissie Beeldkwaliteit heeft voldoende rekening gehouden met de omgeving. Volgens verweerder heeft de Commissie Beeldkwaliteit de verschillende ter beoordeling voorgelegde tekeningen goed bekeken en vindt dat de dakkapellen passend zijn. Verweerder wijst nog op de jurisprudentie inzake gronden die gericht zijn tegen een in het kader van een omgevingsvergunning gegeven welstandsoordeel en het feit dat verzoekster geen deskundig tegenadvies van een welstandsdeskundige heeft overgelegd.
7.2.
Vergunninghouder verwijst eveneens naar de jurisprudentie over gronden aangaande de welstandstoetsing. Vergunninghouder benadrukt dat de Commissie Beeldkwaliteit niet over een nacht ijs is gegaan en dat de bouwplannen ook wat betreft de dakkapellen meermaals zijn aangepast. Vergunninghouder acht het onmiskenbaar dat de Commissie Beeldkwaliteit de nota Beeldkwaliteit heeft gevolgd. Zij heeft de dakkapellen, het dak en de balkons betrokken in haar advies en is daarmee akkoord. Verder wijst vergunninghouder op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie ECLI:NL:RVS:2019:1104, r.o. 2.3) waarin is overwogen dat criteria in een welstandsnota naar hun aard ruimte bieden en niet in de weg staan aan uiteenlopende waarderingen van een bouwplan.
7.3.
De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. De door verweerder en vergunninghouder bedoelde vaste jurisprudentie van de Afdeling inzake welstandstoetsing houdt in dat het college van burgemeester en wethouders niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, maar wel mag afgaan op dat advies, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht (zie de uitspraak van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1139).
7.3.1.
Het advies van de commissie Beeldkwaliteit van 28 november 2022 luidt als volgt:

Het pand [adres] is een gemeentelijk monument, gelegen binnen het beschermde stadsgezicht. Het plan voorziet in het splitsen van het pand in 7 appartementen. Zowel de voorgevel als de bouw daarachter en de kap worden daarbij ingrijpend gewijzigd. Een verdieping wordt als set-back toegevoegd.
Onderzoek heeft aangetoond dat, behalve in de voorgevel, weinig monumentale waarden meer in het pand aanwezig zijn. De geplande ingrepen zijn daarom vanuit het oogpunt van monumentenzorg aanvaardbaar.
Vanuit het oogpunt van het beschermde stadsgezicht zijn de wijzigingen in de voorgevel en in de kap aanvaardbaar. Hetzelfde geldt voor de toegevoegde verdieping met set-back. De bestaande winkelpui heeft onvoldoende historische kwaliteit om behoud verplicht te stellen. De nieuwe gevelindeling herstelt het homogene aanzien van de gevel. De grote nieuwe dakkapellen in de kap geven het pand een nieuw aanzicht waarbij de kapellen qua vormgeving en materialisatie van hoge kwaliteit zijn en aansluiten bij het historische beeld van de gevel er onder. De nieuwe verdieping met set-back is vanuit het openbare gebied niet of nauwelijks zichtbaar.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien is het belangrijk dat er op de derde verdieping een dakvlak aanwezig is en dat de eventuele balkons rondom dakvlak hebben en als het ware zijn uitgeponst (als een ouderwetse ponskaart) uit het dakvlak. Hier voldoen alle opties aan. Met betrekking tot de inpassing van balkons ten aanzien van het gevelbeeld merkt de Commissie op dat in eerste instantie er alleen sprake was van balkons op de 3e verdieping en dakkapellen op 2e verdieping. Opties 1 en 2 hebben echter balkons op een lagere verdieping (dus op de 2e verdieping). Dit is niet wenselijk, ten eerste omdat de balkons vanaf het straatbeeld zichtbaar zijn en ten tweede omdat balkons hier afwijken van het gangbare gevelbeeld. Een straatbeeld met balkons naast dakkapellen, maar werkt onrustig.
De Commissie geeft de voorkeur aan dakkapellen zoals in optie 3. Dakkapellen zien we ook als veelvuldig toegepaste oplossing in de straat en passen in het gangbare straatbeeld in de
historische kern. Opties 1 en 2 vallen af.”
7.3.2.
De onderdelen van de nota Beeldkwaliteit waar verzoekster naar verwijst luiden als volgt:
Onderdeel 3.1:

Dakkapel
Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. Voor dakvlakken die gericht zijn op het openbaar gebied geldt dat de dakkapellen een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakkapel mag niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Een dakkapel mag nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen onderzijde van de dakkapel en de goot vanaf de weg zichtbaar blijven. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dakvlak dient een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn te worden gerealiseerd. Immers, herhaling binnen een blok (van dezelfde architectuur/bouwstijl) brengt rust en samenhang.
Onderdeel 3.4:

