ECLI:NL:RBLIM:2023:2617

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
03.214725.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 5 jaren wegens woningoverval met geweld en bedreiging

Op 19 april 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Roemenië, die betrokken was bij een woningoverval op 4 juli 2019 in Sittard. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging, waarbij hij samen met anderen 150 euro heeft gestolen van de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Tijdens de overval werden de slachtoffers met geweld bedreigd en vastgebonden. De rechtbank heeft de zaak op 5 april 2023 inhoudelijk behandeld, waarbij de verdachte en zijn advocaat aanwezig waren. De officier van justitie concludeerde tot bewezenverklaring, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de DNA-match van de verdachte met een aangetroffen doek nabij de plaats delict een sterk bewijs vormt voor zijn betrokkenheid. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij een van de overvallers was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 5 jaren op, met aftrek van voorarrest, en overwoog dat de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte zwaar wogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.214725.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1991,
gedetineerd in de [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.I.M. Entjes, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 05 april 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
-
in de nacht van 4 juli 2019, samen met een ander of anderen, uit de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] 150 euro heeft gestolen, waarbij gedreigd is met geweld en geweld is gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring. Daartoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat diverse omstandigheden in onderling verband bezien tot de conclusie leiden dat de DNA-match met de verdachte op een nabij de plaats delict gevonden doek een daderspoor is, waardoor het aan de verdachte was om de lezing van zijn betrokkenheid van het feit te ontzenuwen. Daarin is hij niet geslaagd, nu zijn verklaring ongeloofwaardig en onaannemelijk is.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft (primair) integrale vrijspraak bepleit op de grond dat niet voldaan is aan het bewijsminimum. Daartoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat de DNA-match de enige directe link is tussen de verdachte en het ten laste gelegde, maar dat vanwege onder meer de omstandigheid dat sprake is van een verplaatsbaar object, waarop bovendien ook celmateriaal van minimaal twee andere personen is aangetroffen, die DNA-match niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt dat de verdachte de betreffende doek heeft gedragen tijdens de overval. Voor het overige resteren diverse sfeerbepalende omstandigheden; doch geen bewijs, aldus de verdediging.
Subsidiair heeft de verdediging partiële vrijspraak bepleit van het slaan met een knuppel en het bedreigen met de woorden “Blijf daar zitten, ander steek ik je neer.”
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de verdachte heeft verklaard en zijn raadsvrouw heeft bepleit, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een van de overvallers was. De rechtbank zal hierna motiveren hoe en waarom de rechtbank tot die conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
Ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in bijlage II.
Overwegingen van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op 4 juli 2019 in hun woning aan de [adres 1] in Sittard met geweld en bedreiging met geweld zijn overvallen door drie personen en dat daarbij 150 euro en wat kleingeld is buitgemaakt. De overval zelf staat niet ter discussie, maar wel de betrokkenheid van de verdachte daarbij. In dat kader overweegt de rechtbank als volgt.
Het dossier bevat geen direct bewijs dat de verdachte op het moment van de overval ín de woning van de aangevers plaatst. Zo zijn er geen camerabeelden beschikbaar waarop de verdachte zichtbaar is in of direct rondom de woning, is de verdachte niet herkend door een van de aangevers en is geen DNA van de verdachte op onverplaatsbare objecten in de woning aangetroffen.
Anderzijds blijken uit de bewijsmiddelen diverse omstandigheden die wel degelijk op de betrokkenheid van de verdachte wijzen.
Zo werden in de nabijheid van de plaats delict, in de voortuin van de [adres 2] , twee (werk)handschoenen en een doek aangetroffen. Uit informatie via Google Maps blijkt dat de [straat 1] een zijstraat van de [straat 2] is en de vindplaats zo’n 140 meter loopafstand van de plaats delict was. Dichter bij die plaats delict, op de oprit van de [adres 3] , werd onder een aldaar geparkeerde auto eveneens een stuk doek aangetroffen. Uit getuigenverklaringen is gebleken dat genoemde goederen er kort voor de overval nog niet lagen. Beide stukken doek bleken samen één shirt gevormd te hebben. De verdachte heeft dat shirt ter zitting herkend als zijn shirt. Nader onderzoek leerde bovendien dat het gescheurde shirt dichtgeknoopt was, hetgeen past bij de verklaring van de aangeefster dat de daders “iets voor hun mond” hadden. Onder deze omstandigheden, te weten het kort ná de overval in de directe nabijheid van de plaats delict aantreffen van deze goederen, die er kort voor de overval nog niet lagen, in combinatie met het gegeven dat het T-shirt gescheurd was en geknoopt op een wijze die zou kunnen passen bij het voor het gezicht dragen daarvan en het bij dat gescheurde T-shirt aantreffen van werkhandschoenen, waarvan aangeefster Wagemakers verklaarde dat die eveneens door de daders werden gedragen, is de rechtbank van oordeel dat deze doek een daderspoor betreft. Op die doek is DNA-celmateriaal aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte, op basis waarvan de rechtbank vaststelt dat de verdachte ook daadwerkelijk de donor is van dat celmateriaal.
