ECLI:NL:RBLIM:2023:2464

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
03.025366.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een 54-jarige man in een ontuchtzaak met zijn minderjarige kind

Op 12 april 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 54-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige kind. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 maart 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, gebaseerd op de verklaringen van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent waren. Het slachtoffer had verklaard dat de verdachte in de periode van 23 april 2013 tot en met 23 april 2015 ontucht had gepleegd, wat bestond uit het slaan met zijn blote penis tegen haar blote vagina en het likken aan haar vagina.

De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de verklaringen van het slachtoffer niet ondersteund werden door ander bewijs. De rechtbank oordeelde dat de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer in twijfel getrokken moest worden, gezien de omstandigheden waaronder deze was afgelegd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende steunbewijs was voor de verklaringen van het slachtoffer, aangezien alle verklaringen in het dossier terug te voeren waren naar één bron, namelijk het slachtoffer zelf.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het tenlastegelegde feit niet bewezen kon worden en sprak de verdachte vrij. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 10.000,- gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter M.M. Beije, en de rechters C.J.M. Brands en W.H.B. Dreissen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.025366.22
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. van der Toorn, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 maart 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mevrouw [naam] , medewerkster slachtofferhulp. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte
met zijn minderjarige kind ontucht heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig bewijs is om de verdachte te veroordelen voor het tenlastegelegde. De verklaringen die het [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aflegt zijn betrouwbaar. [slachtoffer] verklaart gedetailleerd, consistent en authentiek. Haar verklaringen vinden steun in de gemoedstoestand van het slachtoffer wanneer ze over het tenlastegelegde vertelt tegen haar moeder en [stiefvader] . Voorts heeft de ex-partner van [moeder] verklaard dat het heel vaak is voorgekomen dat [slachtoffer] thuiskwam en bij haar schaamstreek heel rood was. Hij heeft dat zelf gezien.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit. De verklaringen van [slachtoffer] vinden geen steun in andere bewijsmiddelen. De verklaringen van moeder en de stiefvader kunnen niet als een zelfstandige tweede bewijsgrond worden aangemerkt, omdat de informatie afkomstig is van dezelfde bron. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij in de periode van 23 april 2013 tot en met
23 april 2015 ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind.
Op 26 augustus 2020 heeft bij de politie een informatief gesprek zeden plaatsgevonden met [slachtoffer] . Zij heeft in dit gesprek verklaard dat verdachte bij haar ontucht heeft gepleegd. Deze ontucht bestond uit met zijn blote penis tegen haar blote vagina slaan en het likken aan de vagina. Op 29 september 2020 heeft haar moeder hiervan aangifte gedaan.
De verdachte heeft ter terechtzitting en bij de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij ontucht met zijn minderjarige dochter heeft gepleegd.
Wettelijk kader
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de feiten en omstandigheden die door die getuige worden genoemd, op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 26 januari 2010, LJN BK2094). De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het voorgaande komt er
in concretoop neer dat de rechtbank niet alleen moet bepalen of de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is, maar ook moet beoordelen of voor die verklaring voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Betrouwbaarheid verklaring
De eerste vraag die zich aldus aandient is of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is. Hierbij is van belang op te merken dat de rechtbank bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de
inhoudvan de verklaring let op de volledigheid, accuraatheid en consistentie daarvan.
De rechtbank stelt vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] gelet op de omstandigheden waaronder zij deze verklaring heeft afgelegd. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat de verdachte en de moeder van [slachtoffer] ten tijde van eerste melding van [slachtoffer] op zeer gespannen voet met elkaar leefden en dat [slachtoffer] zich ten gevolge hiervan mogelijk in een loyaliteitsconflict bevond.
Voorts geeft zij aan dat zij in de hoek van de douche zat of lag en dat de verdachte op zijn knieën voor haar zat en dat hij met zijn penis tegen haar vagina sloeg. Nadere gegevens omtrent de feitelijke gang van zaken met betrekking tot het gestelde seksuele misbruik alsmede omtrent de inrichting van de douche ontbreken in het dossier. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat de gestelde handelingen hebben kunnen plaatsvinden.
Steunbewijs
Daarnaast zijn de verschillende verklaringen in het dossier allemaal terug te voeren naar één bron. Uit de verklaringen van de moeder van [slachtoffer] en haar [stiefvader] blijkt dat [slachtoffer] hun heeft verteld dat de verdachte met zijn penis tegen haar vagina had geslagen en dat hij haar heeft gelikt. Dat betekent dat hun wetenschap afkomstig is van [slachtoffer] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is om te komen tot een veroordeling van de verdachte.
De rechtbank acht derhalve, bij gebrek aan wettig bewijs, het tenlastegelegde niet bewezen. Zij zal verdachte daarvan vrijspreken.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade ter zake van het tenlastegelegde feit.
Gelet op het feit dat de verdachte van het tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegd;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] , in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. C.J.M. Brands en
mr. W.H.B. Dreissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 april 2023.
Buiten staat
Mr. C.J.M. Brands en mr. W.H.B. Dreissen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2013 tot en met 23 april 2015 in de gemeente Roermond ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer] , geboren op 23 april 2008, bestaande die ontucht hierin dat hij verdachte,
- met zijn blote penis tegen de blote vagina van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of getikt en/of
- aan de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt.