ECLI:NL:RBLIM:2023:2590

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
C03.305153/HA ZA 22-222
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitbetaling erfdeel en inzage in nalatenschap met betrekking tot ontvreemding door gevolmachtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde] q.q. betreffende de nalatenschap van erflaatster. De rechtbank heeft in het incident de vordering van [eiser] tot afgifte en inzage van bescheiden toegewezen, waarbij [gedaagde] q.q. verplicht werd om binnen 14 dagen na ontvangst van de gevraagde documenten deze aan [eiser] te verstrekken. In de hoofdzaak heeft de rechtbank de vordering van [eiser] tot uitbetaling van zijn erfdeel van € 221.314,68 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens zijn de beslagkosten van € 2.272,36 toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] q.q. niet kon aantonen dat hij een tegenvordering had op [eiser] die verrekend moest worden. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van [gedaagde] q.q. tot betaling van € 112.463,26 toegewezen, met wettelijke rente. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/305153 / HA ZA 22-222
Vonnis in het incident en in de hoofdzaak van 19 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.J. Germs te Nijmegen,
tegen
[gedaagde] ,in zijn hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van
[erflaatster],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] q.q.,
advocaat: mr. H.M.P.A. Wolters te Venlo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende een incidentele vordering,
- de conclusie van antwoord in incident en in de hoofdzaak tevens houdende een voorwaardelijke eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijk reconventie,
- de akte aanvullende producties 24 t/m 26 van [gedaagde] q.q.,
- de mondelinge behandeling van 16 februari 2023,
- de spreekaantekeningen van [eiser] en de spreekaantekeningen van [gedaagde] q.q.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 6 februari 2022 is overleden mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster), moeder van [eiser] en de heer [broer gedaagde] .
2.2.
Erflaatster was gehuwd met de heer [erflater] (hierna: erflater) tot aan diens overlijden op 4 november 2009. Erflater heeft bij testament van 10 februari 2006 over zijn nalatenschap beschikt, de wettelijke verdeling op zijn nalatenschap van toepassing verklaard alsmede erflaatster voor 1/1000e deel en [eiser] voor het overige tot zijn erfgenamen benoemd. In het testament van erflater is vermeld (productie 1 bij dagvaarding):

2. Opeisbaarheid
De geldvorderingen op mijn echtgenote met de eventuele verhoging of rente daarover zijn onmiddellijk opeisbaar:
-
Bij haar overlijden;
(…)
3. Rente
De vordering ten laste van mijn echtgenote en ten behoeve van mijn zoon [eiser] zal een enkelvoudige rentedragend zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956;
(…)
c. De geldvorderingen zijn niet overdraagbaar aan derden en niet vatbaar voor beslag. (…).”.
2.3.
Bij levenstestament van 21 maart 2017 heeft erflaatster een algemene volmacht verleend aan [eiser] . Op 25 mei 2021 heeft erflaatster het levenstestament ingetrokken.
2.4.
Op 1 juni 2021 heeft erflaatster aangifte gedaan van verduistering door [eiser] in de periode 4 november 2009 tot 25 mei 2021.
2.5.
Erflaatster heeft bij testament van 11 oktober 2021 over haar uiterste wil beschikt en [eiser] onterfd. In het testament van erflaatster is vermeld (productie 3 bij dagvaarding):
Ontvreemding
Ik geef hierbij nogmaals te kennen, dat mijn zoon (…) [eiser] voornoemd een grote hoeveelheid geld van mij wederrechtelijke heeft ontvreemd en verduisterd, van welke ontvreemding en verduistering ik aangifte heb gedaan (…) en van welke ontvreemding en verduistering de executeur volledig op de hoogte is.Voorzover deze ontvreemding bij mijn leven niet terugbetaald is door mijn zoon, bepaal ik dat dit bedrag in mindering dient te worden gebracht op zijn vordering met rente op mij, wat hij uit hoofde van het overlijden van mijn overleden echtgenoot nog te vorderen heeft op mij. (…)”.
2.6.
In voornoemd testament heeft erflaatster de heer [gedaagde] (gedaagde) tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder benoemd, die deze benoeming heeft aanvaard. De nalatenschap is beneficiair aanvaard en er is een ruimschoots-verklaring afgegeven.
2.7.
Op 11 april 2022 heeft [eiser] conservatoir beslag gelegd op de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] die tot de nalatenschap van erflaatster toebehoort.

3.Het geschil

in het incident
3.1.
[eiser] vordert – na vermindering van eis – dat de rechtbank [gedaagde] q.q. bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt om:
- binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te verstrekken:
- kopieën van de aangiften inkomstenbelasting van erflaatster tot vijf jaar voor haar overlijden;
- de aangifte erfbelasting en de daarop gegeven aanslag (eventueel voorlopig);
op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] q.q. hiermee in gebreke is,
- de proceskosten en beslagkosten te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarden.
