Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
[eiser sub 3],
[eiser sub 4],
[eiser sub 5],
[eiser sub 6],
[eiser sub 7],
[eiser sub 8],
[eiser sub 9],
[eiser sub 10],
[eiser sub 11],
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 februari 2023 met producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord van VT;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 12 van LJR;
- de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 30 maart 2023, de daarbij door VT overgelegde nadere producties en de pleitnota’s van eisers en VT.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu het zogenaamde liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven voorziet in een forfaitair tarief voor die kosten en de rechtbank dat tarief pleegt te volgen, zijn die kosten nu al te begroten. De voorzieningenrechter zal de nakosten toewijzen, zoals nader in het dictum wordt bepaald.
- Veiligheidsbeoordeling (Hoofdstuk 7)
1. Informatieverzameling
2. Boordeling
3. Besluitvorming."
- De zorgen van LJR bestaan al sinds aanvang van de ondertoezichtstelling;
- De Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat hulpverlening in een vrijwillig kader afdoende en realistisch is, maar LJR is hiervan niet overtuigd;
- De rechtbank heeft geoordeeld dat de kinderen niet zijn misbruikt, dat er geen zorgen zijn over seksueel grensoverschrijdend gedrag en dat uit de gesprekken met de kinderen geen zorg naar voren is gekomen. LJR is van mening dat de rechtbank buiten haar expertise is getreden en haar conclusies niet heeft onderbouwd en is van mening dat het oordeel van de rechtbank herzien moet worden;
- De rechtbank heeft aan sommige aspecten geen aandacht besteed of daarmee onvoldoende rekening gehouden, daarom heeft LJR gebruik gemaakt van de herstelfunctie van het hoger beroep. In hoger beroep is LJR niet-ontvankelijk verklaard. LJR is niet gemachtigd om een nieuw verzoek tot ondertoezichtstelling te doen en de Raad voor de Kinderbescherming ziet daarvoor geen reden, zodat LJR zich genoodzaakt ziet de melding te doen bij VT;
- LJR benoemt in de melding een aantal ontwikkelingsgebieden waarop zich volgens
Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit de, ten tijde van de Veiligheidsbeoordeling beschikbare, informatie moet blijken van feiten en omstandigheden die niet reeds zijn meegewogen door de rechtbank, om in redelijkheid te kunnen concluderen dat sprake is van een redelijk vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling en vervolgens een onderzoek te starten ter bevestiging of weerlegging van dit vermoeden.
Met de veroordeling van[voorzieningenrechter: de voorganger]
op 31.12.2021 jl. is de zorg over de onveiligheid van betrokken kinderen bevestigd. De[ [buitenlandse voorzieningenrechter] ]
rechtbank achtte bewezen dat[de voorganger]
zijn slachtoffer (een inmiddels 23-jarig ex-lid en tevens ex-partner van[de voorganger]
) op haar 13e ontmaagdde en haar daarna telkens weer misbruikte op verschillende plaatsen. Hij werd veroordeeld voor 21 gevallen van seksueel misbruik waarbij het in sommige gevallen ging om zwaar misbruik van een minderjarige jonger dan 14 jaar. Voor een aantal gevallen die plaatsvonden in Nederland kon hij hier niet worden veroordeeld."(…)