ECLI:NL:RBLIM:2023:2561

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
ROE 23/672
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor dakvervanging met asbest- en constructieve veiligheidsoverwegingen

Op 14 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het vervangen van een dak. De vergunninghouder had op 21 november 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd, die was verleend voor het vervangen van het dak van een pand in Maastricht. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, vroeg de voorzieningenrechter om de uitvoering van de vergunning te schorsen, omdat zij zich zorgen maakte over de vergroting van het dak, mogelijke asbestverspreiding en de constructieve veiligheid.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergroting van het dak beperkt was en expliciet vergund. Er waren geen aanwijzingen dat er risico's waren voor asbestverspreiding tijdens de werkzaamheden, en de vergunning was vanuit bouwtechnisch oogpunt correct verleend. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beoordeling in deze fase beperkt was tot de vraag of er reden was om de omgevingsvergunning te schorsen. De hoorzitting in bezwaar was gepland op 13 april 2023, en de voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was om de vergunning te schorsen.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Snijders, in aanwezigheid van griffier mr. A.E.M. Genders, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/672

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 april 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. R.H.J.G. Borger),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigden: mr. B. Van Aalst en T.F.P. Wetzels).
Als derde-partij heeft aan deze zaak deelgenomen: [naam vergunninghouder] , uit [woonplaats] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: D. Meijer).

Procesverloop

Bij besluit van 21 november 2022 heeft verweerder aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het vervangen van het dak aan de [adres 1] in [woonplaats] (het bestreden besluit).
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat het bestreden besluit wordt geschorst.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de partner van verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigden van verweerder en de gemachtigde van de vergunninghouder.

Overwegingen

Spoedeisend belang
1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Nu de vergunninghouder reeds is begonnen met de werkzaamheden neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan. Dit is overigens ook niet in geschil tussen partijen.

Waar gaat deze zaak over?