3.2.
[gedaagde] q.q. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in de hoofdzaak
in conventie
3.4.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] q.q. veroordeelt tot betaling van:
- de vordering van [eiser] uit hoofde van de verdeling van de nalatenschap van erflater van € 221.314,68, te vermeerderen met 6% rente vanaf 6 april 2022;
- de proceskosten en beslagkosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarden.
3.5.
[gedaagde] q.q. voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in voorwaardelijk reconventie
3.7.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor zover het beroep op verrekening in conventie niet of niet volledig wordt gehonoreerd, [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] :
- veroordeelt om € 116.863,26 aan de [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. althans aan de nalatenschap van erflaatster te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datums dat de transacties die aan dit bedrag ten grondslag liggen zijn verricht, althans vanaf de dag van dagvaarden;
- veroordeelt in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis.
3.8.
[eiser in conventie, gedaagde in reconventie] voert verweer.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in het incident
4.1.
[eiser] is legitimaris in de nalatenschap van erflaatster. Artikel 4:78 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat een legitimaris, die niet tevens erfgenaam is, tegenover de erfgenamen en de met het beheer van de nalatenschap belaste executeur aanspraak kan maken op inzage en een afschrift van alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie nodig heeft. Uitgangspunt van artikel 4:78 BW is dat een legitimaris voor het berekenen van de legitieme portie niet wordt achtergesteld bij de erfgenamen.
4.2.
[gedaagde] q.q. heeft een aantal bescheiden al bij conclusie van antwoord (in incident) overgelegd. [eiser] heeft daarom ter zitting een deel van zijn vordering heeft ingetrokken, zodat enkel de aangifte inkomstenbelasting van vijf jaar voor overlijden en de aangifte- en aanslag erfbelasting resteren. [gedaagde] q.q. heeft ter zitting aangevoerd dat de Belastingdienst uitstel heeft verleend voor het indienen van de aangifte erfbelasting alsook dat hij bereid is de gevorderde bescheiden bij de Belastingdienst op te vragen en na ontvangst aan [eiser] te verstrekken.
4.3.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank de vordering toe met dien verstande dat [gedaagde] q.q. de bescheiden bij de Belastingdienst opvraagt en binnen 14 dagen na ontvangst aan [eiser] zal verstrekken. De rechtbank ziet geen aanleiding hier een dwangsom aan te verbinden, omdat een dwangsom dient als prikkel tot nakoming. Niet is gesteld of gebleken dat al eerder om die stukken is verzocht en dat daaraan geen gehoor is gegeven. Daarnaast is [gedaagde] q.q. sterk afhankelijk van de medewerking van derden, te weten de Belastingdienst. Daarom acht de rechtbank een dwangsom hier niet op zijn plaats.
4.4.
Aangezien partijen in het incident over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat [eiser] zowel in het incident als in de hoofdzaak een vergoeding vordert van de beslagkosten. Voor zover deze kosten toewijsbaar zijn, komen die kosten slechts eenmalig voor vergoeding in aanmerking. Aangezien het beslag ziet op de vordering in de hoofdzaak, zal op deze kosten in de hoofdzaak worden beslist.
in de hoofdzaak
in conventie
4.6.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] q.q. als executeur in de nalatenschap van erflaatster tot uitbetaling van zijn erfdeel ad € 221.314,68 uit de nalatenschap van erflater.
4.7.
[gedaagde] q.q. voert aan dat de nalatenschap van erflaatster een tegenvordering heeft op [eiser] van € 116.863,26 die verrekend moet worden met de vordering van [eiser] .
4.8.
De rechtbank stelt vast dat erflater bij testament van 10 februari 2006 heeft bepaald dat de wettelijke verdeling ex artikel 4:13 BW van toepassing is op zijn nalatenschap en dat [eiser] voor 999/1000e deel erfgenaam is (productie 1 bij dagvaarding, pagina 2). Daaruit volgt dat erflaatster van rechtswege alle goederen van de nalatenschap heeft gekregen en dat [eiser] op erflaatster een geldvordering heeft verkregen ter hoogte van 999/1000e deel van de nalatenschap van erflater, welke vordering onmiddellijk opeisbaar is na het overlijden van erflaatster. [eiser] heeft dan ook vanaf 6 februari 2022 een opeisbare vordering op de nalatenschap van erflaatster uit hoofde van de nalatenschap van erflater.
4.9.