Anders dan de verdediging heeft betoogd is dit evenwel niet het enige bewijs dat wijst op de betrokkenheid van de verdachte bij de overval.
Zo werd 6 minuten na de overval, op volgens Google maps 2,7 kilometer en zo’n 7 minuten rijden van de plaats delict, een auto voorzien van het kenteken [kenteken] door een snelheidscamera geflitst, die reed uit de richting van de plaats delict. Nader onderzoek leerde dat de verdachte met die auto enkele dagen voor de overval, op 1 juli 2019, samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Siegburg (Duitsland) was. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn de personen die vlak na de overval in Sittard op een afstand van hemelsbreed 400 meter vanaf de plaats delict worden gezien door getuige [naam 1] als zij zich daar zeer opvallend gedragen. Bovendien is ook van [medeverdachte 1] DNA aangetroffen en wel op een van de werkhandschoenen die zijn aangetroffen in de voortuin van de [straat 1] , alsmede op het onder de auto op de [adres 3] te Sittard, en derhalve in de directe nabijheid van de plaats delict, aangetroffen stuk T-shirt van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de genoemde auto van zijn broer is en dat de medeverdachte [medeverdachte 2] die auto van verdachtes broer mocht lenen omdat de verdachte ook meeging met [medeverdachte 2] ..
De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien zodanig belastend en redengevend voor het bewijs van het ten laste gelegde zijn, dat van de verdachte kan worden gevergd dat hij hieromtrent een ontzenuwende en aannemelijke verklaring aflegt.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft zich aanvankelijk, zowel bij de politie als ten overstaan van de rechter-commissaris en de (eerste) raadkamer van deze rechtbank, op zijn zwijgrecht beroepen. Pas na gereedkomen van het eindproces-verbaal legde hij bij de behandeling van de vordering tot verlenging van de gevangenhouding ten overstaan van de raadkamer een inhoudelijke, ontkennende, verklaring af. Ter terechtzitting is de verdachte vervolgens uitgebreid ondervraagd, vooral over de tijd voorafgaand aan de overval; hij ontkende immers betrokken te zijn geweest bij de overval zelf. Daarbij zijn hem ook voornoemde belastende omstandigheden voorgehouden. Zijn verklaring hield – kort gezegd – in dat hij weliswaar samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanuit Tsjechië naar Duitsland is gereden, maar dat hij vervolgens de auto met daarin spullen, waaronder kleding, bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] achterlatend, alleen terug is gegaan naar Roemenië.
De rechtbank gelooft deze verklaring echter niet. Daartoe overweegt zij als volgt.
Allereerst acht de rechtbank de verklaring op voorhand onaannemelijk. Anders dan het aanvankelijke plan om vanuit het door hen bezochte festival in Praag (Tsjechië) weer naar huis in Roemenië te rijden, zou de verdachte met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar Duitsland zijn gereden, zo verklaarde hij ter zitting, om daar naar een verjaardag van een voor hem onbekende vriend van [medeverdachte 2] te gaan, zonder te weten waar die vriend woonde, om uiteindelijk in Siegburg (D) uit te komen. Siegburg, een plaats op maar liefst bijna 800 kilometer van Praag, aldus Google Maps, maar ook (ongeveer) op de route van de Tsjechische grens naar Sittard, aldus eveneens Google Maps.
De rechtbank acht op voorhand onaannemelijk dat de verdachte vervolgens de auto van zijn broer, die, volgens zijn eigen verklaring ter zitting, alleen door [medeverdachte 2] mocht worden geleend omdat de verdachte zélf met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zou meereizen, bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zou achter laten, zonder te weten waar zij met die auto naar toe zouden gaan en wanneer die auto dan terug zou worden gebracht naar zijn broertje in Roemenië.
