ECLI:NL:RBLIM:2023:2592

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
C/03/308628 / HA ZA 22-380
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet inzake documentatieplicht bij koopovereenkomst en financiering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 april 2023 een vonnis in verzet gewezen. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], die een woning heeft gekocht van [eiser in het incident], en de besloten vennootschap Monkeysee B.V., die als adviseur optrad voor de financiering van de aankoop. De procedure begon met een dagvaarding op 18 mei 2021, waarbij [eiser] Monkeysee in vrijwaring heeft gedagvaard. Monkeysee heeft verstek laten gaan en er zijn vonnissen gewezen in zowel de hoofdzaak als de vrijwaring op 22 juni 2022. Monkeysee heeft vervolgens verzet aangetekend tegen het vonnis en een vordering in reconventie ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Monkeysee niet heeft voldaan aan de documentatieplicht die voortvloeit uit de koopovereenkomst. Dit houdt in dat Monkeysee niet tijdig en niet op de juiste wijze de financiering heeft geregeld voor de aankoop van de woning. De rechtbank oordeelt dat de mededeling van Monkeysee over de ontbinding van de koopovereenkomst niet voldeed aan de eisen van de overeenkomst, waardoor de ontbinding niet in werking trad. De rechtbank heeft de reconventionele vorderingen van Monkeysee afgewezen en het verstekvonnis bekrachtigd.

De rechtbank heeft Monkeysee veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, zowel in conventie als in reconventie, en heeft de nakosten toegewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/308628 / HA ZA 22-380
Vonnis in verzet van 19 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in vrijwaring,
gedaagde in het verzet,
verweerster in reconventie in verzet,
advocaat mr. D.B. Dubach te 's-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONKEYSEE B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde in vrijwaring,
eiseres in het verzet,
eiseres in reconventie in verzet,
advocaat mr. R. Dijkema te Hilversum.
Partijen zullen hierna [eiser] en Monkeysee genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 18 mei 2021 heeft mevrouw [eiser in het incident] (verder: [eiser in het incident] ) de heer [eiser] gedagvaard (bijlage 1,1). In die procedure heeft [eiser] bij zogenaamd incident verlof gevraagd om Monkeysee in vrijwaring te mogen oproepen. Bij vonnis in incident van 22 september 2021 is dat verlof verleend (bijlage 1,2).
1.2.
Daarop heeft [eiser] bij exploot van 7 oktober 2021 Monkeysee in vrijwaring gedagvaard (processtuk 1). Monkeysee heeft verstek laten gaan, waarna zowel in de hoofdzaak op tegenspraak als in de vrijwaring bij verstek, op 22 juni 2022 vonnissen zijn gewezen (vonnis in de hoofdzaak onder zaaknummer / rolnummer 292279 / HA ZA en het vonnis in vrijwaring zaaknummer / rolnummer 297519 / HA ZA (bijlagen 2,2 en 2,3).
1.3.
Monkeysee heeft bij exploot van 19 augustus 2022 verzet aangetekend tegen dat vonnis, alsnog verweer gevoerd en tevens een vordering in reconventie ingesteld (processtuk 2). Daarop heeft [eiser] geconcludeerd van antwoord in reconventie (processtuk 3).
1.4.
Op 4 april 2023 is de zaak mondeling behandeld. Beide partijen hebben daarbij aan de hand van spreekaantekeningen hun standpunt nog eens uiteengezet (processtukken 4a en 4b). Daarna is de zaak gesteld voor vonnis.
1.5.
Verwijzing in dit vonnis naar bijlagen vindt plaats door vermelding van het nummer van het processtuk gevolgd door het nummer van de bijlage (en soms naar het nummer van de daarbij weer gevoegde bijlage).
1.6.
Ten slotte is vonnis bepaald

2.De geschillen

2.1.
[eiser] en [eiser in het incident] hebben op 9 juni 2020 een koopovereenkomst gesloten waarbij [eiser] de woning van [eiser in het incident] aan de [adres] te [plaatsnaam] kocht voor een prijs van 359.000 euro (koopovereenkomst bijlage 1,3). Ter verkrijging van de noodzakelijke financiering hebben [eiser] en Monkeysee op 4 juni 2020 een overeenkomst tot opdracht gesloten (bijlage 2,5) tegen een vergoeding van 2.500 euro.
2.2.