Voor de omvang heeft [eiser] verwezen naar de aanslag erfbelasting ter zake de nalatenschap van erflater en de renteberekening (productie 2 bij dagvaarding). De rechtbank stelt vast dat het erfdeel van [eiser] € 126.805,00 bedraagt exclusief erfbelasting en dat de rente hierover tot en met 6 april 2022 € 94.509,68 bedraagt. De geldvordering van [eiser] bedraagt in totaal € 221.314,68 inclusief rente tot en met 6 april 2022.
4.10.
[gedaagde] q.q. beroept zich op verrekening van die geldvordering met een vordering die hij stelt te hebben op [eiser] uit hoofde van de nalatenschap van erflaatster. In artikel 6:136 BW is bepaald dat de rechter een vordering ondanks een beroep van de gedaagde op verrekening kan toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering voor toewijzing vatbaar is. Aangezien [eiser] betwist dat [gedaagde] q.q. althans de nalatenschap een vordering op hem heeft, is hierdoor het beroep op verrekening niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Dat betekent dat de vordering van [eiser] ondanks het beroep van [gedaagde] q.q. op verrekening kan worden toegewezen.
4.11.
De rechtbank merkt op dat [gedaagde] q.q. terecht heeft aangevoerd dat [eiser] in feite rente over rente vordert, dit terwijl het testament van erflater enkelvoudige rente bepaalt. De rente zal worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.12.
[gedaagde] q.q. voert verweer tegen het uitvoerbaar bij voorraad-verklaren van het vonnis, omdat [eiser] geen verhaal zou bieden en strafrechtelijk wordt vervolgd wegens diefstal en verduistering van de gelden van erflaatster.
4.13.
Het uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
4.14.
De rechtbank overweegt dat de enkele stelling dat sprake is van een restitutierisico terwijl dit verder nergens uit blijkt, onvoldoende is om van het uitgangspunt af te wijken. Dat [eiser] strafrechtelijk wordt vervolgd en na strafrechtelijke veroordeling zijn erfdeel moet terugbetalen, is geen onderbouwing voor de stelling dat er gerechtvaardigde vrees is dat [eiser] niet in staat zal zijn tot restitutie. Bovendien is ter zitting niet gebleken dat [eiser] (al) daadwerkelijk wordt vervolgd. Dat betekent dat het belang van [eiser] zwaarder weegt zodat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
Beslagkosten en proceskosten
4.15.
[eiser] vordert vergoeding van de beslagkosten. Uitgangspunt is dat deze kosten toewijsbaar zijn tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was (art. 706 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)). De rechtbank zal de vordering toewijzen, omdat alle beslagstukken zijn overgelegd en het beslag is gelegd nadat daartoe verlof is verkregen van de voorzieningenrechter die na summiere toetsing heeft beslist dat ten aanzien van de vrees voor verduistering voldoende is gesteld. De beslagkosten worden begroot op € 392,36 aan verschotten en € 1.880,00 (1 punt) aan salaris advocaat, te weten in totaal € 2.272,36. De gevorderde wettelijke rente hierover zal worden toegewezen met inachtneming van de in het dictum te bepalen termijn.
4.16.
Gelet op de familierelatie tussen [eiser] en erflaatster ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in voorwaardelijk reconventie
4.17.
Aangezien het beroep op verrekening in conventie niet slaagt, is de voorwaarde die aan de vorderingen in reconventie is gekoppeld in vervulling gegaan. Dit betekent dat aan de beoordeling van de vorderingen in voorwaardelijk reconventie wordt toegekomen.
4.18.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. stelt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] van 2009 tot en met 2021 gelden van erflaatster heeft ontvreemd. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. maakt daarbij een onderscheid in:
- de periode dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] handelde op grond van een algemene volmacht (2017 – 2021), en
- de periode dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] handelde zonder volmacht (2009 – 2017).
Ten tijde van de volmacht
4.19.
Tussen partijen is niet in geschil dat erflaatster aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] bij levenstestament van 21 maart 2017 een volmacht heeft verleend, welke volmacht op 25 mei 2021 is ingetrokken.
4.20.
In het levenstestament is het volgende bepaald (productie 12 bij antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie):

III. BEVOEGDHEDEN VAN DE GEVOLMACHTIGDE
(…)
i. Bankzaken en overige financiële zaken
Deze volmacht geeft de bevoegdheid om al mijn bankzaken en overige financiële zaken te regelen. Mijn bankzaken en overige financiële zaken omvatten onder meer het volgende:- bankrekeningen
het gebruik – op alle mogelijke manieren – van al mijn bankrekeningen. (…) Met gebruik bedoel ik alle bankzaken die ik met mijn rekeningen mag doen, zoals geld opnemen, betalingen verrichten aan derden en het gebruik van een eventueel krediet op rekening. Onder gebruik valt ook het online gebruik (…).