Naast op voorhand onaannemelijk is de verklaring van de verdachte ook inhoudelijk inconsistent. De verdachte heeft immers meermaals wisselend verklaard over het tanken zonder betalen, de daaropvolgende ruzie, het moment van uit elkaar gaan met zijn medeverdachten, de reden voor het uit elkaar gaan alsmede over de reden waarom zijn shirt in de auto is achtergebleven.
Zo is het voor de rechtbank tot op heden onduidelijk gebleven wanneer hij zich nu daadwerkelijk zou hebben afgesplitst van zijn medeverdachten.
In zijn verklaring bij de raadkamer op 6 oktober 2022 verklaarde de verdachte immers dat hij afscheid van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zou hebben genomen in Duitsland, nadat hij door de Duitse politie was aangehouden wegens tanken zonder betalen, op het moment dat zij vervolgens gingen pinnen, aldus naar de rechtbank begrijpt, in Siegburg.
Ter zitting heeft de verdachte echter verklaard dat hij nooit is aangehouden wegens tanken zonder betalen en dat hij dat ook nooit zou hebben verklaard. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij en zijn medeverdachten na het tanken in Siegburg nog een tijdje zouden zijn doorgereden, waarna vervolgens een ruzie zou zijn ontstaan tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , omdat de verdachte er achter kwam dat [medeverdachte 2] in Siegburg zou hebben getankt zonder te betalen, en waarna [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de verdachte in Frankfurt (Duitsland) (volgens Google maps: ruim 150 kilometer van Siegburg – in tegengestelde richting van de richting waarin de verdachte en zijn medeverdachten reden om naar de verjaardag van de vriend van [medeverdachte 2] te gaan) zouden hebben afgezet bij een busje van een vervoersbedrijf, waarmee de verdachte vervolgens naar Roemenië zou zijn gereisd.
Ook over de reden voor het achterlaten van zijn spullen, waaronder het T-shirt dat later werd aangetroffen nabij de plaats delict, in de auto heeft de verdachte ter zitting wisselend en innerlijk tegenstrijdig verklaard. Waar hij aanvankelijk nog verklaarde dat hij de spullen was vergeten in de auto, verklaarde hij later dat hij boos was en daarom niets had meegenomen en weer later dat hij er bewust over had nagedacht om de spullen in de auto achter te laten, omdat hij niet met die spullen wilde sjouwen en de auto uiteindelijk toch teruggebracht zou moeten worden naar zijn broertje in Roemenië.
Daarnaast heeft de verdachte zijn verklaring, dat hij vervolgens in zijn eentje terug naar Roemenië is gereisd per bus (en het laatste stuk per trein) op geen enkele manier onderbouwd met verifieerbare stukken die deze verklaring zouden kunnen ondersteunen.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig acht.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de verdachte twee dagen voor de overval samen met zijn eveneens uit Roemenië afkomstige medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onderweg was in Duitsland met een auto. Over deze auto heeft de verdachte verklaard dat deze van zijn broer was en [medeverdachte 2] deze enkel mocht lenen omdat de verdachte zelf mee was. Diezelfde auto is 6 minuten nadat door een verbalisant en een getuige twee verdachten worden waargenomen als ze de woning aan de [adres 1] ontvluchten, geflitst in Sittard, op een plek die bij normaal verkeer ongeveer 7 minuten rijden van de plaats delict ligt. De auto kwam op dat moment met kennelijk te hoge snelheid gereden uit de richting van de plaats delict. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden korte tijd later door een getuige gezien op een afstand van hemelsbreed 400 meter van de plaats delict, terwijl zij zeer opvallend gedrag vertonen. Daarnaast is DNA-celmateriaal van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen nabij de plaats delict op een direct daderspoor, te weten twee vermoedelijk als gezichtsbedekking gebruikte delen van een aan de verdachte toebehorend shirt, tezamen met een paar (vermoedelijk eveneens door de daders gedragen) werkhandschoenen met daarop het DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor betrokkenheid van de verdachte bij de in de nacht van 3 op 4 juli 2022 gepleegde woningoverval in de woning [adres 1] te Sittard.