In de koopovereenkomst is in art. 15 een financieringsclausule opgenomen. Die hield in dat [eiser] de koopovereenkomst kon ontbinden als hij op 27 juli 2020 geen:
‘bindend aanbod tot een hypothecaire geldlening van een erkende geldverstrekkende instelling heeft verkregen’. Die datum is in overleg tussen Monkeysee en de makelaar van [eiser in het incident] verschoven naar 10, 21 en tenslotte 25 augustus 2020 (mailwisselingen daarover bijlagen 2,6 tot en met 2,14) .
2.3.
Monkeysee heeft vanaf 8 juni 2020 inspanningen verricht om financiering aan te vragen. Hoewel uit art. 15.3 koopovereenkomst volgt dat dit bij twee geldverstrekkende instellingen moet gebeuren, is, uiteindelijk slechts één aanvraag gedaan, namelijk bij ING. Deze bank heeft bij mail van 25 augustus 2020, 17.36 uur aan Monkeysee laten weten dat financiering werd afgewezen omdat zij:
‘onvoldoende vertrouwen hebben in de bestendigheid van de heer zijn inkomen. Wij zullen de afwijsbrief naar u toe sturen’(bijlage 2,24). Aan deze afwijzing gaan mails van ING aan Monkeysee en vice versa vooraf (bijlagen 2,20 tot en met 2,23), waarin ING uitleg vraagt waarom [eiser] tot maart 2020 als magazijnmedewerker circa 2.300 euro per maand verdiende en daarna als accountmanager opeens 5.100 euro.
2.4.
Monkeysee heeft bij mail van 26 augustus 2020, 17.14 uur (bijlage 2,16) aan de makelaar van [eiser in het incident] bericht dat de geldverstrekker de aanvraag afwijst en dat dit helaas noodzaakt om de overeenkomst te ontbinden. Bij mail van diezelfde datum om 20.55 uur (bijlage 2,17) bericht de makelaar dat die ontbinding helaas niet mogelijk is omdat de aankoop op 25 augustus onherroepelijk is geworden en [eiser] aan alle verplichtingen uit de koopovereenkomst gehouden zal worden. Bij brief van 28 augustus 2020 stelt de makelaar van [eiser in het incident] [eiser] formeel in gebreke (bijlage 1,1,6). De ontbinding geeft als reden:
“Deze tekortkoming bestaat uit het feit dat u nagelaten hebt om tijdig uw financiering geregeld te hebben voor aankoop van deze woning …”.Monkeysee reageert diezelfde dag bij mail (bijlage 1,1,7) onder mee zending van de formele afwijzing van ING (van 25 augustus 2020) dat er op tijd is afgewezen. Bij brief van 14 september 2020 ontbindt de makelaar van [eiser in het incident] de koopovereenkomst (bijlage 1,1,8). In die brief wordt aangevoerd dat is nagelaten om tijdig financiering geregeld te hebben en:
“Tevens heeft u via uw adviseur de koopovereenkomst te laat ontbonden en was deze ontbinding onvoldoende gedocumenteerd”.
2.5.
In de procedure tussen [eiser in het incident] en [eiser] stelt [eiser in het incident] in de dagvaarding (bijlage 1,1) dat de mededeling van Monkeysee van 26 augustus 2020 niet tijdig is geweest en voor zover dat wel zo zou zijn, dat dit met verwijzing naar art. 15.3 van de koopovereenkomst, niet op de juiste wijze is gebeurd, namelijk niet goed gedocumenteerd in de zin dat er geen stukken van ING bijzaten die wezen op een afwijzing alsmede dat er geen offertes bij twee geldverstrekkende instanties waren aangevraagd. De formele afwijzing van ING is pas op 28 augustus 2020 door Monkeysee aan de makelaar van [eiser in het incident] verstrekt (bijlage 1,1,7). In het vonnis van 22 juni 2022 tussen [eiser in het incident] en [eiser] (bijlage 2,2) overweegt de rechtbank (rechtsoverweging. 4.1):
“Tussen partijen is niet in geschil (en staat derhalve ook vast) dat [eiser] niet tijdig dan wel niet op de juiste wijze een beroep heeft gedaan op de ontbindende voorwaarde in de overeenkomst …”.
2.6.
De redenen dat Monkeysee meent niet gehouden te zijn om [eiser] te vrijwaren voor de boete die [eiser] krachtens het vonnis van 22 juni 2022 aan [eiser in het incident] moet betalen, zijn kort samengevat de volgende. Overigens heeft [eiser] ter bewaring van zijn rechten hoger beroep tegen het tussen haar en [eiser in het incident] gewezen vonnis ingesteld.