(…)
- lenen en zekerheid
Bedragen ter leen op te nemen en ter leen te verstrekken, kredietfaciliteiten af te sluiten en te gebruiken.
(…)
vi. nalatenschappen en giften
(…)
- giften te doen.
IV. AANWIJZINGEN VOOR DE GEVOLMACHTIGDE
Deze volmacht geeft de gevolmachtigde de bevoegdheid naar eigen inzicht in mijn belang rechtshandelingen aan te gaan.
(…)
Wanneer gebruikmaken van deze volmacht?
Ik ga ervan uit dat de gevolmachtigde alleen dan gebruik maakt van de volmacht indien en zo lang dat gezien mijn geestelijke en/of lichamelijke toestand nodig is.
(…)
Giften
De gevolmachtigde mag uitsluitend giften doen aan mijn zoon de heer [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] voornoemd en diens kinderen (mijn kleinkinderen) als dat met het oog op de belastingbesparing gunstig is en/of als dit leidt tot een vermindering van mijn eigen bijdrage in verband met toepassing van een wettelijke regeling die betrekking heeft op huisvesting van ouderen, het verstrekken van levensonderhoud, verzorging en/of verpleging. (…).”.
4.21.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. stelt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in totaal € 72.874,00 van erflaatster heeft ontvreemd door middel van pinopnames, bestelde bankbiljetten en girale overboekingen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is van mening dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] hiermee de volmacht heeft overschreden en de gelden dient terug te betalen op grond van wanprestatie en onverschuldigde betaling.
4.22.
[eiser in conventie, gedaagde in reconventie] betwist dit en voert aan in overleg met erflaatster en in lijn met haar uitdrukkelijke wens te hebben gehandeld.
4.23.
De rechtbank stelt vast dat partijen verdeeld zijn over de vraag of [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] buiten de grenzen van de volmacht is getreden en in strijd met het verbod van Selbsteintritt heeft gehandeld (artikel 3:68 BW). Dit artikel bepaalt namelijk dat een gevolmachtigde slechts als wederpartij van de volmachtgever kan optreden, wanneer de inhoud van de te verrichten rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat dat strijd tussen beider belangen uitgesloten is. Handelt een gevolmachtigde in strijd met dit verbod dan zijn de rechtshandelingen nietig, tenzij de volmachtgever de rechtshandeling alsnog bekrachtigt (artikel 3:69 BW). Het artikel strekt ertoe te voorkomen dat de gevolmachtigde op de inhoud van de rechtshandeling invloed ten eigen bate kan uitoefenen (
ECLI:NL:HR:2012:BT6947).
4.24.
De rechtbank zal de vraag of [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in strijd met het verbod van Selbsteintritt heeft gehandeld bij de pinopnames, bestelde bankbiljetten en girale overboekingen, hierna afzonderlijk beoordelen.
Pinopnames
4.25.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. stelt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] structureel contante gelden heeft opgenomen van de bankrekening van erflaatster, in totaal € 46.874,00, die hij nooit aan haar heeft afgedragen. [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] heeft het geld overgeboekt van de kredietfaciliteit van erflaatster (de Keuze Plus Hypotheek) naar haar betaalrekening, waarna hij dit contant heeft opgenomen.
4.26.
[eiser in conventie, gedaagde in reconventie] voert aan dat de pinopnames in overleg met erflaatster zijn gedaan en dat de gelden bedoeld waren voor een verbouwing van de woning van erflaatster. Aangezien de verbouwing niet heeft plaatsgehad, zijn de gelden op haar verzoek in een safeloket in haar woning gelegd. [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] stelt op grond van de volmacht bevoegd te zijn tot het doen van de pinopnames, giften en het ophogen van het krediet, ook ten behoeve van zichzelf.
4.27.
De rechtbank stelt vast dat niet is weersproken dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de gelden heeft gepind.
Ten aanzien van de stelling dat de pinopnames bedoeld waren voor een verbouwing en later in een safeloket zijn geplaatst, overweegt de rechtbank dat dit niet strookt met de visie van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] dat erflaatster niet meer zelfstandig in haar eigen woning kon blijven wonen. Dit blijkt uit de procedure waarin [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de rechtbank heeft verzocht om hem als mentor te benoemen (productie 10 en 11 bij antwoord tevens eis in reconventie), welke procedure is ingeleid kort nadat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] het overgrote deel van de pinopnames heeft verricht. Indien het de bedoeling was dat erflaatster naar een verzorgingstehuis zou gaan, komt een verbouwing van haar woning enkel en alleen aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zelf ten goede. In ieder geval zou erflaatster daar geen baat meer bij hebben gehad. De rechtbank acht deze verklaring van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] dan ook zeer ongeloofwaardig.
4.28.