Onder deze omstandigheden mag van de verdachte een redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring verlangd worden. En die heeft de verdachte niet afgelegd. Integendeel, hij heeft slechts een ongeloofwaardige verklaring afgelegd, die volstrekt het jegens hem opgespoorde bewijsmateriaal niet weet te ontzenuwen.
Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte één van de overvallers van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is. Daarmee concludeert de rechtbank tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Knuppel en bedreigingen
De rechtbank acht ook deze onderdelen bewezen en overweegt daartoe als volgt. De “unus testis, nullus testis” regel dat het bewijs van het ten laste gelegde niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige (art. 342 WvSv) betreft de tenlastelegging in haar geheel en niet elk onderdeel afzonderlijk. Zoals reeds hiervoor overwogen staat niet ter discussie dát de overval op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden; thans worden slechts twee onderdelen ter discussie gesteld.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij gezien heeft dat een van de daders een knuppel bij zich had. Zulks biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun voor haar latere conclusie dat zij met die knuppel is geslagen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan die verklaring. Datzelfde geldt voor de bedreiging; niet valt te zien waarom hetgeen aangeefster hierover verklaarde onjuist is. Dat er geen tweede getuige is die deze bewoordingen heeft gehoord of de knuppel heeft gezien, maakt niet dat deze onderdelen niet bewezen kunnen worden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
op 4 juli 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met anderen, (ongeveer) 150 euro, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat:
  • de handen van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] werden vastgebonden en
  • voornoemde [slachtoffer 2] werd geslagen met een knuppel en met een vuist tegen haar hoofd, in haar gezicht en
  • die [slachtoffer 2] de trap af werd geduwd en
  • (vervolgens) die [slachtoffer 2] op de grond in de woonkamer moest gaan zitten waarbij de woorden: "Blijf daar zitten, anders steek ik je neer", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, werden gebruikt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen expliciet standpunt ingenomen over de op te leggen straf, doch heeft wel verzocht om in verzachtende zin rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte kennelijk niet eerder is veroordeeld wegens feiten waarbij geweld is gebruikt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
De verdachte heeft zich, samen met twee mededaders, schuldig gemaakt aan een woningoverval. Ze zijn 's nachts de woning van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] binnengedrongen. Van beide slachtoffers zijn de handen met tie-wraps vastgebonden. [slachtoffer 2] is tegen haar hoofd geslagen en de trap af gedwongen, terwijl haar (door een eerder herseninfarct hulpbehoevende) man achter bleef in de slaapkamer. Uit haar verklaring bij de politie blijkt dat dit feit een enorme impact op hen heeft gehad. De echtgenoot van [slachtoffer 2] is door zijn eerder herseninfarct onder meer niet in staat om te praten.
Met het plegen van het bewezen verklaarde feit heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van de slachtoffers, hun gezondheid, veiligheid en eigendom. De woningoverval vond 's nachts plaats, terwijl de slachtoffers sliepen. Een woning behoort een veilige omgeving te zijn. Het is voor slachtoffers zeer beangstigend om midden in de nacht in hun woning te worden overvallen met geweld en dreiging met geweld. Slachtoffers krijgen veelal te maken met psychische gevolgen die nog geruime tijd na het voorval hun leven zullen beïnvloeden. Bovendien veroorzaken zulke feiten ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met een andere straf worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het landelijke oriëntatiepunt voor een woningoverval is een gevangenisstraf voor de duur van 3 tot 5 jaren, afhankelijk van onder meer de mate van geweld die is gebruikt. Strafverzwarend voor de verdachte is niet alleen dat er sprake was van medeplegen en dat de woningoverval in de nachtelijke uren plaatsvond, maar ook het feit dat sprake was van oudere, kwetsbare slachtoffers, die slachtoffers met tie-wraps geboeid werden en dat slachtoffer [slachtoffer 2] is geslagen en letsel heeft opgelopen.