Monkeysee leidt uit het feit dat [eiser] na een baan met een inkomen van 2.300 euro per maand kort voor aankoop van de woning (juni 2020) een arbeidscontract voor onbepaalde duur en zonder proeftijd afsloot (maart 2020) met een inkomen van 5.100 euro, af dat [eiser] de geldverstrekkende instelling wilde oplichten. Zij voelt zich daardoor bedrogen en vordert in reconventie vernietiging van de overeenkomst tot opdracht wegens bedrog of dwaling. [eiser] betwist dat het een fake arbeidsovereenkomst was en dat hij Monkeysee of de bank wilde oplichten.
Subsidiair is Monkeysee van mening dat de mededeling tot ontbinding tijdig is gedaan.
Monkeysee stelt dat [eiser in het incident] ermee bekend was, ermee instemde, althans er geen bezwaar tegen maakte dat slechts één offerte werd aangevraagd.
Monkeysee wijst op een mail van de makelaar van [eiser in het incident] aan [eiser] van 7 augustus 2020 (bijlage 1,5), waarin deze een afspraak bevestigt die er samengevat op neerkomt dat als Monkeysee niet met een bindende offerte komt, [eiser] een aanbod elders zal opvragen.
Voor zover Monkeysee wel twee offertes had moeten indienen, vindt Monkeysee (met name door de argumenten sub b en c) dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser in het incident] daarop een beroep kan doen.
Meer subsidiair stelt Monkeysee dat er geen verzuim was, nu [eiser in het incident] bij de ingebrekestelling niet heeft gesommeerd tot het alsnog in geding brengen van onderbouwende stukken.
Opnieuw meer subsidiair heeft [eiser] eigen schuld doordat hij gelet op hetgeen hierboven sub a is opgemerkt, kon vermoeden dat de financiering zou worden afgewezen en ook zelf eerder ontbinding had kunnen inroepen.
Voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten waarvoor [eiser] jegens [eiser in het incident] is veroordeeld, verzet Monkeysee zich (subsidiair) tegen vrijwaring daarvan omdat [eiser] ervoor had kunnen kiezen om de boete aan [eiser in het incident] te voldoen.
Monkeysee betwist dat [eiser] jegens hem buitengerechtelijke incasso werkzaamheden heeft verricht, zodat de vordering tot betaling van die kosten ongegrond is.
Als toch de vordering in vrijwaring toewijsbaar zou zijn, dient het honorarium van Monkeysee (dat niet betaald is) daarop in mindering te komen. [eiser] heeft op de zitting (schriftelijk in de pleitnota) de ontbinding van de opdracht ingeroepen.
2.7.
De rechtbank zal hierna de verdere stellingen en weren bespreken, voor zover dit bijdraagt aan de beoordeling.

3.De beoordeling in conventie en in reconventie

3.1.
Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gelijktijdig beoordeeld worden.
3.2.
De reden dat ING in tweede instantie (een eerste beoordeling was positief) de hypotheek aanvraag afwees, was erin gelegen dat [eiser] tot maart 2020 werkzaam was geweest bij Rockwool voor een inkomen van circa 2.300 euro per maand, terwijl hij vanaf maart 2020 bij Factr BV in Tilburg in vast dienstverband en zonder proeftijd werkzaam was voor een inkomen van 5.100 euro per maand. De enige informatie die over deze laatste arbeidsovereenkomst voorhanden is, is een werkgeversverklaring (bijlage 2,26).
3.3.
Op zich is goed voorstelbaar dat een geldverstrekker uitleg wil over hoe deze opmerkelijke switch tot stand is gekomen. Dat doet ING bij mail van 24 augustus 2020, 18.42 uur, waarbij gesuggereerd wordt dat wellicht de diploma’s van [eiser] een verklaring kunnen geven (bijlage 2,20). Bij mail van 25 augustus 2020, 11.22 uur antwoordt Monkeysee dat met cliënt is gesproken en dat [eiser] heeft aangegeven dat hij in zijn vorige functie magazijnbediende was en in dat werk de benodigde diploma’s heeft gehaald voor zijn huidige functie (bijlage 2,21). Als door ING gevraagd wordt om die diploma’s toe te zenden, (bijlage 1,22), antwoordt Monkeysee op 25 augustus 2020, 15.46 uur dat de klant zojuist zei dat hij geen diploma’s heeft, maar zichzelf heeft bijgeschoold (bijlage 2,23). Dat leidt diezelfde 25e augustus 2020, 17.36 uur tot de mail waarin het besluit tot afwijzing wordt meegedeeld met als motivering:
“Dit doen wij omdat wij onvoldoende vertrouwen hebben in de bestendigheid van de heer zijn inkomen. Wij zullen de afwijsbrief naar u toesturen”.