2. Op 21 september 2022 heeft de vergunninghouder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het vervangen van het dak van het pand gelegen aan de [adres 1] in [woonplaats] . Bij besluit van 21 november 2022 heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening. [1] Verweerder is daarbij afgeweken van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Heer- Scharn’. [2] Verweerder heeft het besluit op de aanvraag voorbereid met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure. [3]
3. Verzoekster woont aan de [adres 2] in [woonplaats] . Zij is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning. Zij voert aan dat sprake is van een vergroting van het bestaande dak (met extra schaduwwerking als gevolg) en zij maakt zich zorgen over het vrijkomen van asbest tijdens de werkzaamheden en over de constructieve veiligheid.
De beoordeling door de voorzieningenrechter
4. De beoordeling van de voorzieningenrechter heeft een beperkt karakter. Deze beoordeling betreft slechts de vraag of er reden is om het bestreden besluit te schorsen en daarmee de (bouw)werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning is verleend stil te leggen totdat verweerder op het bezwaar van verzoekster heeft beslist. De hoorzitting in bezwaar is gepland op 13 april 2023 en ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder de verwachting uitgesproken dat binnen een termijn van ongeveer twee weken daarna het besluit op bezwaar zal kunnen worden genomen. Dat betekent dat de voorzieningenrechter moet bepalen of tot die tijd geen gebruik mag worden gemaakt van de omgevingsvergunning.
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet.
Vergroting van het dak
6. Verzoekster voert aan dat in de ten behoeve van de vergunningaanvraag ingediende tekeningen, de bestaande situatie niet met de werkelijkheid overeenstemt (en de tekeningen ook op zichzelf een onjuist beeld suggereren). Volgens verzoekster is door de vergunninghouder als bestaande situatie de door hem gewenste situatie getekend en geeft de aanvraag daarmee een vertekend beeld. Het nieuwe dak wordt hoger, breder en anders van vorm dan het bestaande dak en is dus meer dan enkel vervanging van het bestaande dak. Verzoekster wijst erop dat een dergelijke uitbreiding niet is aangevraagd en dus ook niet is vergund en dat uitbreiding van het hoofdgebouw ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is toegestaan. Vergroting van het dak leidt tot extra schaduw en minder lichtinval op het perceel (het balkon) van verzoekster.
7. De voorzieningenrechter overweegt hierover als volgt.
7.1.
Hoewel in de aanvraag enkel is vermeld dat het gaat om vervanging van het bestaande dak, ziet de verleende omgevingsvergunning op de uitbreiding van het bestaande gebouw en is de vergunning juist om die reden, aangezien deze uitbreiding in strijd is met het bestemmingsplan, ook verleend voor de activiteit ‘het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’. De gronden van verzoekster die (enkel) erop zien dat ten onrechte niet de bestaande maten zijn aangehouden, kunnen daarom niet slagen. Dat in de aanvraag staat vermeld dat het gaat om het vervangen van het dak doet er niet aan af dat verweerder in het bestreden besluit expliciet een uitbreiding (en dus vergroting) heeft vergund. In dit verband heeft verweerder in de vergunning overwogen dat de aangevraagde activiteit in strijd is met het bestemmingsplan omdat uitbreiding van de bestaande bebouwing binnen de bestemming ‘Kantoor’ niet is toegestaan. Om die reden wordt met toepassing van de zogenoemde kruimelgevallenregeling van het bestemmingsplan afgeweken. Ter motivering staat in de vergunning: “
(…) Ophoging dak is marginaal. Het betreft enkel het opdikken van de constructie ten behoeve van isolatie. De verhoging heeft geen negatieve invloed op de ruimtelijke kwaliteit en heeft beperkte invloed op het straatbeeld (…)”.
7.2.
Wat ter beoordeling voorligt is de vraag of verweerder de uitbreiding, vanuit een goede ruimtelijke ordening en alle belangen afwegende, had mogen vergunnen. Verzoekster heeft als belang vanuit haar kant ingebracht schaduwwerking en vermindering van lichtinval. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de vermindering van lichtinval, door de beperkte vergroting/ wijziging van het dak en gelet op de ligging van de woning met balkon van verzoekster ten opzichte van dit dak, niet zodanig dat op voorhand moet worden geconcludeerd dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand kan houden. Daarbij weegt de voorzieningenrechter ook mee dat verweerder in dit verband beleidsruimte heeft. De voorzieningenrechter geeft verweerder wel mee om in het besluit op bezwaar een nadere belangenafweging te verrichten en de uitkomst daarvan te motiveren. In de motivering van de omgevingsvergunning is immers met name ingegaan op de ruimtelijke kwaliteit en het straatbeeld, maar niet op de gevolgen voor verzoekster. De vergroting van het dak is echter naar voorlopig oordeel niet zodanig dat in redelijkheid nu reeds kan worden gezegd dat verweerder op dit punt aan het belang van verzoekster zodanig zwaar gewicht moet toekennen dat de omgevingsvergunning niet in stand kan blijven.
7.3.
Het betoog van verzoekster slaagt niet.
Asbestinventarisatie
8. Verzoekster voert aan dat ten onrechte geen asbestinventarisatie is verricht. Verzoekster wijst erop dat het pand dateert uit begin twintigste eeuw, in ieder geval van (ver) voor 1994. Dat meer dan 10m3 sloopafval zal ontstaan, staat volgens verzoekster niet ter discussie. Op grond van het Bouwbesluit 2012 in relatie tot het Asbestverwijderings-besluit 2005 en het Arbeidsomstandighedenbesluit geldt volgens verzoekster derhalve een plicht tot een asbestinventarisatie door een daartoe gecertificeerde instantie, hetgeen verweerder klaarblijkelijk miskent. Dat visueel en niet door een gecertificeerde toezichthouder enkel geen asbesthoudend dakbeschot is waargenomen, doet daaraan volgens verzoekster niet af.
9. De voorzieningenrechter overweegt hierover als volgt.
9.1.
De voorzieningenrechter beperkt zich bij deze voorlopige beoordeling hangende bezwaar tot de juridische vraag of de omgevingsvergunning geschorst moet worden en dus feitelijk de vraag of de bouwwerkzaamheden ter uitvoering van die omgevingsvergunning gestaakt moeten worden. Hoewel de vraag of een asbestinventarisatie had moeten worden gedaan juridisch vooral relevant is in het kader van de sloopmelding [4] en een eventueel handhavingsverzoek, acht de voorzieningenrechter het voor beantwoording van de voormelde vraag of de uitvoering van de omgevingsvergunning gestaakt moet worden (door de schorsing van het bestreden besluit) wel van belang of die uitvoering en de voorbereidende werkzaamheden daarvoor naar redelijke verwachting een risico op verspreiding van asbest met zich meebrengen. Die vraag moet de voorzieningenrechter wel beantwoorden naar de huidige stand van zaken, waarbij van belang is dat de sloopwerkzaamheden al voor het grootste gedeelte zijn uitgevoerd. De voorzieningenrechter stelt vast dat inmiddels een toezichthouder van de gemeente een visuele inspectie heeft verricht. Deze toezichthouder kan worden beschouwd als voldoende deskundig om te kunnen inschatten of er wel of niet mogelijk asbest aanwezig is en of de werkzaamheden dus een risico op verspreiding van asbest kunnen inhouden. De toezichthouder hoeft daarvoor geen asbestkundige of -specialist te zijn, maar wel voldoende deskundig om te beoordelen of nader onderzoek naar mogelijk asbesthoudend materiaal aangewezen is. De toezichthouder heeft geconstateerd dat er geen risico is op asbesthoudend materiaal. De voorzieningenrechter ziet, ook in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd, onvoldoende aanleiding om aan die beoordeling te twijfelen. Dat betekent dat hetgeen verzoekster aanvoert geen aanleiding geeft voor toewijzing van het verzoek.
9.2.
Het betoog van verzoekster slaagt niet.
Constructieve veiligheid
10. Ter zitting heeft verzoekster nog aangevoerd dat door de werkzaamheden ter uitvoering van de verleende omgevingsvergunning gevaar ontstaat voor de constructieve veiligheid met mogelijke gevolgen voor haar eigen pand.
11. De voorzieningenrechter overweegt hierover als volgt.
11.1.
Verzoekster heeft ter zitting opgemerkt dat indien conform de constructieberekeningen wordt gehandeld dit geen gevaar oplevert. De voorzieningenrechter heeft geen aanwijzingen dat de omgevingsvergunning vanuit bouwtechnisch/ -constructief oogpunt niet verleend had kunnen worden of dat de vergunning op dit punt onjuistheden bevat. Indien verzoekster meent dat in afwijking van de omgevingsvergunning met bijbehorende constructieberekeningen en -tekeningen wordt gehandeld, kan zij een handhavingsverzoek indienen bij verweerder. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat op dit moment sprake is van gevaarzetting als gevolg van uitvoering van de werkzaamheden. Voor het schorsen van het bestreden besluit ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
11.2.
Het betoog van verzoekster slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.E.M. Genders, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2023.
de griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 14 april 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, eerste lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
3.Paragraaf 3.2 van de Wabo.
4.Zie artikel 1.26, zesde lid, en onder g van het Bouwbesluit 2012 en artikel 3, eerste lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.