Dat de gelden in een safeloket in de woning van erflaatster zijn gelegd en zo alsnog aan haar ten goede zijn gekomen, heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. gemotiveerd weersproken. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. heeft twee schriftelijke verklaringen overgelegd van [familielid 1 gedaagde] en [familielid 2 gedaagde] , die beiden verklaren niets in de safeloket te hebben aangetroffen (aanvullende productie 26 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q.). Het is in beginsel aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] als gevolmachtigde om te stellen en bij voldoende betwisting te bewijzen dat hij de gelden die hij voor de volmachtgever heeft geïnd ook aan haar heeft afgedragen. Om tot bewijslevering te worden toegelaten, is vereist dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] daartoe voldoende heeft gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval, aangezien [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ten aanzien van zijn stelling dat de gelden in een safeloket in de woning van erflaatster zijn gelegd, geheel onvoldoende heeft gesteld. Zo heeft [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] niets gesteld over wanneer erflaatster dit verzoek zou hebben gedaan, wanneer hij de gelden in de kluis zou hebben gelegd en wie daarbij aanwezig waren. Nu [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de drempel van de stelplicht niet heeft gehaald, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. De rechtbank zal daarom aan deze (blote) stelling voorbijgaan.
4.29.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet kan worden aangenomen dat de pinopnames aan erflaatster ten goede zijn gekomen, hetgeen met zich brengt dat er van uit zal worden gegaan dat de gelden aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ten goede zijn gekomen. Voor zover het betoog van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] aldus moet worden opgevat dat hij van mening is dat hij op grond van de volmacht bevoegd was het krediet op te hogen en de gepinde bedragen voor zichzelf te houden, dient beoordeeld te worden of dit gelet op het verbod van Selbsteintritt zoals bedoeld in artikel 3:68 BW is toegestaan.
4.30.
De wet bepaalt dat een gevolmachtigde ( [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ) slechts als wederpartij van de volmachtgever (erflaatster) kan optreden, wanneer de inhoud van de te verrichten rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat, dat strijd tussen beider belangen uitgesloten is (artikel 3:68 BW). De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval strijd tussen de belangen van erflaatster en [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] niet kan worden uitgesloten. De belangen van erflaatster en [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] staan in feite lijnrecht tegenover elkaar, nu het hier gaat om aanzienlijke bedragen waarmee [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de kredietfaciliteit van erflaatster heeft verhoogd. Feitelijk gaat het om vermogen waarover erflaatster niet beschikte. Hierdoor is [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] er beter van geworden en erflaatster juist slechter. [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] stelt enerzijds dat de gelden in overleg met erflaatster zijn opgenomen, met andere woorden dat er toestemming is gegeven. Anderzijds stelt [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] dat, voor zover niet komt vast te staan dat de gelden aan erflaatster zijn toegekomen, die als een gift aan hemzelf zijn te kwalificeren en dat hij daartoe op grond van de verleende volmacht bevoegd was. Naar het oordeel van de rechtbank volgt ook daaruit al dat de rechtshandeling waar het hier om gaat althans zou moeten gaan niet zo nauwkeurig vaststaat dat strijd tussen de belangen van erflaatster en [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] is uitgesloten. Dat betekent dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] als gevolmachtigde in beginsel niet als wederpartij van erflaatster als volmachtgever kan optreden zonder het verbod van Selbsteintritt te schenden.
4.31.
Vervolgens is de vraag of een uitzondering kan worden gemaakt omdat erflaatster anders heeft bepaald. [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] stelt dat dit het geval is en verwijst naar de tekst en inhoud van het levenstestament zoals weergegeven onder r.o. 4.20. van dit vonnis.
4.32.
De rechtbank overweegt dat een algemene volmacht niet zonder meer ook de bevoegdheid tot Selbsteintritt geeft. [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] was conform de verleende volmacht bevoegd tot het gebruik van de bankrekeningen en de kredietfaciliteit van erflaatster, maar wel voor zover dit in het belang was van erflaatster. Naar het oordeel van de rechtbank is het ophogen van het krediet met bedragen van zulke omvang niet in het belang van erflaatster, omdat zij hier enkel nadeel van ondervindt doordat zij over de hoogte van het verstrekte krediet rente is verschuldigd. De mogelijkheid voor [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] om op grond van de volmacht aan hemzelf te schenken wordt beperkt door een voorwaarde die daaraan is gekoppeld, namelijk dat het doen van die giften voor erflaatster belastingtechnisch gunstig zijn of tot een vermindering van haar eigen bijdrage voor – kort gezegd – huisvesting, levensonderhoud of verzorging en/of verpleging leiden. Niet is gesteld of gebleken dat daar sprake van is. Daarbij geldt dat erflaatster feitelijk niet over deze gelden beschikte, zodat het ophogen van het krediet per saldo nooit tot enig belastingvoordeel of een vermindering van de eigen bijdrage had kunnen leiden. De rechtbank concludeert dat erflaatster ten aanzien van de Selbsteintritt niet anders heeft bepaald, althans niet op die wijze die [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] voorstaat.