3.4.
Op de mondelinge behandeling bleek dat Monkeysee tot die laatste dag onkundig was van het arbeidsverleden van [eiser] . Uit de hierboven weergegeven mailwisseling blijkt dat Monkeysee weinig moeite doet om ING te overtuigen dat de positie verbetering verklaarbaar en bestendig was. Gelet op de tegenstrijdige inhoud van beide mailtjes van Monkeysee mocht het eigenlijk geen verbazing wekken dat ING de aanvraag afwees.
3.5.
De enkele stelling in deze procedure dat het hierboven beschreven arbeidsverleden aantoont dat [eiser] heeft geprobeerd ING en Monkeysee te misleiden, is onhoudbaar. Hoewel toegegeven kan worden dat de move van Rockwool naar Fackr vraagtekens oproept, heeft Monkeysee toen niet en nu niet enige inspanning verricht om te achterhalen hoe en waarom deze positie verbetering tot stand is gekomen. Omdat op Monkeysee de last rust om feiten en omstandigheden te stellen die een eventueel bedrog onderbouwen, zal bij gebreke daaraan de vordering in reconventie worden afgewezen. Ook het verweer sub g, dat uitgaat van bedrieglijk handelen van [eiser] , wordt gepasseerd.
3.6.
De rechtbank is het met Monkeysee eens dat de mededeling op 26 augustus 2020 van de afwijzing van 25 augustus 2020, tijdig was (verweer sub b). Uit art. 15.1 in combinatie met art. 15.3 van de koopovereenkomst blijkt duidelijk dat kan worden ontbonden als uiterlijk op de in de koopovereenkomst genoemde datum (aanvankelijk 27 juli 2020, uiteindelijk verlengd tot 25 augustus 2020) geen bindend aanbod tot geldverstrekking verkregen is (art. 15.1) en dat:
‘de mededeling dat de ontbinding wordt ingeroepen, uiterlijk op de eerste werkdag na de datum waarvan in de betreffende ontbindende voorwaarde sprake is door de wederpartij of diens makelaar is ontvangen’ (art. 15.3).
3.7.
In art. 15.3 koopovereenkomst is tevens opgenomen dat de mededeling schriftelijk en goed gedocumenteerd dient te geschieden. In aanvulling op de standaardtekst is voorts opgenomen dat goed gedocumenteerd in ieder geval inhoudt dat de mededeling vergezeld moet gaan van bewijsstukken dat koper bij tenminste twee geldverstrekkers een offerte heeft aangevraagd en dat geen van die aanvragen tot het gewenste resultaat heeft geleid.
3.8.
Vast staat dat Monkeysee aanvankelijk bij ING en Argenta offertes aanvroeg, dat mailt zij ook naar aanleiding van het verzoek tot verlenging van de termijn op 7 augustus 2020 aan de makelaar van [eiser in het incident] (bijlage 1,11) als antwoord op de vraag welke acties zijn uitgevoerd (1,10) (verweer sub c). Op dat moment is er nog geen sprake van dat Argenta geen offerte zal uitbrengen (zelfs op 20 augustus 2020 is Argenta nog in beeld: bijlage 1,5). Monkeysee heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat Argenta telefonisch heeft doorgegeven geen offerte te zullen uitbrengen. Niet gebleken is echter dat Monkeysee dit aan de makelaar van [eiser in het incident] heeft doorgegeven en heeft gevraagd of volstaan kon worden met één enkele aanvraag. De rechtbank is van oordeel dat op Monkeysee de taak rustte om, als zij het in afwijking van het bepaalde in de koopovereenkomst, bij één aanvraag wilde laten, zij daarvoor uitdrukkelijk instemming van (de makelaar van) [eiser in het incident] had moeten verkrijgen. Nu zij dat heeft nagelaten, is om die reden de mededeling onvoldoende gedocumenteerd.
3.9.