Aan de rechtbank is niet gebleken van enige strafmatigende omstandigheden. Integendeel, uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij in 2017 al eens werd veroordeeld voor een woninginbraak en dat hij in diverse Europese landen veroordeeld is voor onder meer diefstallen. Gelet hierop kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat de verdachte kennelijk Europa rondreist om middels strafbare feiten in zijn inkomen te voorzien.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend, met aftrek van de tijd die de verdachte in uitleveringsdetentie in het buitenland en in voorlopige hechtenis in Nederland heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 312 Wetboek van Strafrecht van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in uitleveringsdetentie in het buitenland en in voorlopige hechtenis in Nederland is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Mestrom, voorzitter, mr. F.H. Machiels en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2023.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 4 juli 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning of op een besloten erf, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, (ongeveer) 150 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in ieder geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat:
  • de handen van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] werden vastgebonden, en/of
  • voornoemde [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, werd geslagen met een knuppel en/of met een vuist tegen haar hoofd, in haar gezicht, althans tegen haar lichaam, en/of
  • die [slachtoffer 2] de trap af werd geduwd/gedwongen, en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer 2] op de grond in de woonkamer moest gaan zitten waarbij de woorden: "Blijf daar zitten, anders steek ik je neer", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, werden gebruikt.
BIJLAGE II: De bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 2] deed, mede namens haar man [slachtoffer 1] ,
aangifteen verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt: [2]
U vraagt mij wat er vandaag, op 4 juli 2019, is gebeurd bij ons thuis op de [adres 1] in Sittard. Toen het ongeveer 04:50 uur was, werd ik wakker. Ik zag toen twee mannen man voor me staan en ik zag nog een man bij de deur van mijn slaapkamer staan. Die mannen zeiden in het Duits: "Rühe, Rühe." Ik zag dat een van de mannen (hierna: man 1) een tie-wrap in zijn handen had. De man heeft me toen met de tie-wrap vastgebonden. Hierna liep hij om het bed heen en maakt hij mijn mans handen ook vast met de tie-wrap. Ze hadden een pet op en iets voor hun mond. Hij begon op me in te slaan omdat ik begon te schreeuwen. Hij trok het laken over me heen en sloeg me met een honkbal knuppel. Hij sloeg me hierna met zijn vuist op mijn lip en op mijn oog. Dat heeft een hele tijd geduurd. Ik deed toen het laken uit. Maar hij bleef roepen: "ruhe, ruhe." Toen kwam er een andere man en samen trokken ze me uit bed. Een man stond naast me en een man stond achter me. Ze duwden me zo de trap af. Ze riepen:" Geld, geld, geld." Toen ik onder kwam moest ik op de grond van de woonkamer gaan zitten. Man 1 zei: "Blijf daar zitten, anders steek ik je neer." Hij zei dit in de Duitse taal. Hij sloeg me toen nog een paar keer. Het heeft zeker 5 minuten geduurd tot ik niks meer hoorde. Ik ben toen aan mijn tie-wraps gaan trekken en kreeg ze los. Ik zag toen in de hal op de grond de sleutel van de voordeur liggen. Ik ben daar op handen en voeten heen gekropen. Ik zag toen ik buiten kwam dat de politie buiten op straat stond.
Toen man 1 naast mijn bed stond zag ik dat hij een honkbalknuppel vast had. Hij heeft deze honkbalknuppel op mijn nachtkastje gelegd toen hij mijn handen met tie-wraps vast bond.
Aanvullend verklaarde [slachtoffer 2] dat de daders (alleen)
150 euroen wat kleingeld uit haar portemonnee hebben weggenomen, alsmede dat ze nadien nog de stok/knuppel heeft aangetroffen waarmee ze haar geslagen hebben. [3]