4.33.
Wat resteert is naar het oordeel van de rechtbank een blote stelling van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] dat de pinopnames in overleg met erflaatster hebben plaatsgehad. Daar staat tegenover dat niet is weersproken dat erflaatster het levenstestament heeft ingetrokken, dat zij haar testament heeft gewijzigd en een passage heeft opgenomen over ontvreemding door [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] en dat zij hiervan uitgebreid aangifte heeft gedaan bij de politie. Dit alles in samenhang bezien kan er in ieder geval niet zonder meer toe leiden dat aannemelijk is dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de gelden door middel van het ophogen van het krediet in overleg met erflaatster heeft opgenomen en aan hemzelf mocht schenken. Daarvoor heeft [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] naar het oordeel van de rechtbank uiterst onvoldoende gesteld. Daarom zal de rechtbank ook aan deze stelling voorbijgaan.
4.34.
Het voorgaande leidt ertoe dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in strijd heeft gehandeld met het verbod van Selbsteintritt, zodat deze (rechts)handelingen nietig zijn. Daaruit volgt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de gepinde bedragen groot € 46.874,00, aan de (executeur van de) nalatenschap dient te vergoeden. De rechtbank wijst de vordering toe.
Bestelde bankbiljetten
4.35.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. stelt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] het krediet van erflaatster heeft verhoogd en bij de bank eurobiljetten heeft besteld voor € 16.000,00 die hij ook zelf in ontvangst heeft genomen (productie 20 bij antwoord tevens eis in reconventie). Erflaatster verbleef op dat moment in een revalidatiecentrum. De gelden zijn nooit aan haar afgedragen, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q.
4.36.
[eiser in conventie, gedaagde in reconventie] stelt dat de gelden aan hem zijn geleend voor de aankoop van een auto, dat hij al € 4.900,00 heeft terugbetaald, waarna het restant door erflaatster is kwijtgescholden.
4.37.
De rechtbank stelt vast dat niet is weersproken dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de bankbiljetten heeft besteld en bij de bank in ontvangst heeft genomen. Dat er een geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen waarvan een restant is kwijtgescholden, is een bevrijdend verweer. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de stelplicht en draagt hij de bewijslast van die stellingen.
4.38.
Ter zitting heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. bevestigd dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in de periode van 2018 tot en met 2021 nagenoeg maandelijks bedragen heeft overgemaakt naar de bankrekening van erflaatster tot een totaal van € 4.400,00. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank afdoende dat sprake was van een geldleningsovereenkomst en dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] gehouden was tot terugbetaling daarvan. Ten aanzien van de vraag of erflaatster het meerdere boven het bedrag van € 4.400,00 heeft kwijtgescholden, heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. aangevoerd dat de laatste terugbetaling door [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in juli 2021 heeft plaatsgevonden terwijl erflaatster al in mei 2021 aangifte heeft gedaan tegen [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] van verduistering. Daarmee heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. de stelling van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd weersproken, omdat niet aannemelijk is dat erflaatster na het doen van aangifte jegens [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] alsnog aan hem zou schenken. Daartegenover heeft [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit het tegendeel zou kunnen blijken, namelijk dat erflaatster alsnog aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] heeft willen schenken. Op grond daarvan concludeert de rechtbank dat aan de bewijsfase niet wordt toegekomen.
4.39.
Dat leidt ertoe dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] op grond van de geldleningsovereenkomst is gehouden om het meerdere boven € 4.400,00 aan (de executeur van) de nalatenschap terug te betalen (artikel 7:129 BW). Dat brengt met zich dat de vraag of [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in strijd heeft gehandeld met het verbod van Selbsteintritt en of er sprake is van onverschuldigde betaling verder geen beoordeling behoeft. De rechtbank wijst de vordering, groot € 11.600,00, toe.
Girale overboekingen
4.40.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. stelt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] na ophoging van het krediet in totaal € 10.000,00 aan girale overboekingen heeft verricht waarbij hij de ontvanger was en waar geen rechtsgrond aan ten grondslag lag. Bij de omschrijving van de transactie is telkens vermeld “
schenking van mama aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]”, maar erflaatster heeft nooit aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] willen schenken. Dat blijkt uit het verweerschrift van erflaatster in de verzoekschriftprocedure met betrekking tot het mentorschap (productie 11 bij antwoord tevens eis in reconventie) en de aangifte (productie 22 bij antwoord tevens eis in reconventie). De overboekingen zijn dan ook onverschuldigd betaald, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q.
4.41.