Voor wat betreft de aanvraag die wél tot een beslissing leidde, kan vervolgens worden vastgesteld dat deze evenmin voldoende gedocumenteerd was. De mail van 26 augustus 2020, 17.14 uur (bijlage 2,16) vermeldt namelijk niet meer dan dat Monkeysee bericht van de geldverstrekker van [eiser] heeft ontvangen dat deze de aanvraag afwijst en dat Monkeysee daarom genoodzaakt is om de overeenkomst te ontbinden. De achterliggende bedoeling van de in art. 15.3 uitgewerkte documentatieplicht is de verkoper ervan te overtuigen dat al het mogelijke is gedaan om financiering te verkrijgen, maar dat het om redenen die koper niet in de hand heeft, niet gelukt is. Als echter na ruim drie maanden wachten door de verkoper en het uitspreken van goede verwachtingen tussendoor (bijlagen 2,11 en 2,13), volstaan wordt met een korte mededeling van afwijzing en ontbinding, is goed invoelbaar dat dit de verkoper ‘rauw op het dak valt’ en hij daar geen genoegen mee wil nemen.
3.10.
Daarmee staat vast dat de mededeling van 26 augustus 2020 niet voldeed aan de koopovereenkomst en de ontbindende voorwaarde daardoor niet in werking trad. De rechtbank is van oordeel (verweer sub f) dat [eiser in het incident] geen gelegenheid aan Monkeysee hoefde te bieden om de gebreken aan de mededeling te herstellen, nu die mededeling op de uiterste dag ná werktijd werd uitgebracht. Daarnaast geldt dat Monkeysee een professionele dienstverlener is, die bekend mag worden verondersteld met de eisen die aan de mededeling als bedoeld in art. 15.3 koopovereenkomst worden gesteld.
3.11.
De vraag is vervolgens (verweer sub d) of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was dat [eiser in het incident] [eiser] hield aan de bepalingen uit de koopovereenkomst. Zo blijkt uit de reden dat de makelaar van [eiser in het incident] de mededeling tot ontbinding niet accepteert (bijlage 2.17) dat hij dat op dat moment uitsluitend motiveert met dat die mededeling te laat is gedaan. Zulks terwijl hierboven (en ook door Monkeysee op dat moment onderkend, zie bijlage 1.1.7) is uiteengezet dat de mededeling wél op tijd was. Pas in later stadium (zie de brief van 14 september 2020, bijlage 1,1,8), wordt de ongeldigheid van die mededeling in stelling gebracht (hoewel: zie bijlage 1,1,13). De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om toch uit te gaan van geldigheid van die mededeling. De makelaar van [eiser in het incident] reageerde binnen een uur na de betreffende mededeling. Die reactie kan niet anders worden uitgelegd dan dat hij (namens [eiser in het incident] ) geen genoegen met die mededeling wilde nemen. Nu een mogelijkheid om die mededeling binnen de daarvoor staande termijn aan te vullen, ontbrak, heeft het op dat moment noemen van de verkeerde reden, geen nadelige gevolgen gehad voor [eiser] (of Monkeysee) en zal daaraan voorbij gegaan worden.
3.12.
Monkeysee voert voorts aan (verweer sub e) dat de makelaar van [eiser in het incident] op 7 augustus 2020 aan [eiser] mailt (bijlage 1,5) dat als Monkeysee zich niet aan de afspraken houdt en niet met een bindende offerte komt, zoals besproken, [eiser] elders een aanbod zal opvragen. Monkeysee stelt dat [eiser] zich jegens [eiser in het incident] met succes op deze afspraak had kunnen beroepen en dat dit tot afwijzing van de boete had geleid. [eiser] stelt dat dit geen afspraak betrof waardoor het bepaalde over het financieringsvoorbehoud in de koopovereenkomst opzij werd gezet.
3.13.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de hierboven aangehaalde mail van de makelaar van [eiser in het incident] blijkt ontegenzeggelijk een toezegging dat als Monkeysee niet met een bindende offerte komt, [eiser] elders een offerte kan opvragen, waarbij de makelaar van [eiser in het incident] desgewenst bereid is hem te helpen. Uit die mail kan echter niet worden afgeleid dat deze toezegging ook gold als de mededeling tot afwijzing niet tijdig en/of niet gedocumenteerd werd gedaan. Voorts is het een geste aan [eiser] en is goed mogelijk dat [eiser] geen praktische mogelijkheid meer zag om binnen redelijke termijn met een positief voorstel tot financiering te komen (zie ook bijlage 1,15). Tenslotte spreekt uit de mail een zeker wantrouwen van [eiser in het incident] jegens Monkeysee
(‘als Monkeysee zich niet aan de afspraken houdt’) en kan Monkeysee [eiser] niet verwijten geen gebruik te hebben gemaakt van een afspraak die tussen [eiser] en de makelaar van [eiser in het incident] is gemaakt ter bescherming van [eiser] tegen Monkeysee.