Kort na het gebeuren verklaarde [slachtoffer 2] ten overstaan van verbalisant [naam 2] dat de daders handschoenen droegen, zij meende werk handschoenen. [4]
De
letselbeschrijvingdoor de forensische arts vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer dat bij [slachtoffer 2] meerdere bloeduitstortingen op het hoofd, de rechterarm, linkerarm en rug evenals schaafwonden op zowel de rechter- als linkerarm zijn geconstateerd. [5]
Verbalisanten [naam 3] en [naam 2] waren op 4 juli 2019 omstreeks 05.14 uur ter plaatste op de [adres 1] te Sittard. [6] Verbalisant [naam 2]relateerde dat hij naar de achterzijde van de woning liep, dat hij zag dat door de achterdeur een persoon naar buiten kwam lopen, waarop hij die man luidkeels aanriep met de woorden “Politie, staan blijven” en dat de man zijn pas versnelde over een muur klom. [7]
De getuige [naam 4], wonende op de [adres 4] te Sittard, verklaarde over 4 juli 2019 – zakelijk weergegeven – als volgt: De politie was zeer snel ter plaatse, dit moet omstreeks 05.15 uur zijn geweest. Ik zag dat de politie direct naar de woning (aan de [adres 1] ) is gelopen. Op dat moment zeg ik iemand in onze achtertuin over het muurtje klimmen. Ik ben naar buiten gegaan om het poortje voor de politie open te maken. Toen ik dat deed zag ik iemand vanaf de tweede verdieping aan de zijkant van de woning van onze buren, op [nummer] , uit het raam springen en via het dak van de garage vluchten. [8]
Op
camerabeeldenvan
stadstoezichtis te zien dat twee mannen tussen 05:52 uur en 05:54 uur door Sittard lopen en om 06:04 uur in een bus stappen bij het station. [9] Op camerabeelden van Arriva buslijn 33 zijn de twee mannen ook zichtbaar als ze de bus instappen. [10] De mannen op de camerabeelden van stadstoezicht en op de camerabeelden van Arriva buslijn 33 zijn dezelfde. [11] Deze mannen werden herkend als [medeverdachte 2] , geboren op [geboortegegevens 1] in Roemenië en [medeverdachte 1] , geboren op [geboortegegevens 2] in Roemenië. [12]
Een buschauffeur die op weg was naar zijn werk, getuige [naam 1] , heeft rond 05:35 uur op de [straat 3] in Sittard twee mannen gezien die richting de [straat 4] liepen. De mannen deden of ze aan het sporten waren, maar hadden geen sportkleding aan. [13] De [straat 3] ligt hemelsbreed ongeveer 400 meter van de [straat 2] .
[naam 1] herkende de mannen op de camerabeelden van Arriva buslijn 33 als zijnde de mannen die hij had gezien op de [straat 3] . [14]
Verbalisant [naam 5] heeft het volgende gerelateerd: [15]
Uit de via de CJIB verkregen gegevens bleek dat met een voertuig met het kenteken
[kenteken]op 4 juli 2019 te 05.20 uur, op de [straat 5] , ter hoogte van perceel 108, een snelheidsovertreding was gepleegd. (…) Ik merk hierbij op dat de afstand van de plaats delict en de locatie [straat 5] te Sittard, volgens Google Maps 2,7 kilometer, betreft. De snelste route vanaf de plaats delict via [straat 5] is, ondanks normale verkeersdrukte, 7 minuten, ‘s Morgensvroeg om 05.20 uur is er vrijwel geen verkeersdrukte. Volgens de door het CJIB aangeleverde foto rijdt het bedoelde voertuig weg van de richting plaats delict. De verkeersovertreding werd gepleegd ongeveer 6 minuten nadat de politie arriveerde op de plaats delict.
Verbalisant [naam 5] heeft voorts het volgende gerelateerd: [16]
Na bevraging van het kenteken [kenteken] via IRC, bleek dat op 1 juli 2019 te 13.57 uur, te
Siegburg(BRD) met het voertuig was getankt zonder te betalen. De gebruikers van het voornoemde voertuig werden door beveiligingscamera’s van het tankstation geregistreerd. (…) Op de beelden van het tankstation te Siegburg werden door mij, na vergelijking van de door de buitenlandse autoriteiten aangeleverde foto’s, de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] herkend op grond van hun uiterlijk. Op de beelden is te zien dat de voornoemde verdachten gezamenlijk gebruik maken van de [merk auto] , voorzien van het Roemeense kenteken [kenteken] .