[eiser in conventie, gedaagde in reconventie] voert aan dat het de uitdrukkelijke wens was van erflaatster om bij leven fiscaal gunstig aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] te schenken als haar vermogen dit toeliet, wat ook blijkt uit het levenstestament van erflaatster.
4.42.
De rechtbank stelt vast dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] niet heeft weersproken de girale overboekingen aan hemzelf te hebben verricht. De rechtbank overweegt dat, aangezien de gelden voor de overboekingen zijn verkregen doordat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] het krediet van erflaatster heeft verhoogd, ook in dit geval de belangen van erflaatster en [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] lijnrecht tegenover elkaar staan en strijd tussen die belangen niet kan worden uitgesloten (zie r.o. 4.30. van dit vonnis). Dat brengt met zich dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] bij deze girale overboekingen in beginsel niet als wederpartij van erflaatster kan optreden zonder het verbod van Selbsteintritt te overtreden. [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] verwijst ook hier naar de inhoud van het levenstestament en stelt dat erflaatster anders heeft bepaald. De rechtbank overweegt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] op grond van het levenstestament bevoegd was aan hemzelf te schenken onder de voorwaarde dat dit voor erflaatster belastingtechnisch gunstig zou zijn of zou leiden tot een vermindering van de eigen bijdrage voor huisvesting, levensonderhoud of verzorging en/of verpleging (zie r.o. 4.32. van dit vonnis). Ook in dat kader is hierover niets gesteld of gebleken. Het staat buiten kijf dat het ophogen van krediet per saldo nooit tot enig belastingvoordeel of een vermindering van een eigen bijdrage kan leiden. Dat erflaatster de uitdrukkelijke wens had om aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] te schenken anders dan zoals dit is verwoord in het levenstestament valt ook niet in te zien, omdat haar vermogen dit zonder het krediet aanzienlijk op te hogen kennelijk niet toeliet. Daarom is de rechtbank van oordeel dat erflaatster ten aanzien van de Selbsteintritt niet anders heeft bepaald, althans niet op die wijze die [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] voorstaat.
4.43.
Hieruit volgt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] middels de girale overboekingen in strijd heeft gehandeld met het verbod van Selbsteintritt, zodat in het midden kan blijven of de overboekingen al dan niet onder uitsluitingsclausule zijn gedaan. Dit betekent deze rechtshandelingen nietig zijn, zodat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] het bedrag van € 10.000,00 aan de (executeur van de) nalatenschap terug dient te betalen. De rechtbank wijst de vordering toe.
Vóór de volmachtverlening
4.44.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. stelt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in totaal € 26.050,00 van erflaatster heeft ontvreemd door middel van girale overboekingen en pinopnames. Hierdoor handelt [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] jegens erflaatster onrechtmatig en er is sprake van onverschuldigde betalingen, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q.
Girale overboekingen
4.45.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. stelt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] € 20.000,00 aan hemzelf heeft overgeboekt onder vermelding van de omschrijving “
schenking van mama aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]”, maar dat erflaatster nooit aan hem heeft willen schenken. De gelden zijn onverschuldigd betaald, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q.
4.46.
[eiser in conventie, gedaagde in reconventie] voert aan dat erflaatster de wens had om bij leven aan hem te schenken.
4.47.
Dat erflaatster de wens had om aan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] te schenken, heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd weersproken. Uit het verweerschrift van erflaatster in de verzoekschriftprocedure met betrekking tot het mentorschap (productie 11 bij antwoord tevens eis in reconventie) en de aangifte (productie 22 bij antwoord tevens eis in reconventie) blijkt die uitdrukkelijke wens niet en [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit het tegendeel zou kunnen blijken. Dat erflaatster in 2017 een algemene volmacht heeft verleend waarin de mogelijkheid tot het doen van schenkingen onder voorwaarden is opgenomen, kan een aanwijzing zijn maar zegt niets over de periode daaraan voorafgaand. [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] erkent dat hij de girale overboekingen en pinopnames zelf heeft gedaan, maar zegt dat dat in overleg met moeder was. Verder geeft hij geen enkele onderbouwing voor zijn stelling en voert hij geen enkel verweer, hetgeen wel op zijn weg had gelegen, zeker in het licht van hetgeen hiervoor reeds is overwogen. De rechtbank gaat derhalve aan zijn stelling voorbij waarbij aan bewijslevering niet wordt toegekomen omdat hij daarvoor onvoldoende heeft gesteld.
4.48.
Nu vast is komen te staan dat aan de girale overboekingen geen rechtsgrond ten grondslag ligt, is de rechtbank van oordeel dat die gelden onverschuldigd zijn betaald. Dit betekent dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de gelden aan de (executeur van de) nalatenschap moet terugbetalen. De rechtbank wijst de vordering toe.