3.14.
Monkeysee verwijt [eiser] (verweer sub h) dat hij het op een procedure heeft laten aankomen met [eiser in het incident] , waardoor [eiser] tot betaling van 1.372,14 euro aan buitengerechtelijke kosten is veroordeeld. In dat verband is aan de zijde van [eiser] opvallend dat tussen 18 en 25 september 2020 (bijlagen 1,1,8 tot en met 1,1,11) [eiser in het incident] op verzoek van [eiser] vraagt naar een voorstel tot afdoening, maar [eiser] daar niet op lijkt te reageren. Anderzijds geeft Monkeysee vanaf 26 augustus 2020 ook ‘niet thuis’ en laat zij [eiser] de kwestie met de boete geheel zelf opknappen. Alternatief was geweest dat Monkeysee (bijvoorbeeld in overleg met haar verzekeraar) afspraken met [eiser] had gemaakt over voldoening van die boete en/of het aan de zijde van [eiser] (bijvoorbeeld voeging) verweer voeren tegen de vordering van [eiser in het incident] . Zelfs het verstek laten gaan (de betekening was gewoon aan het kantooradres) kan zijn ingegeven door het idee om [eiser] het werk te laten doen en alleen bij een toewijzing van de vordering in verzet te komen. Al deze omstandigheden voeren de rechtbank tot de slotsom dat Monkeysee gehouden kan worden om [eiser] ook te vrijwaren voor de door hem jegens [eiser in het incident] verschuldigd geworden buitengerechtelijke incassokosten.
3.15.
Tenslotte verlangt Monkeysee (verweer sub i) dat het door [eiser] aan Monkeysee verschuldigde honorarium van 2.500 euro wordt verrekend met hetgeen in vrijwaring toewijsbaar is. [eiser] heeft op de zitting de ontbinding van de overeenkomst van opdracht ingeroepen omdat Monkeysee toerekenbaar tekort is geschoten en stelt dat daardoor de verbintenis tot betaling van honorarium ongedaan is gemaakt. Monkeysee stelt dat het beroep op ontbinding (tijdens de mondelinge behandeling) te laat is gedaan om nog in de beoordeling betrokken te kunnen worden.
3.16.
De rechtbank wijst het beroep op verrekening af. Uit het dossier blijkt niet dat dit honorarium in rekening is gebracht en dat [eiser] in gebreke is met betaling ervan. Voorts blijkt dat [eiser] de verschuldigdheid van dit bedrag niet erkend. Daarmee staat dit bedrag niet vast en komt het niet voor verrekening in aanmerking.
3.17.
Gelet op het voorgaande zal het verstekvonnis worden bekrachtigd en zullen de reconventionele vorderingen van Monkeysee worden afgewezen.
3.18.
Monkeysee zal als de in het ongelijk gestelde partij, in conventie, in de kosten van het verzet worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van [eiser] , in conventie, begroot op:
- salaris advocaat
766,00(2,0 punt × tarief 766,00 euro)
totaal € 1.532,00 euro.
3.19.
Eveneens zal Monkeysee als de in het ongelijk gestelde partij, in reconventie, in de kosten van het verzet worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van [eiser] , in conventie begroot op:
- salaris advocaat
766,00(2,0 punt × 0,5 × tarief 766,00 euro)
totaal 766,00 euro.
3.20.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
4.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 22 juni 2022 onder zaaknummer / rolnummer 297519 / HA ZA gewezen verstekvonnis,
4.2.
veroordeelt Monkeysee in de kosten van de verzetprocedure, in conventie, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op 1.532,00 euro,
4.3.
wijst de vorderingen van Monkeysee in reconventie af,
4.4.
veroordeelt Monkeysee in de kosten van de verzetprocedure, in reconventie, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op 766,00 euro.
4.5.
veroordeelt Monkeysee in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Monkeysee niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023. [1]

Voetnoten

1.type: HD