In de voortuin van de woning aan de
[adres 2] te Sittardwerden op 4 juli 2019 twee (werk)handschoenen en een doek aangetroffen. [17] De getuige [naam 6] , die de planten in de voortuin van woning aan de [adres 2] verzorgde vanwege vakantie van de bewoonster, verklaarde kort voor de dag van de overval in de voortuin te zijn geweest en die handschoen en doek daar toen niet gezien te hebben. [18]
De aangetroffen handschoenen werden voorzien van SIN AAMA9898NL. [19] Op de rugzijde van de rechterhandschoen is bloed aangetroffen (met SIN AALP5178NL). [20] Uit onderzoek is gebleken dat uit dat bloed een DNA-profiel van [medeverdachte 1] kon worden afgeleid, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. [21]
De stof werd voorzien van SIN AAMP3191NL en politie relateerde het volgende: “Nadat ik de sporendrager uit de DNA-kit gehaald had, zag ik dat het twee handschoenen en een stuk van een T-shirt betrof. Ik zag dat het een donkerblauw gekleurd deel van een T-shirt betrof. Ik zag dat er nog een deel van een groen, groenblauw en wit gekleurde print zichtbaar was. Ik zag dat in de print de tekst "gold coast club" stond. Ik zag dat het T-shirt aan de onderzijde aan elkaar geknoopt was.” [22]
De stof met SIN AAMP3191NL werd aan beide kanten bemonsterd en die bemonsteringen werden voorzien van SIN AAMQ1291NL (kant zonder opdruk) en AAMQ1291NL (kant met opdruk). [23] Het
NFIrapporteerde dat DNA-onderzoek aan de bemonstering AAMQ1291NL een DNA-profiel van een man opleverde, wat afkomstig kan zijn van [verdachte] , met een matchkans die kleiner is dan 1 op 1 miljard. [24]
Op de oprit van de [straat 2] 23 te Sittard werd onder een aldaar geparkeerde auto een kledingstuk aangetroffen (SIN AAKY1253NL). [25] Dit kledingstuk werd omschreven als een donkerblauw gekleurd (bovenste) deel van een T-shirt, met aan een zijde een groen/blauw/wit gekleurde print; ook relateerde de politie dat deze volledig aansloot op het shirt voorzien van SIN AAMP3191NL, zoals weergegeven op pagina 215 (en aangetroffen samen met de handschoenen in de voortuin [adres 2] ). De twee aangetroffen delen van een T-shirt vormden samen een geheel. [26] Het
NFIrapporteerde dat DNA-onderzoek aan de bemonstering AAKY1253NL een DNA-mengprofiel opleverde, waarin het DNA afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] , met een matchkans die kleiner is dan 1 op 1 miljard. [27]
De getuige [naam 7] , bewoner van de [adres 5] te Sittard, verklaarde dat toen hij op 3 juli 2022 omstreeks 17:15 uur zijn auto op de oprit parkeerde, er nog niets op de oprit lag. [28]
De
verdachteverklaarde ter terechtzitting van 5 april 2023 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Het is juist dat ik op 1 juli 2019 samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Siegburg was en dat wij daar getankt hadden. (…) De auto waarin wij toen reden, was van mijn broer. [medeverdachte 2] had die geleend. Dat vond mijn broer goed, omdat ik met [medeverdachte 2] mee ging. (…) U toont mij delen van shirt, zoals weergegeven op pagina 215 van het dossier. Ik herken dat shirt als zijnde van mij.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer LB3R019139-168 / Strangnas, gesloten d.d. 19 oktober 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 286.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 4 juli 2019, pg. 46-52.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 6 juli 2019, pg. 59.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2019, pg. 19-20.
5.Een geschrift getiteld “forensisch geneeskundige letselbeschrijving” van M. Nysten (AIOS FG) en W. Goevarts (forensisch geneeskundige) d.d. 16 september 2019, pg. 73-78.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2019, pg. 43.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2019, pg. 17.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 juli 2019, pg. 99-100.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2019, pg. 116-119.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2019, pg. 120-124.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2020, p. 126.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2020, pg. 125-130.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 juli 2019, pg. 107.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2019, pg. 110.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2019, pg. 113-115.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2020, pg. 136 en 137.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2019, incl. de op bijlagen 8, 9 en 10 weergegeven foto’s, pg. 144 en 152-154.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 augustus 2019, pg. 163-164.
19.Proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendragen t.b.v. DNA-kit d.d. 4 juli 2019, p. 155
20.Proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 12 juli 2019, p. 202
21.Deskundigenrapport DNA-onderzoek van het NFI d.d. 6 augustus 2019, p. 204-206 en een geschrift, zijnde een brief van het NFI d.d. 8 augustus 2019 met als onderwerp Match met buitenlands DNA-profiel, p. 209 en het proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen inzake profielcluster 46592 d.d. 9 oktober 2019, p. 197.
22.Proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 12 juli 2019, p. 201-203.
23.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 8] d.d. 5 december 2022.
24.Het deskundigenverslag van P.W. Sjoukuma MSc, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, d.d. 27 januari 2020, pg. 225-229.
25.Proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit d.d. 4 juli 2019, pg. 159.
26.Proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 10 december 2019, pg. 210-213.
27.Het deskundigenverslag van P.W. Sjoukuma MSc, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, d.d. 27 januari 2020, pg. 225-229.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 februari 220, pg. 160-161.