Pinopnames
4.49.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. stelt dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW door het krediet van erflaatster op te hogen, de gelden van € 6.050,00 contant op te nemen en niet aan haar af te dragen. Dit handelen voldoet aan de delictsomschrijving van de artikelen 310 en 321 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), maakt een inbreuk op het eigendomsrecht van erflaatster en is in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt. Op grond daarvan dient [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de schade, aldus de pinopnames, te vergoeden, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q.
4.50.
[eiser in conventie, gedaagde in reconventie] voert aan dat de pinopnames in overleg met erflaatster zijn gedaan.
4.51.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag of het handelen van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] voldoet aan de delictsomschrijving van de artikelen 310 en 321 Sr niet ter beoordeling is van de civiele rechter. Nu er nog geen strafrechtelijke veroordeling van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ligt, kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] zich schuldig heeft gemaakt aan die delicten. Ook zonder een strafrechtelijke veroordeling kan echter sprake zijn van een onrechtmatige daad die leidt tot een verplichting tot schadevergoeding.
4.52.
De rechtbank stelt vast dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de pinopnames niet weerspreekt, maar stelt dat deze in overleg met erflaatster hebben plaatsgevonden. Of [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] bedoelt te stellen dat hij hierover afspraken heeft gemaakt met erflaatster of dat erflaatster hiervoor toestemming heeft gegeven, is niet duidelijk. Daaruit blijkt al dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ook hier geheel onvoldoende heeft gesteld, nu hij geen feiten en omstandigheden heeft aangedragen waaruit dat overleg met erflaatster zou kunnen blijken. Zoals reeds overwogen in r.o. 4.33. van dit vonnis, staat daar tegenover dat erflaatster de volmacht heeft ingetrokken, haar testament heeft gewijzigd en aangifte heeft gedaan bij de politie. Dit alles in samenhang bezien kan er daarom niet zonder meer toe leiden dat aannemelijk is geworden dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de gelden, waarover erflaatster niet beschikte anders dan door ophoging van het krediet, in overleg met haar heeft opgenomen.
4.53.
Bij gebreke van overige verweren aan de zijde van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] kan niet worden vastgesteld dat de pinopnames in overleg met erflaatster, dat wil zeggen met toestemming, goedkeuring of medeweten van erflaatster, zijn gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] de gelden onrechtmatig aan de bankrekening van erflaatster heeft onttrokken. Hierdoor handelt [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] onrechtmatig jegens erflaatster in de zin van artikel 6:162 BW, omdat hij met dit handelen een inbreuk heeft gemaakt op de vermogensrechten van erflaatster. Dat brengt met zich dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] gehouden is de schade die erflaatster door dit handelen leidt, te vergoeden. De rechtbank wijst de vordering toe.
Proceskosten en nakosten
4.54.
Gelet op de familierelatie tussen erflaatster en [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in conventie en voorwaardelijk reconventie
Slotsom
4.55.
De rechtbank wijst de vordering van [eiser] in conventie, groot € 221.314,68, toe evenals de wettelijke rente vanaf 7 april 2022 tot aan de dag van volledige betaling over de hoofdsom, groot € 126.805,00, en de beslagkosten, groot € 2.272,36, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van volledige betaling.
4.56.
Rekening houdend met de erkende terugbetaling van € 4.400,00, wijst de rechtbank de vordering van [gedaagde] q.q. in voorwaardelijke reconventie, groot € 112.463,26 toe, evenals de wettelijke rente daarover met ingang van de data dat de transacties die aan dit bedrag ten grondslag liggen zijn verricht tot aan de dag van volledige betaling.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
veroordeelt [gedaagde] q.q. om aan [eiser] te verstrekken:
- de kopieën aangiftes inkomstenbelasting van vijf jaar voor overlijden;
- de aangifte- en (voorlopige) aanslag erfbelasting;
binnen 14 dagen nadat [gedaagde] q.q. deze bescheiden bij de Belastingdienst heeft opgevraagd en van de Belastingdienst heeft ontvangen;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
in conventie
5.3.
veroordeelt [gedaagde] q.q. tot betaling aan [eiser] van € 221.314,68, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 april 2022 over de hoofdsom, groot € 126.805,00, tot aan de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] q.q. in de beslagkosten, groot € 2.272,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in voorwaardelijk reconventie
5.6.
veroordeelt [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] tot betaling aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] q.q. althans aan de nalatenschap van erflaatster van € 112.463,26, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de data dat de transacties die aan dit bedrag ten grondslag liggen zijn verricht tot aan de dag van volledige betaling;
5.7.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in conventie en voorwaardelijk reconventie
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken op
19 april 2023 door mr. F.C. Alink-Steinberg.
JC