Balkon
Een nieuw balkon aan de voorgevel is welstandsvrij als deze in overeenstemming met de bouwstijl van het hoofdgebouw is ontworpen. Een balkon aan de achterzijde is welstandsvrij. Een nieuw balkon is in geen geval welstandsvrij wanneer het wordt geplaatst tegen een beschermd monument of aan de voorgevel van een gebouw binnen het beschermd stads- of dorpsgezicht.
Onderdeel 5.1:
Schaal en maatverhoudingen
De waarnemer ervaart, bewust of onbewust, de schaal en maatverhoudingen van een bouwwerk op basis van een wetmatigheid die tot stand is gekomen door stijlontwikkelingen in de architectuur. De afmetingen van onderdelen van een bouwwerk en de verhoudingen ten opzichte van elkaar vormen samen de compositie van het bouwwerk. De kracht van een compositie is groter naarmate de schaal en maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Spanning en contrast hebben daarin ook hun werking. Daken, bijvoorbeeld, vormen een belangrijk element in de totale compositie van een gebouw. Als toegevoegde elementen, zoals dakkapellen, te dominant zijn in het hellende dakvlak verstoren zij niet alleen het beeld van het gebouw zelf maar ook van de omgeving waarin dat gebouw staat. Dat geldt ook voor andere toegevoegde elementen, zoals een erker in een
gevel en de maatvoering van raampartijen op de begane grond en de bovenliggende verdieping(en). Alles dient in samenhang te worden ontworpen. Als bouwwerken er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine onderdelen voldoen ze niet aan redelijke eisen van welstand. Een bouwwerk voldoet wel aan redelijke eisen van welstand als schaal en maat van de ruimtes, de volumes en de vlakverdelingen in harmonie op elkaar zijn afgestemd.”
Onderdeel 6.2 (Beoordelingscriteria), vierde gedachtestreep:

De kapvorm en kaprichting sluiten aan bij die van de omgeving. De vormgeving van het dak dient afgestemd te worden op het karakter van het betreffende pand. Eigentijdse interpretaties van kapvormen dienen aan te sluiten bij het bestaande kappenbeeld.”
7.3.3.
Volgens de Commissie Beeldkwaliteit geven de grote nieuwe dakkapellen het pand een nieuw aanzicht. De Commissie Beeldkwaliteit acht ze qua vormgeving en materialisatie van hoge kwaliteit en is van oordeel dat ze aansluiten bij het historisch beeld van de gevel eronder. De nieuwe derde verdieping met balkons is vanaf het openbare gebied niet of nauwelijks zichtbaar. De Commissie Beeldkwaliteit acht de kap, de dakkapelen en de derde verdieping met balkons ook vanuit een oogpunt van stedenbouw en bescherming van het stadsgezicht aanvaardbaar. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hetgeen verzoekster heeft aangevoerd onvoldoende om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies van de Commissie Beeldkwaliteit, de begrijpelijkheid van de in dat advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. Aan te nemen is dat de Commissie Beeldkwaliteit, bestaande uit deskundigen op het gebied van welstand, rekening heeft gehouden met de criteria van de nota Beeldkwaliteit. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om te concluderen dat de criteria die in de door verzoekster vermelde onderdelen van de nota staan geformuleerd te weinig beoordelingsruimte laten om ten aanzien van het onderhavige bouwplan te komen tot een positief welstandsadvies. Van belang hierbij is ook dat verzoekster geen tegenrapport van een deskundige heeft overgelegd waarin een andere conclusie wordt getrokken.
8. Verzoekster heeft verder nog aangevoerd dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
8.1.
Verweerder en vergunninghouder achten het bouwplan ruimtelijk-planologisch aanvaardbaar is.
8.2.
Verweerder heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder 3, van de Wabo afgeweken van het bestemmingsplan. Afwijking is volgens die bepaling slechts mogelijk wanneer de aangevraagde activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit tot afwijking een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Ten aanzien van de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening heeft verweerder beleidsruimte. Dit betekent dat dient te worden gerespecteerd dat verweerder in beginsel over een zekere mate van vrijheid beschikt om naar eigen inzicht en goeddunken uitvoering te geven aan de invulling daarvan. De door de voorzieningenrechter uit te voeren toetsing zal zich om die reden in dit geval dienen te beperken tot de vraag of verweerder toereikend heeft gemotiveerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
8.2.1.
Bij het bestreden besluit is een ruimtelijke onderbouwing van [naam adviesbureau] gevoegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bestreden besluit met deze ruimtelijke onderbouwing en het advies van de Commissie Beeldkwaliteit van 28 november 2022 stedenbouwkundig en cultuurhistorisch voldoende onderbouwd is en dat daarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Verzoekster heeft ook wat deze aspecten van de beoordeling van het bouwplan geen tegenrapport van een deskundige overgelegd of anderszins argumenten aangedragen om tot een andere conclusie te komen.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter terecht ten behoeve van het bouwplan voor de onder 4 vermelde activiteiten vergunning verleend. Er zijn daarom thans geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de beroepszaak geen stand zal houden. Het verzoek om ten aanzien van het bestreden besluit een voorlopige voorziening te treffen wordt daarom afgewezen.
10. De voorzieningenrechter doet alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening en maakt dus geen gebruik van de mogelijkheid van artikel 8:86 van de Alwb om tevens uitspraak op het beroep te doen. Verzoekster heeft namelijk ter zitting aangegeven de mogelijkheid te willen hebben om in de beroepszaak nog nadere beroepsgronden te kunnen aanvoeren en dat zij daarbij overweegt of zij dit zal voorzien van een deskundig tegenrapport.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Krens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier, en openbaar gemaakt op 19 april 2023.
griffier voorzieningenrechter
De griffier/voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 19 april 2023.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.